Het Theravadaboeddhisme in Myanmar (voorheen Birma) bevindt zich in een pijnlijke situatie. Het probeert op te krabbelen na decennia militaire dictatuur, na internationale isolatie en na voortdurend etnisch geweld. In dit artikel een schets van de geschiedenis van dit land in de achtertuin van China en een indruk van de invloed van de Sangha.
Het Pyu-volk, afkomstig uit Tibet of uit het noordoosten van India vormde de eerste bewoners van de geschreven geschiedenis van Birma. Zij stichtten stadstaten (2de eeuw v. C tot midden 11de eeuw) en namen het Theravadaboeddhisme over. Nu is 89% van de ruim 55 miljoen tellende bevolking boeddhist. Ook heeft het land het hoogste percentage monniken op de totale bevolking. Overigens is 4% van de bevolking christen en 4% moslim.
Het Bamar-volk uit Zuid-China stichtte het Pagan-koninkrijk (1044-1297). Langzamerhand verving hun Birmaanse taal en cultuur de invloed van de Pyu. Koning Anawratha (of Aniruddha), de eerste koning van Birma verenigde in 1057 het land. Na de Mongoolse invasie van 1287 bepaalden verschillende kleine koninkrijken het politieke landschap Myanmar.
Oorlogen
De Taungoo dynastie (1510-1752) herenigde het land en stichtte voor een korte tijd het grootste rijk van Zuidoost Azië. De expansionistische koning Bayinnaung (1550-1581) verenigde het land op hardhandige wijze. Bij zijn dood in 1581 strekte zijn rijk zich uit over bijna geheel Birma, delen van Thailand en Laos. De kostbare oorlogen ruïneerden echter de economie en de veroverde gebieden gingen weer verloren. Latere Taungoo koningen voerden hervormingen door en een vreedzamer en een bloeiend koninkrijk ontstond in de 17de en de vroege 18de eeuw. In de tweede helft van de 18de eeuw herstelde de Konbaung dynastie (1752-1885) het koninkrijk en verstevigde de macht van de centrale regering in de afgelegen gebieden. De dynastie vocht oorlogen uit met de omringende landen, versloeg tijdelijk Siam, onderwierp een groot deel van Laos en voerde vier succesvolle oorlogen tegen China.
De Anglo-Birmese oorlogen (1824-1826, 1852-1853 en 1885) leidden tot de kolonisatie door het Verenigd Koninkrijk in 1885. Birma werd een provincie van India en vanaf 1937 een kolonie met zelfbestuur.
Na de bezetting door Japan tijdens Wereldoorlog II werd het land in 1948 onafhankelijk van het Verenigd Koninkrijk. Voor de Britten was Birma de belangrijke achterdeur van de handel met China. In de Britse koloniale periode veranderde de agrarische samenleving van het land ingrijpend. De monarchie werd afgeschaft, staat en religie werden gescheiden en de Britten namen het bestuur van het land over. Ze voerden seculier onderwijs in en moedigden christelijke missionarissen aan om scholen te stichten. Indiërs kregen de ambtenarenbanen in Birma en de economische activiteiten van Indiërs en Chinezen werden bevorderd. Verdeel en heers was kenmerkend voor de bestuursstijl van de Britten, waarbij bepaalde bevolkingsgroepen werden bevoordeeld ten opzichte van anderen.
In het noorden van Birma duurde het verzet tegen de Britten tot 1890. De Britten traden hard op en vernietigden hele dorpen om guerrilla-activiteiten te stoppen. Onwillige dorpshoofden werden vervangen en met hun bewoners verplaatst naar andere delen van het land. Een strategie die de militaire junta later ook gebruikte.
Etniciteit
Geschat wordt dat meer dan 30% van de bevolking van Myanmar behoort tot een etnische minderheid. De regering erkent daarvan maar acht belangrijke etnische groepen met inbegrip van de Bamar, de meerderheidsgroep. Naast de Bamar zijn de Shan en de Karen (Kayin) de grootste etnische groepen. Kleinere groepen zijn bijvoorbeeld de Mon, de Chin, de Rakhine en de Rohingya.
