Pas in de moderne tijd ontstond de boeddhistische moraalfilosofie als aparte tak van de filosofie. Buddhaghosa en Santideva zijn twee prominente boeddhistische (moraal)filosofen. Maria Heim wijdt haar boek Buddhist ethics aan deze twee filosofen. Zij is ‘professor of religion’ van het Amhurst College, Massachusetts, VS. Buddhagosha is de auteur van Visuddhimagga, vertaald als ‘Pad van Reiniging’. Het artikel hieronder geeft een inkijk in zijn opvattingen over moraliteit.
Buddhaghosa (= de stem van de Boeddha) is een vijfde eeuwse Indiase boeddhistische geleerde, filosoof en een belangrijke Pali commentator. Over zijn leven zijn veel legendes bekend, maar weinig informatie die betrouwbaar is. Wetenschappers zijn het oneens over zijn geboorteplaats, maar weten wel dat hij naar Anuradhapura in Sri Lanka reisde. Daar, in de Anuradhapura Maha Viharaya, vertaalde hij de Singalese commentaren op de Pali canon in het Pali.
Hij werd bekend met zijn Visuddhimagga. Auteur Maria Heim van Buddhist ethics schrijft: ‘Buddhagosha was de voornaamste commentator van de geschriften van de theravada traditie en schreef een uitgebreid verslag over het morele en religieuze leven, het Pad van Reiniging, dat tot op de dag van vandaag zeer invloedrijk is in de hedendaagse theravada traditie.’
Volgens Heim bestaat er onder onderzoekers van het boeddhisme overeenstemming dat boeddhistische geleerden geen systematische verhandelingen geven die morele principes en morele idealen rechtvaardigen met behulp van abstracte rationele redeneringen. Zij onderzoeken wel de psychologie van moreel gedrag, sporen aan tot moreel gedrag, stellen morele regels en normen en onderzoeken deugdzaamheid en morele ideeën. De reden is dat op het gebied van moraliteit de betrokkenheid van boeddhistische geleerden minder abstract was en meer gericht op de praktische doelen van morele en religieuze training en transformatie, aldus de auteur.
Pas in de moderne tijd is er een boeddhistische moraalfilosofie ontwikkeld als aparte tak van de filosofie. Sommige westerse geleerden hebben geprobeerd om op grond van impliciete of stilzwijgende boeddhistische morele denkbeelden in boeddhistische teksten een theorie te construeren, uitgaande van westerse theorieën over moraliteit. Het construeren van een op zichzelf niet bestaande boeddhistische moraalfilosofie heeft tal van bezwaren, aldus Heim. Zij noemt als voorbeeld dat de resultaten kunnen leiden tot één algemene alomvattende boeddhistische theorie, terwijl er binnen het 2.500 jaar oude boeddhisme een grote diversiteit bestaat aan culturen, tradities, scholen en opvattingen. In het Westen worden bepaalde westerse (moraal)filosofen en teksten bestudeerd met oog voor verschil en discussie, dus waarom boeddhistische ethiek anders benaderen?
De Vier Edele Waarheden
De Vier Edele Waarheden vormen samen het uitgangspunt van Buddhaghosa’s visie over hoe juist te leven. Maria Heim beschrijft deze waarheden, die een kader bieden voor het beoordelen van de menselijke staat (Eng. human condition). Ze zijn daarbij bovendien een reeks morele en contemplatieve praktijken om de menselijke conditie radicaal te veranderen. Omdat de lezer van het Boeddhistisch Dagblad bekend is met de waarheden hieronder een zeer beknopte uitleg.
Leven is niet uitsluitend lijden, voegt ze toe, en voor de gelukkigen zijn er veel momenten van geluk en plezier. Dit is echter eindig, want geluk is afhankelijk van allerlei omstandigheden waar we grotendeels geen greep op hebben. Het is daarom onmogelijk om geluk blijvend veilig te stellen en is daarmee ook een bron van lijden.
De derde waarheid geeft de oplossing voor het lijden: het einde aan het lijden. Dit is het stoppen met het eindeloos najagen van verlangens, die keer op keer frustraties kunnen veroorzaken. De vierde waarheid geeft ten slotte de manier aan hoe we het lijden kunnen beëindigen. Dit is door middel van ‘een serie van acht specifieke praktijken en heroriëntaties die een “pad” naar nirvana omvatten.’ Oftewel het Achtvoudige Pad. Verderop in dit artikel zien we dat Buddhagosha dit verder uitwerkt.
