De Boeddha vergelijkt onze reis door samsara ( de aan ons verschijnende zintuiglijke wereld) regelmatig met het oversteken van een grote, immens brede stroom (cfr. de parabel van het vlot MN 22). Maar wat in dit sutta zo origineel is, is het feit dat hij het begeren van en verlangen naar de bevrediging van zintuiglijke prikkels vergelijkt met de lekken in een boot.
In de hal van het Huis met het Puntdak
Daar vraagt Sunakkhatta, een krijger van de Licchavi-stam die later tot de orde zou toetreden en de persoonlijke verzorger van de Boeddha zou worden, aan de Verhevene of alle monniken die beweren bevrijdend inzicht verkregen te hebben dit ook terecht beweren.
Aandacht voor de eigen dood
“En verder beschouwt een monnik dit lichaam, zoals hij zou kijken naar een lijk dat op een knekelveld is weggeworpen, één dag dood, twee dagen dood of drie dagen dood; opgezwollen, donkerblauw geworden, in staat van ontbinding; en hij overdenkt: “Dit lichaam van mij wacht hetzelfde lot, het zal net zo worden, het kan dat lot niet ontlopen.”
Salla-Sutta, ‘de doorn’ een meditatie over de dood
Toen de Boeddha het uiteindelijke nibbana was binnengegaan, weenden sommige monniken (bij wie de hartstochten nog niet waren verdwenen) met opgeheven armen. Zij vielen als geveld neer en rolden heen en weer, weeklagend: “Al te snel is de Verhevene heengegaan, al te snel is het Licht uit de wereld verdwenen!”
Doodgaan, sterven
Wat is voor de doorsnee mens de grootste verandering, de meest definitieve verandering in zijn/haar leven? Doodgaan, sterven. Als we over een grote en ingrijpende verandering in ons leven kunnen spreken, dan is het toch wel de overgang van leven naar dood. Maar dit onderwerp komt in het rijtje van bij meditatie gebruikte aandacht objecten (geluiden, gedachten, lichamelijke gevoelens en emoties) zelden voor.
‘Ik keur alles af’
“Een monnik wiens geest zo bevrijd is, Aggivessana, stemt met niemand in, heeft met niemand een verschil van mening. Hij gebruikt de taal die men in de wereld spreekt zonder zich eraan te hechten.”
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
In een mooie maanbeschenen nacht komt een aantal oudere leerlingen van de Boeddha in een damarbos bijeen en zij bespreken de vraag aan welk soort monnik het bos zijn luister zou kunnen ontlenen.
Na een leven als mens kan men op grond van goede daden wedergeboren worden in een hemel en is men per definitie een ‘godheid’.
In de Pali-Canon komen godheden (devata) regelmatig aan het woord. We zouden ze ook kunnen aanduiden als ‘hemelse wezens’. Het zijn geen wezens die van alle eeuwigheid in een hemel wonen. Ze zijn er ooit door vroegere verdiensten in terechtgekomen en zullen er ook weer uitvallen als hun verdiensten uitgeput zijn.
‘Geloof niet alles wat je denkt’
Niet alleen goden kunnen misleid worden door hun denken. Ook bij de mens gebeurt dit voortdurend. Hoe dikwijls zeggen we niet, als we in een gesprek een bepaalde opinie uiten, ‘ik denk dat…’. Waarmee we dan niet bedoelen dat we twijfelen aan wat we beweren en openstaan voor andere denkpistes; maar dat we deze opinie in ons denken juist voor waar aannemen. Denken is steeds geconditioneerd door opvoeding en ervaringen en is dus steeds persoonlijk. Vasthouden aan opinies is trouwens, volgens de Verhevene, één van de mentale vergiften, samen met zintuiglijke begeerte, verlangen naar bestaan en onwetendheid.
‘De Dhamma en de discipline door mij onderwezen en uiteengezet, zijn na mijn heengaan jullie leraar’
In het boeddhisme wordt de duivel Mara beschouwd als de personificatie van de Dood. Vaak wordt hij de Boze of de Verleider genoemd.
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
“Welnu, bij een monnik is de passie voor, het verlangen naar, de dorst naar, de brandende hartstocht voor, de begeerte naar geneugten, het [eigen] lichaam en de lichamen [van andere mensen] niet verdwenen.
En verder, na believen zijn buik volgegeten te hebben geeft hij zich steeds over aan het genot van het liggen, van het van de ene naar de andere zij draaien en van loomheid.
Ananda (deel 2)
Buiten dat hij gedurende 25 jaar de persoonlijke verzorgen van de Boeddha was, is Ananda vooral bekend voor zijn fenomenaal geheugen, wat hem in staat stelde om, tijdens het eerste concilie, alle leringen van de Verhevene te reciteren.