Het land heeft een eeuwenlange geschiedenis van migratie en onderlinge conflicten van etnische groepen langs de steeds verschuivende grenzen van het land. In de Britse koloniale periode van 1820 tot 1948 werden de grenzen vastgelegd. In deze periode vielen vele van deze groepen alleen in naam onder de centrale regering in de hoofdstad Rangoon. Ver van deze hoofdstad hadden ze feitelijk een soort zelfbestuur met weinig toezicht.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten veel Birmezen aan de kant van de Japanners, terwijl veel etnische minderheidsgroepen juist trouw waren aan het Verenigd Koninkrijk. In beide gevallen was dit een uitdrukking van de wens onafhankelijk te zijn. De Birmezen wilden zich bevrijden van de Britten en de etnische minderheden van de Birmese dominantie. Omdat dat de anti-Britse sentimenten groot waren, sloot Birma na de onafhankelijkheid in 1948 zich niet aan bij het Britse Gemenebest, nu Gemenebest van Naties geheten.
Onafhankelijkheid
De Unie van Birma werd in 1948 onafhankelijk. De revolutionaire politicus en generaal Aung San wist met overleg de meeste etnische minderheidsgroepen ervan te overtuigen om zich aan te sluiten. De Panglong Agreement van 1947 omschreef de rechten van de minderheidsgroepen. Het gaf de Shan en de Karen de mogelijkheid om tien jaar na de onafhankelijkheid uit te treden. Deze grondwettelijke rechten zijn echter nooit helemaal gerespecteerd.
In 1948 werd Birma onafhankelijk onder leiding van U Nu, de beschermeling van de in 1947 vermoorde Aung San. Hij wordt gezien als de vader van het onafhankelijke Birma en is de vader van Aung San Suu Kyi. Bijna direct na de onafhankelijkheid braken er gewelddadige etnische conflicten uit.
In de jaren 1950 was er politieke en etnische onrust in het land. In 1958 nam generaal Ne Win de macht over, na de verkiezingen in 1960 kwam U Nu tijdelijk kort terug. In 1962 nam generaal Ne Win de macht weer over en begon de militaire dictatuur, die duurde tot 2010. Ne Win en zijn militairen richtten de Burma Socialist Programme Party op en volgden de ‘Birmese weg naar het socialisme’. De grondwet werd buiten werking gesteld, politieke partijen en de All Burma Student’s Union werden verboden, de pers gemuilkorfd en het land werd afgesloten van de buitenwereld. Mensenrechten werden geschonden, oppositie werd de kop ingedrukt en verzet militair onderdrukt. De generaal en zijn militairen hadden geen economisch inzicht en dreven het land naar een economische crisis.
In juli 1988 gaf Ne Win plotseling aan af te treden. Door de economische situatie en de hoop op politieke verandering brak er op 8 augustus 1988 een opstand uit, de ‘8888 Uprising’. Het leger begon te schieten op demonstranten, waarbij 3.000 doden vielen. Politieke activisten vluchtten naar het buitenland, maar de protesten gingen door en contacten werden gelegd met de etnische verzetsbewegingen. Aung San Suu Kyi werd gevraagd zich aan te sluiten bij de ontluikende democratiseringsbeweging, maar het regime stelde haar al snel onder huisarrest. Het riep de staat van beleg uit en de State Law and Order Council (SLORC) nam het bestuur van het land over. In 1990 werden er vrije en eerlijke meerpartijenverkiezingen gehouden. Echter, toen de National League for Democracy (NLD) van Aung San Suu Kyi overtuigend de verkiezingen won, weigerde het regime de macht over te dragen.
Generaal That Shwe werd in 1992 leider van de militaire junta. De door de junta opgerichte Nationale Conventie verklaarde in 1993 een nieuwe grondwet op te willen stellen en het land in zeven stappen voor te breiden op de terugkeer naar de democratie. Uit onvrede stapten leden van de National League for Democracy uit de conventie. In de jaren 1990 slaagde de junta erin een staakt het vuren af te spreken met een aantal opstandelingengroepen. In 1997 veranderde de SLORC zijn naam in de State Peace and Development Council (SPDC).