De auteur licht haar beschrijving toe. Ten eerste staat een moreel leven niet op zichzelf, maar is ingebed in een spirituele en religieuze reis (Eng. journey). Ongetwijfeld adviseerde de Boeddha ook ‘gewone’ mensen, die niet op zo’n veeleisende reis zijn. Wanneer hij met koningen sprak, had hij ook veel te zeggen over moreel staatsmanschap en over de contouren van een ideale maatschappelijke orde.
In de vroege boeddhistische traditie kwam de aandacht voor moraliteit vooral voor in de context van spirituele bevrijding. Het pad was oorspronkelijk gericht op mannen en vrouwen die het dagelijks leven achter zich hadden gelaten om zich als monnik en non ongestoord te wijden aan het aan het pad. Heim: ‘It might be useful to consider the analogue of the Stoic philosophers, and indeed many premodern moral thinkers in the Western tradition, for whom philosophy was a “way of life” rather than merely rational argumentation.’
Ten tweede is moreel leven een pad en in de ogen van Buddhagosha een stapsgewijze ontwikkeling in de tijd om het lijden en de verlangens te overstijgen. Moraliteit is geen zuiver intellectuele aangelegenheid, maar ‘staat altijd in dienst van de praktische en bevrijdende ambities van de (boeddhistische) traditie.’
Ten derde geven de verbinding van moraliteit en meditatie in het Achtvoudige Pad en de diagnose van de oorzaak van het menselijk lijden het psychologische karakter van de hele onderneming weer. Het pad heeft tot doel om de manier waarop iemand in de wereld staat ingrijpend te veranderen. Hierbij is iemands morele praktijk een voorwaarde voor meditatie en meditatie ondersteunt iemands morele ontwikkeling.
Actie en vrijheid
Karma en wedergeboorte zijn fundamenteel in de wereldvisie van het Indiase boeddhisme. De begrippen verhelderen de aard van de menselijke staat en het ideaal van het beëindigen van het lijden. Karma betekent ‘handeling’ en moreel relevante acties hebben effect voor de korte en lange termijn, voor onszelf en voor anderen. We zijn de ‘erfgenaam’ van onze handelingen in de zin dat we de effecten erven van onze huidige handelingen en van die uit het verleden. Door onze handelingen nu kunnen we ons voor nu beschermen en voor de toekomst.
Wedergeboorte maakt deel uit van de boeddhistische wereldvisie. Dit leven is niet het enige: in het verleden zijn we allen talloze keren geboren, hebben we talloze levens geleefd en zijn we talloze keren gestorven. Dit en het lijden van deze levens gaan door totdat we het een halt toeroepen en we nirvana bereiken. Dat is waar de vlam van hebzucht, haat en onwetendheid is uitgedoofd en waar totale vrede heerst. Nirvana is een geestesgesteldheid die in dit leven al kan worden bereikt. Vervolgens wijdt de professor uit over de mogelijke gevolgen voor wedergeboorte van moreel onjuiste en van moreel juiste handelingen.
Onze acties hebben bovendien psychologisch effecten, omdat ze ons karakter, ons bewustzijn en onze capaciteiten vormen. De menselijke natuur is niet star of onveranderlijk: we zijn en worden wat we doen. Doden en stelen zijn niet alleen slecht, omdat ze anderen benadelen en dergelijke. Ook zijn ze het effect van haat en hebzucht. Doden en stelen bevorderen haat en hebzucht, omdat ze een gewoonte kunnen worden.
Het boeddhisme houdt er diverse lijsten op na met morele voorschriften en verboden, maar de Boeddha benadrukte hiernaast ook de rol van intenties. Mentale acties, gedachtes die niet uitmonden in woorden of lichamelijke handelingen, zijn karmisch relevant. Professor Heim: ‘Een uitbarsting van woede is op zichzelf al giftig, zelfs als het niet leidt tot het kwetsen van anderen.’
