Een wijs man overweegt: “Als ik aan deze visie koppig zou vasthouden, de uitspraak zou doen: “Dit alleen is de waarheid, iets anders is onzin”, dan zou er onenigheid ontstaan met degene die zegt dat hij alles goedkeurt en met degene die zegt dat hij het ene goedkeurt en het andere afkeurt. Deze onenigheid leidt dan tot twistgesprekken; twistgesprekken tot ruzie en ruzie tot geweld. Dit voor zichzelf voorziend geeft en wijs man deze visie op.”
Andre Baets
Het jaar 2023 – dag 242 – prinsjesdagkoetsiermenner
Waarom zitten de menners er onbeschermd bij?
Somewhere over the rainbow, skies are blue.
Take care out-there.
‘Ik ben dit lichaam niet’ – astraal reizen of uittreding
Het was een heldere maanverlichte nacht. Me volledig bewust van wat er gebeurde bevond ik me plots, los van mij fysieke lichaam, zwevend in de voortuin. Ik wist perfect waar mijn fysiek lichaam was en ik was ook niet verbaasd over wat me overkwam. Door er enkel aan te denken verplaatste ik me zwevend voor- en achteruit. Tot een angstgevoel me plots overviel en ik als het ware terug naar mijn lichaam werd gezogen.
De Boeddha en de hertenvanger
Mara is geen vreemde voor de Boeddha; in werkelijkheid is hij Gotama’s (en in uitbreiding ieder van ons) conflicterende mens-zijn.
‘De gelijkenis van de zes dieren’
In dit geval voelt een monnik, na een vorm gezien te hebben met het oog, zich niet aangetrokken tot een aangename vorm en niet verstoord door een onaangename vorm. En hij leeft onbeperkt van geest met gecultiveerde aandacht voor het lichaam. En die bevrijding van het hart, waarvan hij in zijn denken zeker is en waarbij opgekomen onheilzame geestestoestanden volkomen ophouden, begrijpt hij overeenkomstig de werkelijkheid.
‘Ik walg van dit etter-lichaam, ziek en vergankelijk’
Het is dus tanha (begeerte, letterlijk: dorst) die de wezens voortstuwt in de keten van wedergeboortes: ‘Bij wie de dorst naar bestaan afgesneden is, wiens geest vredig geworden is, hij zal de keten der geboorten ontstijgen; voor hem is er geen wedergeboorte meer.
Omgaan met de (eigen) dood.
In dit verhaal komt de Boeddha nogal cru over. Eigenlijk geeft hij Kisa Gotami valse hoop. Hij stuurt haar weg om mosterdzaad wetende dat aan de situatie niets te veranderen valt. Hij kan haar zoontje, met of zonder mosterdzaad, nooit terug tot leven wekken, want die macht heeft hij niet. Hij is maar een mens zoals wij, geen god.
De Boeddha onderricht zijn zoon, Rahula (deel 2)
Door de dingen niet te zien zoals ze in werkelijkheid zijn en de vier edele waarheden in hun essentie niet te doorgronden, ontstaan er activerende factoren, conditioneringen en intenties die ons steeds weer tot karma producerend handelen en dus tot wedergeboorte drijven.
Alles wat ontstaat zal ook weer vergaan (oorzaak en gevolg)
De mentale vergiften zijn: zinnelijke begeerte (kamasava), verlangen naar bestaan (bhavasava), onwetendheid (avijjasava, in de zin van de grondoorzaak van alle lijden, van alle begeerte, van alle haat) en soms wordt hier als vierde het koesteren van opinies (ditthasava) aan toegevoegd.
‘Om de andere oever (nibbana) te bereiken dient het najagen van alle geneugten vermeden worden (2)’
Zondagmorgen ging ik al vroeg naar de bakker en zag een jongeman met een zak pistolets uit de bakkerij komen. Hij ging met onzekere stap, zich vasthoudend aan de gevel. Onmiddellijk kwam volgende gedachte bij me op: “Hoe is het toch mogelijk dat een jonge gast zo zijn leven en gezondheid vergooit door heel de nacht op café te zitten zuipen om dan ’s morgens, nog dronken naar de bakker te gaan”. Een gevoel van walging en afkeuring kwam bij me op. Ik had de jonge man al geklasseerd onder de hoofdding ‘losers’. Ondertussen was ik de winkel binnengestapt en hoorde de aanwezige klanten de jonge man prijzen om zijn moed en doorzettingsvermogen en dit omdat hij al zo snel na een hersenbloeding probeerde om zelfstandig te leven. Een gevoel van schaamte overviel mij. Hoe snel was ik niet geweest met (ver)oordelen, zonder niet eens de ware toedracht te kennen. Enkel afgaand op mijn eigen ervaringen, voorkeuren en conditioneringen. Nog steeds, als een ongewone situatie mijn aandacht trekt, probeer ik, met bovengenoemd voorval in het achterhoofd, niet te oordelen.
‘Om de andere oever (nibbana) te bereiken dient het najagen van alle geneugten vermeden worden (1)’
De Boeddha vergelijkt onze reis door samsara ( de aan ons verschijnende zintuiglijke wereld) regelmatig met het oversteken van een grote, immens brede stroom (cfr. de parabel van het vlot MN 22). Maar wat in dit sutta zo origineel is, is het feit dat hij het begeren van en verlangen naar de bevrediging van zintuiglijke prikkels vergelijkt met de lekken in een boot.
In de hal van het Huis met het Puntdak
Daar vraagt Sunakkhatta, een krijger van de Licchavi-stam die later tot de orde zou toetreden en de persoonlijke verzorger van de Boeddha zou worden, aan de Verhevene of alle monniken die beweren bevrijdend inzicht verkregen te hebben dit ook terecht beweren.