In september 2007 braken er grote protesten uit tegen enorme prijsverhogingen van brandstof: het begin van de Saffraan revolutie. In 2008 werd door middel van een referendum de nieuwe grondwet van de junta volgens het regime met 92,4% goedgekeurd en de opkomst zou 99% zijn geweest. Dit was echter volgens de mening van oppositiegroepen, waaronder de All Burma Monks’ Alliance en studentenorganisaties, een schijnvertoning. Grootschalige fraude en intimidatie werden geconstateerd. Begin mei van 2008 had het Congres van de Verenigde Staten de nieuwe grondwet van Myanmar en het referendum al veroordeeld. De Secretaris van de Verenigde Naties had de junta gevraagd het referendum helemaal uit te stellen, om zich te richten op hulpverlening na de cycloon Nargis, die enkele dagen voor het referendum huis hield in het land. Het regime weigerde het algemene uitstel.
Na de verkiezingen van 2010 werd de junta vervangen door een schijn-burgerregering. De door de militairen gesteunde Union Solidarity and Development Party (USDP) claimde 80% van de stemmen. De grondwet uit 2008 reserveerde hierbij meer dan een kwart van de parlementszetels voor het leger. Ook waren kandidaten voor de USDP recent ‘gepensioneerde’ militairen. Door de uitslag van de verkiezingen konden militairen en het aan de militairen gelieerde USDP samen onwelgevallige ontwikkelingen in het parlement blokkeren. De belangrijkste pro-democratie partij, de NLD, boycotte de verkiezingen. In 2010 constateerden oppositiegroepen verkiezingsfraude en intimidatie. Veel westerse landen noemden de verkiezingen noch vrij, noch eerlijk. China prees de junta voor de verkiezingen en de Chinese buitenlandse zakenwoordvoerder noemde het verloop ervan ‘betrouwbaar en gladjes’.
Veranderingen
Van 2010 tot 2015 vonden er belangrijke veranderingen plaats. Hieronder een aantal voorbeelden. In november 2010 werd het jarenlange huisarrest van Aung San Suu Kyi opgeheven. De oud-militair commandant Thein Sein werd in 2011 ingezworen als president. De nieuwe regering gaf duizenden gevangenen amnestie, waarbij politieke gevangenen werden vrijgelaten. De NLD werd geregistreerd als politieke partij voor de tussentijdse verkiezingen in 2012. In dat jaar, na een staakt het vuren met de Karen, werden ook prominente politieke gevangenen vrijgelaten, onder wie monniken van de Saffraan revolutie en activisten van diverse etnische groepen. De NLD won 43 van de 45 zetels tijdens de tussentijdse verkiezingen.
In 2012 brak in de Rakhine-staat geweld uit tussen boeddhisten en Rohingya’s. Particuliere kranten werden in 2013 na 50 jaar weer toegestaan, zo ook bijeenkomsten van meer dan vijf personen en vakbonden waren al eerder weer toegestaan. President Thein Sein waarschuwde dat de regering geweld zou gebruiken tegen politieke opportunisten en religieuze extremisten als ze haat zaaiden tussen religieuze groepen. Human Rights Watch gaf aan dat er bewijs is van medeplichtigheid van de regering aan etnische zuivering en misdrijven tegen de menselijkheid tegen moslims in de Rakhine-staat. De regering ontkende. In 2014 verlengde de VS sommige sancties met een jaar vanwege de mensenrechtenschendingen, maar ook in verband met de aanhoudende invloed van militairen op de politiek en de economie.