Vrijheid en zelf
Hoewel mensen zeer flexibel zijn en constant veranderen, en hoewel zij als individuen in het algemeen veel van elkaar kunnen verschillen, is de menselijke staat vol giftige vervuilingen (Eng. toxic defilements). Hierdoor zijn we in feite diepgaand onvrij. Boeddhisten ontkennen vrijheid niet, maar vrijheid ontstaat geleidelijk naarmate we beter in staat zijn om de giftige en beperkende emotionele, perceptuele en ideologische hindernissen te verwijderen. En natuurlijk, vrijheid is het doel van het gehele pad, omdat nirvana de ultieme vrijheid is van lijden, van verlangen en van alle giftige vervuilingen. ’Vrije wil’ is een westerse concept en in het boeddhisme bestaat er geen vergelijkbaar begrip voor.
Het woord ‘zelf’ kan in grote lijnen op twee onderscheidende manieren worden gebruikt, aldus de auteur. We kunnen het woord gebruiken als wederkerend voornaamwoord (ikzelf, jouzelf, onszelf), of we kunnen verwijzen naar ‘zelf’ als ‘ziel’, een eeuwigdurende entiteit. Boeddhisten gebruiken het eerste en wijzen het gebruik van zelf als ziel af.
Een vast en onveranderlijk zelf valt niet goed te rijmen met alle fluctuaties en veranderingen die wij ondergaan. Het boeddhisme leert dat niets stabiel is. In sommige gevallen kan deze les ons helpen om de zelfgerichtheid en ego in het hart van ons moreel falen op te lossen. Ook geldt dit voor de zelfgerichtheid van de meest basale vertekeningen in onze waarneming en in ons kennen (Eng. cognition).
De leer van de vijf khandas (Eng. five aggregates) is de leer die een persoon onderverdeelt in vijf constant veranderende fenomenen: fysieke vorm (rupa), gewaarwording (vedana), perceptie of voorstelling (sanna), intenties ook wel gedachten (sankhara) en bewustzijn (vijnana), en deze kunnen verder worden geanalyseerd. De Boeddha onderwees dat de khandas geen zelf zijn. Er is geen eigenaar van de khandas. Heim schrijft: ‘the five aggregates is just one mode to break down the person to look more closely at causal conditions underlying it. Another key mode is dependent origination, which breaks down a person in twelve clusters of phenomena.’ In de voetnoot onderaan bladzijde 34 geeft Heim aan welke verschijnselen dit zijn.
Reiniging
Op basis van het Achtvoudige Pad formuleerde Buddhagosha zijn zorgvuldig geconstrueerde pad van religieus leven dat bestaat uit drie delen, aldus professor Heim. Ten eerste moraliteit/ethisch gedrag (sila): juist spreken, juiste handeling en juist levensonderhoud. Ten tweede concentratie/meditatie (samadhi): juiste inspanning, juiste bewustzijn en juiste aandacht. Ten derde begrip/wijsheid (panna): juist inzicht en juiste intentie. Deze indeling is terug te vinden in de structuur van Buddhagosha’s Visuddhimagga, dat een gedetailleerde beschrijving bevat van boeddhistische meditatieve technieken.
Over begrip/wijsheid schrijft de auteur: ‘it is liberation (nirvana) because by discerning the nature of the phenomena of awareness disentangled from the perceptual, emotional, cognitive, and ideological overlay that normally clouds and distorts one’s experience, one can be liberated from them.’
Moraliteit
Heim: ‘Moraliteit (sila) is in het algemeen het zich onthouden van de tien onjuiste acties: niet doden, niet stelen, geen seksueel wangedrag bedrijven, niet liegen, geen kwaadaardige taal gebruiken, geen harde taal gebruiken, niet roddelen, niet hebzuchtig zijn, niet van slechte wil zijn, en het niet houden of bevorderen van valse opvattingen – ze zijn feitelijk “tien goede acties”.’
Voor het bestuderen van een onderwerp gebruikt Buddhagosha een ‘matrix’, (matika) dit wil zeggen een overzicht/tabel met vragen en onderwerpen die een verschijnsel vanuit verschillende hoeken belichten. Het is een analytische praktijk die wordt gebruikt in contemplatieve oefeningen.
