De gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog liggen in jaren ver achter ons en voor sommigen ook in lessen geleerd. De wereld is echter nog niet vrij van de dreiging van totalitaire regimes. In Europa glijden sommige landen langzaam af naar de status van illiberale democratieën, waar slechts lippendienst aan de democratische rechtsstaat wordt beleden. Daarom is het goed dat in 2021 Dirk Rochtus’ boek Naar de hel met Hitler, verzet in het Derde Rijk (1933-1945) verscheen. Dit artikel gaat met name over de verzetsgroepen de Kreisauer Kreis en de Weiße Rose en maakt dankbaar gebruik van dit boek.
De Duitse Rijkspresident Paul von Hindenburg stelde op 30 januari 1933 Adolf Hitler aan als rijkskanselier. Voor Hitler was de Rijksdagbrand in februari 1933 het excuus om de bevoegdheden van de Rijksdag drastisch in te perken. De opgepakte Nederlandse communist Marius van der Lubbe werd geëxecuteerd en zijn vier medeverdachten van de brand werden vrijgesproken. De communisten kregen de brand in de schoenen geschoven. Zij en andere tegenstanders van de nazi’s werden door de autoriteiten en de SA massaal en willekeurig gearresteerd, geïntimideerd en mishandeld. De KPD werd verboden en haar Rijksdagzetels vervielen.
Totalitaire staat
De Rijksdagbrandverordening en de Machtigingswet van maart 1933 vormden de feitelijke ontbinding van Rijksdag. De hierop volgende gelijkschakeling versterkte eens te meer de greep van de nazi’s en leidde tot de omvorming van Duitsland in een totalitaire staat. Iedere vorm van verzet werd nagenoeg onmogelijk, maar vond toch plaats. Historiek schrijft: ‘De eerste gevangenen in de concentratiekampen en de eerste slachtoffers waren … Duitsers. Het verzet in 1933 was door de bank genomen slap en voorzichtig. Zo weigerden communisten (KPD) en sociaaldemocraten (SPD) om nu eens voor één keer samen te werken.’
Dirk Rochtus schrijft op bladzijde 8 van zijn boek: ‘Het verzet was veelvormig en omvat heel wat meer dan kolonel Claus Schenk Graf von Stauffenberg, die op 20 juli 1944 een bomaanslag op Hitler pleegde, de studente Sophie Scholl die het verspreiden van regimevijandige pamfletten met haar leven bekocht en dominee Dietrich Bonhoeffer die contacten met het buitenland legde. Er waren talrijke officieren, ambtenaren, geestelijken, arbeiders en studenten die hun hachje riskeerden in hun zoektocht naar een alternatief voor Hitler.’
Institutioneel verzet kon niet ontstaan in het Derde Rijk, omdat de nazipartij en de staat met elkaar waren vervlochten. De instituties die buiten dit nationaalsocialistisch kader vielen, waren opgeheven (de politieke partijen), aan banden gelegd (de kerken) of waren voor Hitlers karretje gespannen (het reguliere leger). Het leger was de enige institutie die zijn machtsontplooiing had kunnen tegenwerken, aldus Rochus. Patriottisme en gehoorzaamheid maakte van het leger echter een gewillig werktuig voor Hitlers veroveringsplannen.
Natuurlijk waren er ook mensen die hun twijfels hadden, maar de meesten lieten zich tijdens de eerste jaren nog verleiden door Hitler. Hij leek hun droom van een sterk en machtig Duitsland te vervullen. Tegen de tijd dat hogere officieren beseften dat de Führer te ver ging, was het te laat en alleen een aanslag kon Duitsland nog redden van de ondergang. ‘Waar afvallige militairen – aarzelend nog – naar het zwaard grepen, hanteerden leden van de hogere burgerij het woord om denkbeelden voor een bevrijd Duitsland neer te pennen. Er waren studenten die analyses in de pamfletvorm schreven en er liepen jongeren rond die met hun dwarse gedrag ‘de bazen van het regime het bloed onder de nagels vandaan haalden.’
Het verzet was ideologisch links (marxistisch) en rechts (nationaalconservatief). Hitlers conservatieve tegenstanders waren in tegenstelling tot de sociaaldemocraten meestal geen democraten in de huidige betekenis. Ze deelden Hitlers afkeer van het Verdrag van Versailles van 1919 en waren ook niet rouwig over de ondergang van de Weimarrepubliek. Christenen en liberalen namen een eigen positie in. Wat het verzet verbond was dat Hitler het geloof in vrijheid en rechtvaardigheid had geschonden.