In november 2015 hield het land voor het eerst in tientallen jaren echte vrije verkiezingen. Het boeddhistische Committee for the Protection of Nationality and Religion (Mabatha), gesteund door onder andere Anshin Wirathu met zijn 969 Movement steunden de Union Solidarity and Development Party (USDP) gelieerd aan de militairen. De National League for Democracy (NLD) van Aung San Suu Kyi won met de absolute meerderheid de verkiezingen. Zij kon grondwettelijk geen president worden, omdat zij buitenlandse kinderen heeft. Dit artikel was door de junta speciaal met het oog op Aung San Suu Kyi in de grondwet opgenomen. In plaats van president werd ze in 2016 Adviseur van Staat en daardoor hoofd van de regering.
Monastieke rechtvaardiging
In zuid en zuidoost Azië steunden boeddhistische samenlevingen eeuwenlang op de monastieke rechtvaardiging. Dit geldt ook voor de militaire junta van Birma in de periode 1962 tot 2011. Deze junta bevorderde uitgebreide rituelen om het boeddhisme te vereren, bouwde boeddhistische pagodes en schrijnen voor relieken en nam deel aan boeddhistische ceremonies. Belangrijke politici schonken grote donaties aan monniken, die vaak ook leden waren van het State Sangha Maha Nayaka Comittee. Dit comité is aangesteld door de regering van Myanmar en bestaat uit monniken van hoge rang, ziet toe op de Sangha en grijpt in als monniken zich misdragen. Tijdens de Saffraan revolutie verbood het comité monniken om zich met seculiere zaken te bemoeien.
Het sociale kapitaal van het regime was direct verbonden met hun religieuze kapitaal. De rechtvaardiging ervan steunde op de erkenning door de Sangha. Jerryson schrijft in zijn boek If you meet the Buddha on the road: ‘Boeddhistische monniken zijn in een unieke positie om toe te staan, of niet toe te staan dat politici en militairen verdienste verwerven. Hierdoor kunnen zij de dictatuur steunen of bekritiseren.’
Saffraan revolutie
Nadat het regime op 15 augustus brandstofprijzen met 500% verhoogde, begonnen in augustus 2007 demonstraties. Ze werden geleid door studenten en pro-democratie activisten. Het regime greep hard in en protestleiders moesten onderduiken, omdat het regime op jacht naar hen ging. Ondanks de repressie kregen de protesten een nieuw elan door de demonstratie van monniken. Op 5 september 2007 protesteerde een groep monniken vreedzaam uit solidariteit in de straten van Pakokku, centraal Myanmar. Ze protesteerden uit solidariteit tegen de brandstofstijging en de stijgende kosten voor levensonderhoud. De politie reageerde bijzonder hardhandig. In Myanmar staat de Sangha in hoog aanzien en verontwaardigde jonge monniken organiseerden hun nationale protestbeweging.
Op 24 september demonstreerden tienduizenden monniken van de All Burma Monks Alliance in de straten van Rangoon. ‘Some marched with their alms bowls upside down and many initiated a boycott on donations from the junta. The monastic effort was dubbed the “Saffron Revolution” and represented a culmination of monastic frustrations, protest, and boycotts over the last two decades’
Op 26 september greep het regime hard in. Soldaten bestormden kloosters, 52 in totaal. Monniken werden gedwongen ontkleed, geslagen en geschopt en afgevoerd. Leger en politie sloegen in op demonstranten, beschoten monniken en demonstranten en voerden hen af in vrachtwagens. Arrestanten kregen geen medische hulp, werden gemarteld, kregen slecht te eten en te drinken en werden gevangen gehouden in overvolle, smerige ruimtes.
Ondanks het neerslaan van de demonstraties en grote militaire aanwezigheid in de straten van Myanmar’s belangrijkste steden bleef de bevolking vreedzaam verzet plegen.