In het openingshoofdstuk van zijn Pad van Reiniging geeft Buddhagosha de volgende matrix met vragen: 1. Wat is moraliteit? 2. Wat zijn haar karakteristieke kenmerken? 3. Wat is haar functie? 4. Hoe uit zij zich? 5. Wat zijn de directe oorzaken van moraliteit? 6. Wat zijn haar voordelen? 7. Welke soorten moraliteit zijn er? 8. Wat zijn de vervuilingen van moraliteit? 9. Wat houdt morele reiniging in?
Vervolgens beantwoordt de filosoof de vragen gedetailleerd en uitgebreid, vaak met aanvullende vragen en andere lijsten. De vragen worden gebruikt om het denken over moraliteit te structureren. De weergave van Heim in haar boek is beknopt. De analyse van de filosoof Buddhagosha’s is uitgebreider, schrijft ze.
Volgens hem valt de vraag
- ‘Wat is moraliteit (sila)?’ valt uiteen in vieren en kan aan de hand daarvan worden geanalyseerd.
1.a. moraliteit als intentie (cetana),
1.b. moraliteit als mentaal fenomeen (cetasika),
1.c. moraliteit als beheersing (samvara)
1.d. moraliteit als niet-overtreding (avitikkama)
De eerste twee vragen (1.a., 1.b.) hebben te maken met psychologische aspecten van moraliteit. Intentie is het voornemen om een handeling te verrichten en gaat daarmee vooraf aan gedrag, als tot een handeling komt. Intentie komt voort uit iemands ervaring , wat iemand ziet, wat iemand voelt en dergelijke en sluit daarbij op het moment van handelen bijvoorbeeld doden of stelen uit. Ook andere psychologische factoren sluiten immorele acties uit op het moment van handelen, denk bijvoorbeeld aan liefdevolle vriendelijkheid.
Beheersing is actieve terughoudendheid (1.c.) om morele normen te overschrijden. Buddhagosha somt vijf vormen op van beheersing, waaronder beheersing door kloostervoorschriften en beheersing door kennis en beheersing door ‘mindfulness pratice’. Niet-overtreding is het niet-verrichten van immorele handelingen. Het is niet-doen van schadelijke acties, wat iets anders is dan het doen van juiste acties. Heim legt uit dat deugden, bijvoorbeeld vrijgevigheid (dana) of mededogen (karuna) gewoonlijk worden gezien als specifieke en onderscheidende categorieën en geen onderdeel zijn van moraliteit.
Hierna volgt in Buddhagosha’s betoog de bespreking van de vragen 2 tot en met 5 over moraliteit.
- Wat zijn haar karakteristieke kenmerken? Moraliteit stemt bepaalde geestesgesteldheden en handelingen op elkaar af en handhaaft ze op een consistente manier.
- Wat is haar functie? De functie van moraliteit is het stoppen van immorele handelingen, wanneer een immorele handeling zich aankondigt als mogelijkheid.
- Hoe uit zij zich? Moraliteit uit zich in iemands ervaring, wanneer vervuilingen zijn verwijderd.
- Wat zijn de directe oorzaken? Uiteindelijk is moreel gedrag geconditioneerd: oorzaken en voorwaarden, directe en indirecte, maken moraliteit mogelijk. Buddhaghosa heeft belangstelling in deze twee factoren. Hij identificeert twee directe oorzaken schaamte (hiri) en bezorgdheid (ottappa). Men vreest zijn eigen afkeuring en die van anderen wanneer men onjuist handelt en men vrees de gevolgen van de daad zelf. Immoreel gedrag moet teniet worden gedaan en oefeningen kunnen dit bevorderen.
- Wat zijn haar voordelen? Het publiek van Buddhaghosa zijn monniken en nonnen. Volgens hem is het voordeel van moraliteit eerst en vooral het vermijden van spijt. Voor een leek is moreel gedrag bijvoorbeeld gunstig voor zijn reputatie en aanzien, het geeft hem rust bij het sterven en kans op een gelukkige wedergeboorte. Voor een deugdzaam persoon, monnik, non of leek geldt dat hij of zij wordt geliefd en gewaardeerd, vrij van angst en zelfverwijten is en gelukkig. De auteur Maria Heim noemt Buddhaghosa echter zeer optimistisch, omdat de harde realiteit aangeeft dat zij die zich goed gedragen niet altijd rijkelijk worden beloond. Ook kan het zijn dat mensen zich geplaatst zien voor morele dilemma’s waarvoor harde keuzes moeten worden genomen met zeer grote gevolgen voor henzelf.
