De geuren die – ondanks afzuigkap en open raam – de kans zien om vanuit de keuken door het huis te trekken, doen ons gissen wat straks op tafel komt. Zijn het sterk aromatische luchtjes? Dan is er een Oosterse maaltijd in het verschiet. De typische geuren van spruitjes, Provençaalse kruiden, smeltende kaas, gebakken uien – of van koffie, gistbrood en van koekjes die in de oven staan, scheppen ook duidelijke verwachtingen en doen ons al dan niet watertanden.
Als we hongerig zijn, knort onze maag echter bij álle keukengeuren, ook als die heel subtiel en niet herkenbaar zijn. Of het de geur van ‘iets’ op het vuur of in de oven is, van aardbeien die worden gewassen of van kruidenthee doet er dan niet toe. Het vooraf genieten, het watertanden heeft trouwens een heel aardse functie: onze ingewanden bereiden zich voor op de ontvangst en verwerking van het voedsel.
Als ik kok ben, koester ik het genoegen persoonlijk op de gong te slaan om aan te geven dat het middagmaal gereedstaat. In gedachten roep ik dan met de gong mee: “Kom maar mensen, kom eten, het is weer goed gelukt!” Haast altijd staat er al een hongerige student bij de deur van de eetzaal te wachten met die typische verontschuldigend-verheugde glimlach. Achter hem of haar vormt zich snel een rij die vervolgens meer of minder vlot de eetzaal in schuift.
Kiezen en kauwen
Het aanbod bestaat uit allerlei grote en kleine schalen en pannen met al dan niet dampende inhoud. Het geheel oogt vaak wat rommelig onder meer vanwege een gebrek aan ruimte op de buffettafel. Het is makkelijk te raden wat de studenten die erlangs lopen denken – vandaag zoiets ongeveer: “Mooie losse korreltjes. Aha, inderdaad spruitjes – met wortel en nog wat? Hé – een soort ragout? Een beetje hiervan nog – bord is vol. Mmm – straks moet ik toch wat van dat gebak gaan halen.” Men tast trefzeker toe of aarzelt en snuffelt wat, houdt ondertussen beleefd afstand en oriënteert zich met zijdelingse blikken. “Zou die saus misschien een beetje mislukt zijn, er zitten klonten in – o nee, dat zijn noten. Ach, voor die salade ga ik terug, moet ik eerst een apart bordje pakken.”
Is de student eenmaal aan tafel geïnstalleerd, gaan de eerste happen meestal snel naar binnen. Er zijn altijd wel een paar gulzige studenten die schrokken en hun bord heel snel leeg hebben. De ‘tegenovergestelde’, juist ascetische ingestelde types zijn ook snel uitgegeten omdat ze weinig opgeschept hebben.
De meeste eters nemen de tijd om van de aardse geneugten te genieten terwijl ze in de ‘aandachtig gewaarzijn modus’ proberen te blijven. Eerst zorgvuldig kiezen. Er goed voor gaan zitten, als het kan op je favoriete plek. Dan hap na hap – soms met de ogen dicht – langzaam kauwen en goed proeven. Nagenieten. Ik heb er een gewoonte van gemaakt om als staflid een poosje bij de ingang van de eetzaal te gaan staan – om te checken of er niets ontbreekt, en voor het geval iemand iets wil vragen, maar stiekem ook om naar de gezichten te kijken. Een tevreden, iets peinzende uitdrukking op het gezicht is zulk een fijn compliment voor de kok.
Food good, everything good
Gewoon omdat iemand het moest doen en ik al een beetje kon koken, daarom begon ik met het koken op meditatiecursussen. Ik heb zeker niet verwacht dat ik er zoveel plezier in zou krijgen – en er dikker van zou worden.
“Food good, everything good”; de echo van deze opmerking van mijn leraar spookt zo nu en dan door mijn hoofd. Zij heeft dat vaak gezegd wanneer studenten hun tevredenheid uiten over het eten en de verzorging. Het doet me denken aan de materialistische uitspraak: “De mens is wat hij eet.” En aan “liefde gaat door de maag”. Eten geven met liefde is natuurlijk OK – zolang het eten maar geen surrogaat voor liefde wordt!
Op dit punt aangekomen liep ik met het schrijven vast en zat ik een poos werkeloos duimen te draaien. Flarden van herinneringen, een hortende stroom van uitspraken van leraren, zinnen uit de Dhammatalks en ook visuele impressies komen op. Stof genoeg, maar niets paste echt goed op deze plek.
“Wil het schrijven lukken?” informeert dan ineens een vriend die langskomt.
Ik schud mijn hoofd en daag hem uit: “Wat wil zij volgens jou zeggen met ‘food good, everything good’?”
“Nou… dat ze goede fysieke verzorging belangrijk vindt, en een positieve aanvaarding van het leven.”
Ik schrijf de opmerking op en kijk er peinzend naar – past dít?
Ja, het voegt iets belangrijks toe aan mijn relaas. Toch wat droogjes, er ontbreekt nog iets… en dan plotseling komt er een herinnering bij me op die ik meteen met veel binnenpret ga beschrijven.
Die ‘echt’ Italiaanse vrouw die deelnam aan een cursus in het centrum in Engeland… bij ieder middagmaal viel ze me op en hield ik haar in het oog. Donkerbruine ogen, een kuiltje in de kin, zwart schouderlang krulhaar en een mooi stevig Rubens-figuur. Ik zie haar in gedachten opnieuw een groot bord met veel zorg vullen, het dan eerbiedig naar een vrije plaats dragen en vol overgave aan het eten beginnen.
Ze geniet onmiskenbaar terwijl ze hap voor hap uitkiest, kauwt en proeft. Als het bord leeg is, kijkt ze stralend om zich heen en blijft even nagenietend zitten. Ze vult haar bord nooit voor een tweede keer maar gaat wel nog een toetje en een kop koffie halen. Ik blijf geboeid toekijken: en ja hoor, voor het opeten van het toetje gebruikt ze zoals altijd een minuscuul theelepeltje. Zwijgend natuurlijk, maar op de talking day van deze cursus hoor ik haar zeggen: “Ook vandaag is het weer verrukkelijk! Ik overlééf de meditatiecursussen alleen dankzij het lekkere eten. Het is zo zalig alle geestelijke inspanning een uur lang helemaal te vergeten en gewoon lekker te eten.”
Inderdaad. Ineens hoor ik opnieuw het advies dat mijn leraar aan een vriendin van me gaf. Zij had de gewoonte zo erg haar best te doen dat ze er hoofdpijn van kreeg: “Ga zo zitten voor de meditatie als je gaat zitten voor de maaltijd.”