Anti-moslim geweld
In de 8ste eeuw kwamen zeelieden en kooplieden uit het Midden-Oosten naar het boeddhistische koninkrijk Arakan, nu de Rakhine-staat genoemd. In de 17de eeuw volgden tienduizenden moslims uit het oosten van het huidige Bangladesh, slachtoffers van onder andere mensenjagers uit Arakan. De meerderheid van hen werd gedwongen zich te vestigen in het koninkrijk. Zij en hun afstammelingen worden Rohingya’s genoemd. In de Britse tijd kwamen honderdduizenden Bengali’s op zoek naar werk Arakan binnen. De koloniale economie groeide enorm, maar de bewoners van het oude koninkrijk geloofden dat deze ‘illegalen’ hun land en hun banen stalen. De Rohingya’s zijn een deel van de erfenis van het koninkrijk Arakan en blijven daarom het burgerschap opeisen en erkenning van de positie als een van de etnische groepen van Myanmar.
In de Rakhinestaat brak in 2012 anti-moslim geweld uit en het jaar daarop ook elders in Myanmar. De media hebben uitgebreid bericht over de ernstige humanitaire gevolgen. Achter dit geweld zat met name de invloed van de extreem-nationalistische monnik Ashin Wirathu en zijn 969 Movement. Hij laat zich trots de ‘Bin Laden van Birma’ noemen en zegt afkeer van geweld te hebben en een tegenstander van terrorisme te zijn. Een van zijn uitspraken over moslims is: ‘You can be full of kindness and love, but you cannot sleep next to a mad dog.’ Na de ‘Great Sangha Conference’ (2014), georganiseerd door de Sri Lankaanse ultranationalistische Bodu Bala Sena (BBS) zei Wirathu dat hij wilde samenwerken met BBS.
Overigens, president Thein Sein van Myanmar beschuldigde het zeer kritische Time Magazine (juli 2013) van belediging van het boeddhisme en het beschadigen van het verzoeningsproces in zijn land. Hij noemde Wirathu een zoon van de Boeddha en toegewijd aan de vrede. Ook is het relevant om te vermelden dat in augustus 2015 de ‘Race and religion protection laws’ goedgekeurd is door het parlement. Het Committee for the Protection of Nationality and Religion (Mabatha), boeddhistische monniken gesteund had die zich hiervoor bijzonder hard hadden gemaakt. ‘These bills risk deepening discrimination against minorities and setting back women’s rights in Myanmar,’ reageerde Yanghee Lee in mei 2015, de UN Special Rapporteur over de situatie van de mensenrechten in Myanmar. ‘At a time when thousands of Rohingya are already fleeing the country by boat, this sends precisely the wrong signal to these communities.’
Wirathu is een prominent lid van Mabatha, dat in 2012 ontstond uit 969 Movement. In mei 2017 gaf de State Sangha Maha Nayaka Committee de opdracht aan Mabatha de organisatie om zich te ontbinden. Het veranderde daarop zijn naam in Buddha Dhamma Charity Foundation, maar deze organisatie is eveneens verboden.
Sangha
Myanmar maakte een gestage groei mee van nationalistische sentimenten, gesteund door ultranationalistische organisaties als Mabatha. Dit is een collectief van hard-line nationalistische boeddhistische abten en invloedrijke monniken, die de religieuze tegenstellingen in het land voeden en met name die ten opzichte van moslims. Belangrijke personen uit Myanmar’s mainstream politieke en religieuze gemeenschappen, zoals de State Sangha Maha Nayaka Committee hebben zich in het openbaar tegen Mabatha uitgesproken. Wat de ultranationalistische groep voorstaat is niet representatief voor de Sangha en geeft ook niet de essentie van het boeddhisme weer, aldus de critici.
Tegenstand tegen dit hernieuwde boeddhistische nationalisme was beperkt, maar begon te groeien vanaf april 2014, schrijft Jerryson in het Postscript van zijn boek. Voor een groot deel was dit te danken aan de aanwezigheid van monniken die stem gaven aan deze acties. In mei 2014 publiceerden maatschappelijke groepen een open brief met kritiek op een van Mabatha’s vier wetten, namelijk de wet die interreligieuze huwelijken beperkt. Ashin Wirathu brandmerkte hen meteen als ‘verraders’ en sommige critici ontvingen doodsbedreigingen.