- Welke soorten moraliteit zijn er? Er bestaan verschillende soorten moraliteit, afhankelijk van de analyse en afhankelijk van het doel. Moraliteit kan naleven zijn van voorschriften en het vermijden van verkeerde handelingen. Er is moraliteit die heeft te maken met bijvoorbeeld een gunstige wedergeboorte en met het niet schaden van een ander. Voor monniken en voor nonnen zijn er verschillende voorschriften. Ook voor leken zijn er voorschriften, maar het zijn er minder en minder streng.
- Wat zijn de vervuilingen van moraliteit? Er zijn tien giftige vervuilingen, waaronder: hebzucht/lust, haat, trots, twijfel en schaamteloosheid. Iemand die toestaat dat zijn deugdzaamheid ernstig vervuild wordt gemeden door anderen ‘als ongeschikt om mee samen te leven als een dood karkas’ en ‘moeilijk schoon te maken als een jaren oude beerput’, citeert Heim uit de Visuddhimagga.
- Wat houdt morele reiniging in? Dit beschrijft Buddhaghosa in het deel over concentratie/meditatie.
In Buddhaghosa’s betoog ontbreekt de analytische bespreking van de tien onjuiste acties, zoals doden en seksueel wangedrag. Dit komt omdat deze analyse kan worden gevonden in andere boeddhistische geschriften en elders in Buddhaghosa’s commentaar op deze geschriften. In de voetnoot onderaan bladzijde 23 vermeldt Heim de bibliografische verwijzingen.
Concentratie
Het eerste deel over moraliteit behandelt de grovere vormen van onjuiste handelingen, de meditatiepraktijken in het tweede deel van Buddhagosha’s pad werken in op een dieper psychologisch niveau van reiniging. ‘Concentratie’ gaat over het verwijderen van problematische gevoelens, van vertekeningen in de waarneming, van verstoringen in de aandacht, en over het verwijderen van de gewoontes in het denken die de morele handelingsvaardigheid belemmeren. Voordat iemand kan inzien dat hij geplaatst is voor een morele keuze of een dilemma, moet hij zich ervan bewust zijn dat er sprake is van een morele keuze of dilemma en wat de aard ervan is. Morele handelingsvaardigheid ontwikkelt zich geleidelijk en is afhankelijk van het verwijderen van de hierboven genoemde problematische aspecten en vertekeningen in het leven van moment tot moment.
Allerlei verschijnselen zijn onafgebroken actief bij het vormen van onze ervaring, waaronder eindeloos oordelen, zintuigelijk contact, gevoelens, bewustzijn en aandacht. Heim bespreekt een voor een de verschillende verschijnselen en wat hun invloed is op onze ervaring. Wanneer iemand bijvoorbeeld is verblind door woede of wraak, houdt hem dit gevangen en gekluisterd door een pijnlijk verleden en heeft hij fantasieën over wraak, die zijn obsessie verlengen.
Concentratieoefeningen vinden plaats onder de ‘voogdij’ (Eng. tutelage) van een wijze en betrouwbare leraar, die iemand beter kent dan de persoon zichzelf kent. Vanwege de noodzaak van vertrouwen besteedt Buddhagosha aandacht aan hoe deze leraren kunnen worden gevonden en wat hun kwalificaties behoren te zijn. Heim gaat op bladzijde 26 en volgende van haar boek in op de uitdaging waar de leraar voor staat.
De concentratieoefeningen hebben tot doel in te werken op alle niveaus van bijvoorbeeld onze waarneming en gevoelens, omdat deze samen onze ervaring vormen. De oefeningen worden ‘serenity’ of ‘calming meditations’ genoemd, die een verhoogde capaciteit van bijvoorbeeld aandacht, van liefde, van mededogen, van sympathie en van morele gevoeligheid teweeg brengen. De auteur bespreekt enkele voorbeelden van deze meditaties op bladzijde 26 tot en met 32 van haar boek. Ze heeft bijzondere aandacht voor oefeningen die deugdzaamheid en moreel bewustzijn cultiveren.