Kreisauer Kreis
Tijdens de oorlog kwamen in het slot Kreisau in Kreisau, het huidige Poolse Krzyżowa, enkele tientallen personen uit de Duitse maatschappelijke elite geregeld bijeen om te discussiëren en om plannen te ontwerpen voor een bevrijd Duitsland. Zij bespraken hoe ‘de kernbeginselen van het socialisme – de solidariteit – en het liberalisme – de individuele verantwoordelijkheden – op elkaar konden worden afgestemd’, bladzijde 115. Kenmerkend voor deze cirkel was het streven naar compromis en consensus, waaraan talloze, moeizame gesprekken en vergaderingen voorafgingen.
De twee kopstukken van de cirkel Helmuth James Graf von Moltke en Peter Graf York von Wartenburg stamden uit glorierijke Pruisische families. Zij wezen vanuit hun liberaal-conservatieve instelling het nazisme af. Tijdens de oorlog werkten ze als juristen bij het opperbevel van het leger. Moltke’s expertise was het volkenrecht en de voormalige Gestapo-agent en latere verzetsstrijder Hans Bernd Givesius ‘noemde Wartenburg een ‘socialistische graaf.’
Recht en moraliteit
De Kreisauer Kreis liet veel documenten na en briefwisselingen tussen Moltke en zijn medestanders. Rochtus haalt op bladzijde 120 van zijn boek een brief aan van Moltke uit juni 1940 gericht aan Wartenburg over het drieledige doel van de staat. ‘Ten eerste diende de staat tussen de mensen zodanige verhoudingen te scheppen dat de ‘enkeling bevrijd is van alle vrees in volle vrijheid en toch zonder schade voor zijn naasten vermag te leven en handelen.’ Ten tweede diende de staat de enkeling zoveel steun te geven dat hij ‘lichaam, geest en verstand ongehinderd gebruiken en ontwikkelen [kon] en hem ten derde zover te brengen dat hij ‘volgens de geboden van de rede’ zou leven. De staat is rechtvaardig, vatte Moltke kernachtig samen, wanneer hij de ‘behoeder van de enkeling’ is.’ Wartenburg antwoordde dat ‘recht en moraliteit onafscheidelijk samen horen en ook de staatswil zich moet onderwerpen aan de moraliteit.’
Actief verzet
Vanaf 1943 groeide bij veel deelnemers van de Kreisauer Kreise de bereidheid om actief in verzet te gaan. Vooral Helmuth James Graf von Moltke en Adam von Trott zu Solz zochten contacten met het verzet in Noorwegen, Denemarken en Nederland en met de geallieerden.
Na de Duitse nederlaag bij de Slag om Koersk in 1943 moest de Duitse burgerlijke oppositie rekening houden met de factor Sovjet-Unie bij de heropbouw van Duitsland. Bovendien hadden bij de Conferentie van Teheran in november 1943 Churchill, Roosevelt en Stalin hun geschillen bijgelegd en besloten dat de westerse geallieerden een tweede front (in Normandië) te openen met als doel de onvoorwaardelijke capitulatie van Duitsland.
Toen na de arrestatie van Moltke de cirkel uiteen viel, sloten enkelen zich aan bij de groep rond Stauffenberg en waren betrokken bij voorbereidingen van de aanslag op Hitler van 20 juli 1944. Na de mislukking van de aanslag moesten onder andere Moltke, Yorck en Trott hun verzet met hun leven betalen.
Weiße Rose
De ouderlijke gezinnen van de studenten van de Weiße Rose en hun latere mentoren behoorden niet tot de representatieve doorsnee van het Duitse verzet, maar tot een minderheid met uiteenlopende redenen voor het afwijzen van het nazisme. De Weiße Rose bestond uit de vijf studenten Willi Graf, Christoph Probst, Alexander Schmorell, Hans en Sophie Scholl en enkele professoren van de Universiteit van München, waaronder Kurt Huber en Carl Muth.