De ultranationalistische monniken demoniseren niet letterlijk moslims en hun verdedigers, maar als institutionele vertegenwoordigers van het boeddhisme zijn hun implicaties duidelijk en onontkenbaar. Ook kunnen zij met succes kritiek blokkeren, omdat boeddhisten het zich niet kunnen veroorloven om acties die bedoeld zijn om de religie te beschermen niet te ondersteunen.
De Sangha heeft de monastieke rol om het geloof te beschermen, maar beperkt ook de mogelijkheid van kritiek op anti-moslim sentimenten en openbare kritiek op monniken. Dit geldt ook voor het algemene verbod op het veroorzaken van een splitsing binnen de Sangha. Monniken met kritiek zijn kwetsbaar voor de beschuldiging een breuk te veroorzaken. Een citaat uit Jerryson’s boek: ‘In July 2013, one Burmese monk told an interviewer: “We dare not criticize the extremist monks because they are very strong. So if we make a move, a criticism, we are attacked from every side.” He offered examples of when some monks criticized the 969 Movement and were subsequently accused of not being “true Buddhists”.’
Internationaal Gerechtshof
Het West-Afrikaanse Gambia had namens de Organisatie voor Islamitische Samenwerking (OIC) in december 2019 bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag een zaak aangespannen, omdat de moslim Rohingya het slachtoffer waren van genocide. Aung San Suu Kyi vertegenwoordigde de regering van Myanmar. Het Internationaal Gerechtshof besloot op 23 januari 2020 unaniem dat Myanmar de Rohingya-bevolking moet beschermen en verdere genocide moet voorkomen. Daarbij is het de autoriteiten van het land verboden om bewijsmateriaal dat op mogelijke volkerenmoord kan wijzen, te vernietigen.
De huidige president van Myanmar is Win Myint, een voormalig politiek gevangene van de ‘8888 Uprising’ en vertrouweling van Aung San Suu Kyi. Hij volgde Htin Kyaw op die van maart 2016 tot maart 2018 president van Myanmar was en om gezondheidsredenen aftrad.
Sinds augustus 2017 zijn er meer dan 700.000 mensen vanwege ernstige schendingen van mensenrechten gevlucht naar onder andere het buurland Bangladesh. Dit is onder andere het gevolg van het hardhandige optreden van het Birmese leger. Rohingya mannen, vrouwen en kinderen werden vermoord en/of verkracht en dorpen werden platgebrand. Het legeroptreden was een reactie tegen de aanvallen van moslimactivisten op politieposten. De naar schatting 600.000 overgebleven Rohingya in Myanmar lopen groot gevaar vervolgd te worden.
De leider van Myanmar, Aung San Suu Kyi, verklaarde in december 2019 dat er een onvolledig en misleidend beeld werd geschetst van de gebeurtenissen in Rakhine. Ze noemde het een intern conflict, dat uitgelokt is door Rohingyagroepen. Tijdens de rechtszaak deelde ze mee dat de militaire leiders voor de rechter zouden worden gebracht als ze schuldig zouden worden bevonden en ‘bewezen oorlogsmisdaden zouden worden vervolgd binnen het eigen militaire rechtssysteem.’
Pon Souvannaseng is politicoloog en onderzoeker aan de University of Manchester. Zij schrijft in haar artikel ‘Rohingya genocide case: why it will be hard for Myanmar to comply with ICJ’s orders’ dat haar onderzoekservaring uitwijst dat veranderingen traag gaan in Myanmar, een land dat tientallen jaren in zijn ontwikkeling geremd is door internationale sancties en door een onderdrukkende autarkie. De benadering van het Internationaal Gerechtshof is volgens haar blind voor de context van Myanmar. De politicologe schrijft: ‘Het is een kwetsbare en zwakke staat waar de macht is gefragmenteerd en de regering intern verdeeld. Binnenlandse conflicten zijn schering en inslag in de regio en in de staten onder het federale systeem van het land. Er zijn honderden gewapende etnische groepen en paramilitaire milities die gesteund worden door het leger en de grensbewaking.’