Enkele van de belangrijkste oefeningen die morele gevoeligheid en morele handelingsvaardigheid bevorderen zijn de contemplaties over:
- liefdevolle vriendelijkheid (metta): de wens dat het ieder levend wezen goed gaat,
- compassie (karuna): de wens dat het lijden van alle wezens wordt verminderd,
- sympathieke vreugde (mudita): de altruïstische vreugde in het geluk en het succes van anderen,
- gelijkmoedigheid (upekkha): het accepteren van verlies en winst, lof en blaam, succes en falen zonder gehechtheid voor jezelf en voor anderen.
Deze eigenschappen worden de vier brahmaviharas genoemd en zijn de vier verheven staten van de geest.
Vervolgens gaat de professor als voorbeeld uitgebreider in op enkele technieken om wrok naar een ‘vijand’ af te breken.
Een manier is bewust zijn dat wrok je lelijk maakt en negatieve acties uitlokt, je tot slachtoffer maakt waarmee je ‘vijand’ in de kaart wordt gespeeld. Misschien is er iets positiefs in je vijand te ontdekken waardoor je hem of haar beter kunt waarderen, wat de scherpe kantjes wegneemt en positieve gevoelens opwekt. Zo niet, dan kan dit compassie bij je opwekken, omdat het leven van je vijand zwaar is als hij of zij niets positiefs heeft. Heeft dit ook geen effect is een andere techniek dat niet die ander je vijand is, maar jouw wrok zelf. Hij of zij zit er misschien helemaal niet mee. Omdat alles verandert kan het ook zijn dat je vijand is veranderd en waarom blijf jij dan in het verleden hangen?
Bovendien kun je bedenken dat je vijand karmisch de erfgenaam is van zijn gedrag. Je kunt je ook verplaatsen in de positie van de Boeddha die zijn tegenslagen en beperkingen heeft overwonnen en verlicht geraakte. In een ver verleden kan je vijand je liefhebbende vader of je liefhebbende moeder zijn geweest. Mocht dit allemaal niet slagen dan moet je voor jezelf nagaan wat de voordelen zijn van liefdevolle vriendelijkheid, bijvoorbeeld goede nachtrust, prettige dromen, geliefd zijn door anderen, je goed kunnen concentreren en vredig sterven, zoals Buddhagosha beschrijft in zijn Visuddhimagga.
Begrip
De auteur legt ‘begrip’ uit met behulp van een vergelijking. Begrip betekent niet alleen dat iemand een rode bloem ziet, maar hij weet dat het een rode bloem is die hij ziet en weet hoe hij het ziet. Hij is zich ervan bewust dat hij waarneemt. Om precies te zijn is hij zich bewust van de perceptuele, affectieve, cognitieve en andere soorten verschijnselen die een rol spelen bij het waarnemen van de rode bloem. Met andere woorden hij herkent de processen van het bewustzijn, te weten al de verschijnselen die samen de ervaring vormen. En hij is bekend met het voorbijgaande karakter van dit alles. Heim schrijft: ‘begrip is een soort meta-bewustzijn een soort dat op zichzelf bevrijdend is’. Als we de hebzucht of woede kunnen identificeren die ons waarnemen beïnvloeden, bijvoorbeeld, dan kunnen we ‘erboven’ gaan staan, kenmerken ervan zien en begrijpen en hun onstoffelijkheid. Daardoor kunnen we ons ervan bevrijden.
Naschrift
Heim schrijft op bladzijde vier dat haar boek zich beperkt tot de ethiek van Buddhagosha en Santideva. Een van de andere belangrijke onderwerpen is de toegepaste boeddhistische ethiek is. Hierbij wordt gekeken naar de boeddhistische geschriften in het kader van bijvoorbeeld de ecologische crisis, mensenrechten, onderwerpen betreffende het levenseinde en economische en politieke filosofie. Maria Heim noemt in dit verband Damien Keown. Ook engaged buddhism is in haar ogen zo’n belangrijk onderwerp. Ze vermeldt onder andere B.R. Ambedkar, Pema Chödron en Sulak Sivaraksa.