Motieven
Harald Steffahn schrijft op bladzijde 63 van zijn boek dat het getuigt van vervalsing van de werkelijkheid om de groep te persen in het politieke keurslijf van ‘antifascistische vredesstrijders’ en andere motieven uit het blikveld te verwijderen. Omgekeerd is het net zo onjuist al het politieke uit te sluiten en de Weiße Rose te plaatsen in de traditie ‘van de apolitieke, christelijke, idealistische, burgerlijke en zeer Duitse wereld.’ Hij schrijft: ‘Wohl waren die Münchener Nazigegner zum Teil unpolitisch, waren fundiert christlich, ausgesprochen idealistisch, entstammen bürgerliche Schichten und waren, wie den auch anders, sehr Deutsch.‘
Hans Scholl was als kind lid van de Hitlerjugend en ook zijn drie jaar jongere zus Sophie nam haar lidmaatschap van de Bund Deutscher Mädel erg serieus. Dit tot ongenoegen van hun vader. Ze waren in het begin enthousiast, maar haakten teleurgesteld af. In 1939 werden ze door de Gestapo gearresteerd, verdacht van het lidmaatschap van een illegale jeugdorganisatie, maar kregen amnestie. Sophie Scholl verliet in 1942 het ouderlijk huis om in München filosofie en biologie te studeren. Zij trok in bij haar broer, die er medicijnen studeerde net als Alexander Schmorell en Willi Graf, en werd al snel opgenomen in hun vriendenkring.
Pamfletten
Van juni 1942 tot februari 1943 drukten en verspreidden de groep zes anti-oorlogspamfletten in grote Duitse en Oostenrijkse steden. Van de eerste vier pamfletten werden er telkens een stuk of honderd per post verstuurd van ‘bestemmelingen uit een select burgerlijk milieu.’ Slechts een handvol jongeren was op de hoogte. De actie was zeer overzichtelijk en maar een op de drie bestemmelingen leverde het ontvangen exemplaar in bij de Gestapo.
In het tweede pamflet vermeldt de groep de moord op ‘driehonderdduizend Joden’ in het bezette Polen en de vernietiging van de adellijke Poolse jeugd. Hoe kan het Duitse volk apathisch blijven bij deze afschuwelijke misdaden? Citaat: ‘Maar ze kunnen zichzelf niet vrijpleiten, iedereen is schuldig, schuldig, schuldig! Maar het is nog niet te laat om deze afschuwelijkste aller gedrochten van regeringen uit de weg te ruimen, want we mogen niet nog meer schuld op ons laden.’
Op 23 juli 1942 werd een studentencompagnie opgeroepen voor dienst aan het oostfront, Hans Scholl, Alexander Schmorell en Willi Graf gingen voor vier maanden naar een veldhospitaal ten westen van Moskou, waar ze kennis maakten met de verschrikkingen van de oorlog en de onderdrukking van de Russische bevolking. Ook waren ze getuige van Jodenvervolging op hun doorreis via Warschau. Na hun terugkeer in Duitsland besloten ze de actieradius van hun verzetsgroep uit te breiden door contacten aan te knopen met verschillende universiteiten, van Saarbrücken tot Hamburg en Berlijn. Eind februari 1943 verdeelde de groep 2000 tot 5000 exemplaren van het vijfde pamflet. Daarin klaagden ze over de apathie van de Duitsers. Citaat: ‘Moeten we tot in lengte van dagen het door de hele wereld gehate en verstoten volk zijn? Nee! Daarom: laten we ons ontdoen van het nationaal-socialistische Untermenschentum! Bewijs met daden dat jullie anders denken!’
Begin februari 1943 nadat de Duitse troepen bij Stalingrad hadden gecapituleerd kalkte de groep de leuze ‘Nieder mit Hitler’ op tientallen, meestal openbare gebouwen en links en rechts van de ingang van de universiteit het woord ‘Freiheit’. Op andere gebouwen schilderden ze ook ‘Hitler Massenmörder’.
Ook kort na die nederlaag van de Duitse troepen in Stalingrad verspreidden Hans en Sophie Scholl het zesde en laatste pamflet in het gebouw van de Universiteit van München.
Twee citaten uit dit pamflet: ‘Driehonderdduizend Duitse mannen zijn door de geniale strategie van de korporaal uit de vorige Grote Oorlog zin- en roekeloos de dood en het verderf ingedreven. Führer, dank daarvoor!’
‘De Duitse naam blijft voor altijd geschonden als de Duitse jeugd niet eindelijk in opstand komt, tegelijkertijd wraak neemt en boete doet, haar pijnigers vermorzelt en een nieuw intellectueel Europa opbouwt. Studentes! Studenten! Het Duitse volk kijkt naar ons!’