De internationale berichtgeving heeft bovendien de opgelegde voorlopige maatregelen van het Internationale Gerechtshof op een simplistische manier neergezet als een ‘overwinning’ voor de internationale mensenrechten en als een ‘afgang’ voor Myanmar. Veel artikelen hebben de nadruk op de beschadigde reputatie van Aung San Suu Kyi en hebben haar afgeschilderd als medeplichtig aan volkerenmoord, aldus de politicoloog. Dit alles heeft Myanmar vervreemd van de noodzakelijke internationale betrokkenheid van met name de westerse democratische landen. Dit terwijl het land bezig is om uit een tientallen jaren durende isolement te komen. De aldus ontstane kloof zorgt voor problemen om de prodemocratische ontwikkelingen te kunnen ondersteunen en de Rohingya gemeenschap te helpen.
Souvannaseng windt er geen doekjes om: ‘Syuu Kyi not comparable to Serbia’s Slobodan Milosevic or Nazi Germany’s Adolf Hitler, who were both at the helm of coordinated machines of mass killing and wielded overwhelming control of civilian and military power.’
De ontstane kloof drijft Myanmar om nauwere banden met China te ontwikkelen. Dit land heeft vitale en strategische belangen in alle conflictgebieden van Myanmar waar kwetsbare minderheden zijn. Dit geldt ook voor de Rakhinestaat, waar China een belangrijke zeehaven wil ontwikkelen.
Aan het slot van haar artikel spreekt Pon Souvannaseng haar grote zorg uit: ‘Failing to substantively engage with the very real concerns and points of disagreement between the ICJ and Myanmar has the potential to further destabilise the country’s already delicate political, security and rights situation.’
Jerryson, M. If you meet the Buddha on the road. Oxford University Press, 2018
Aung Thwin, M. et al. Myanmar. Encyclopaedia Brittanica
Godrej, D. A short history of Burma. New Internationalist, 4-2008
Burmese voice anger on poll day. BBC News, 5-2008
Who are Burma’s minority groups? BBC News, 11-2010
https://www.bbc.com/news/world-asia-pacific-11620652
Pro-military party ‘wins’ Burmese election. BBC News, 11-2010
Timeline: Reforms in Myanmar. BBC News, 7-2015
Myanmar: UN rights experts express alarm at adoption of first of four ‘protection of race and religion’ bills. UNITED NATIONS HUMAN RIGHTS (2015)
Jacobson, G. The hateful monk. The New York Review of Books, 8-2017
Hunt. K. Rohingya crisis: ‘It’s not genocide,’ say Myanmar’s hard-line monks. CNN World, 11-2017
Moerbeek, K. Onwetendheid, hebzucht&haat. Boeddhistisch dagblad, 4-2017
Rosenthal, R. What is the connection between Buddhism and ethnic cleansing in Myanmar? Lion’s roar, 11-2018
https://www.lionsroar.com/what-does-buddhism-have-to-do-with-the-ethnic-cleansing-in-myanmar/
Lewis, C. Myanmar Court issues arrest warrant for firebrand buddhist monk Wirathu. Buddhist door global, 5-2019
Myanmar events of 2019. Human Rights Watch,
https://www.hrw.org/world-report/2020/country-chapters/myanmar-burma
Armed ethnic conflict in Myanmar. The diplomat 2015-2019
https://thediplomat.com/tag/armed-ethnic-conflict-in-myanmar/
De Greef, J. Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi verdedigt Myanmar tegen genocideklacht bij Internationaal gerechtshof in Den Haag. VRT NWS, 12-2019
Yan, S. et Smith, N. China’s Xi Jinping visits Burma in boost for Aung San Suu Kyi ahead of genocide ruling. The Telegraph, 1-2020
Bhadrakumar, M.K. The Myanmar-China is a setback for India. Asia Times, 1-2020
Monks in the frontline – Burma 2007
https://www.youtube.com/watch?v=YpfewfBcXRM
Saffron Revolution: A nonviolent Army for democracy 2011
https://www.youtube.com/watch?v=z1lmXnQldMY&list=RDz1lmXnQldMY&index=1