Doodstraf
De datum van 18 februari 1943 was om twee redenen historisch. In München strooiden Hans en Sophie Scholl om 11.00 uur s‘ ochtends exemplaren van het zesde en laatste pamflet uit in de hal van de universiteit en werden opgepakt door de Gestapo. Om 17.00 hield Joseph Goebbels in het Berliner Sportpalast zijn beruchte rede ‘Wollt iher den totalen Krieg?’ en juichten 15.000 opgezweepte mensen hem toe met een overdonderend ‘ja’. Rochtus schrijft: ‘De actie in München verzandde in het niets, de rede in Berlijn krikte de oorlogsmoraal weer op.’
De beruchte rechter en president van het Volksgerichtshof Roland Freisler veroordeelde op 22 februari 1943 Sophie en Hans Scholl. Zij en Christoph Probst werden veroordeeld tot de guillotine en de doodstraf werd nog dezelfde dag uitgevoerd. Op 19 april werden Kurt Huber, Willi Graf en Alexander Schmorell ter dood veroordeeld.
In december 1943 strooiden Britse bommenwerpers duizenden afschriften van het laatste pamflet van de Weiße Rose uit boven Duitsland.
Conclusie
De tragedie van het Duitse verzet was de versplintering en het naast elkaar bestaan en opereren van de diverse verzetsgroepen, tot een bundeling kwam het niet. De oorzaken waren de ideologische verschillen, het gebrek aan efficiënte communicatiemiddelen en ‘het waakzame oog van het NS-apparaat.’ Het ontbrak het verzet aan organisaties om de massa te bereiken.
Die massa werd tijdens de vredesjaren van het Derde Rijk verleid door onder andere een zekere materiële welvaart en de nationale euforie, schrijft Rochtus en wie tijdens de oorlogsjaren niet meedeed was een nestbevuiler en verrader. Toen de oorlog dood en verderf zaaide in de bezette gebieden, aan de fronten en in Duitsland zelf, geloofden de meeste Duitsers in de eindzege van Hitler. Bovendien speelde Goebbels en andere nazibonzen in op ‘de angst van de gewone Duitsers die de Russen en de Joden zouden voelen omwille van wat het nationaalsocialistische regime allemaal aan misdaden had uitgespookt.’ Tot een volksopstand kwam het dus niet, maar desondanks redde het Duitse verzet in de ogen van het buitenland de eer van Duitsland. Het verzet huilde niet mee met de wolven in het bos.
Opmerkingen
Dirk Rochtus is hoofddocent aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. In 1996 werd hij doctor in de politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen.
Rochtus weidt in zijn boek van veertien hoofdstukken en ruim tweehonderdvijftig bladzijden uit over mensen die droomden van het omverwerpen van het Hitlerregime van binnenuit. Zij hadden hiervoor uiteenlopende motieven, liepen zeer grote risico’s en moesten het vaak met hun leven bekopen. Ook ontwierpen velen van hen een blauwdruk voor een bevrijd Duitsland, die aantoonbaar een inspiratie vormde voor de generatie die na de oorlog met een schone lei moest beginnen.
Harald Steffahn was een Duitse historicus, journalist en schrijver. Hij studeerde geschiedenis en politicologie in Hamburg en promoveerde. Die Die Weiße Roseis een van zijn belangrijkste werken.
Hij beschrijft in zijn boek de weg die het Münchense studentenverzet volgde en gaat in op de achtergronden van de belangrijkste leden ervan. In het middelpunt van zijn boek staat de levensgeschiedenis van broer en zus Hans en Sophie Scholl.
In BD verscheen in augustus 2022 De rafelkant van onze democratische rechtsstaat – Deel 3 dat gaat over weerbare democratie. Tijdens de Weimarrepubliek ontbrak het duidelijk aan zo’n weerbare democratie, omdat veel topfiguren, politici, leiders van maatschappelijke organisaties, tot aan rechters en militairen vanaf het begin vijandig stonden tegenover deze republiek. Een citaat uit het artikel: ‘Hoe kan de zelfverdediging van de democratie door burgers worden gegarandeerd? Hans-Gerd Jaschke auteur van het boek Streitbare Demokratie und innere Sicherheit noemt drie voorwaarden. Ten eerste moet de staatsbevolking zelfbewust zijn en een democratische grondhouding is hierbij vanzelfsprekend. Ten tweede moeten zij hun vertegenwoordigers controleren. Ten derde moet de staat bereid zijn om op een efficiënte wijze democratisch te handelen.’
Geef een reactie