Buiten dat hij gedurende 25 jaar de persoonlijke verzorgen van de Boeddha was, is Ananda vooral bekend voor zijn fenomenaal geheugen, wat hem in staat stelde om, tijdens het eerste concilie, alle leringen van de Verhevene te reciteren.
Karma kan ook in een later leven tot rijping komen
De Boeddha nuanceert de uiteenzetting over karma in het vorige sutta (2) en stelt nu dat karma uit dit leven niet altijd direct in het volgende leven gevolgen hoeft te hebben, maar ook pas in een later leven tot rijping kan komen. Daarom kunnen mensen die nu slecht leven in een hemelse wereld terechtkomen en die goed leven in de hel.
De Boeddha en zijn sangha (1)
De Boeddha moest naast een spiritueel leraar ook een goede wereldse organisator zijn. Als zoon van een raja was Siddhattha in een huis opgegroeid waarin politieke en juridische kwesties de dagelijkse gespreksstof vormden. Hoewel zijn denken vooral om filosofisch-religieuze thema’s draaide, bezat hij door zijn opvoeding toch meer juridische kennis dan de andere leiders van scholen in zijn tijd.
André – De pleisterplaatsen
“Wonderlijk, vriend, buitengewoon, vriend, zoals door een geleerde leerling, die de Leer van de Leraar goed begrijpt, die diepe vragen punt voor punt gesteld werden. Het is een groot voorrecht voor de medebroeders om de eerwaarde Sariputta te zien, om hem te vereren.”
‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord – uposatha
Al van in de tijd van de Boeddha vormen de uposatha de ruggengraat van het boeddhistische jaar.
Upakkilesa-Sutta – Ruzie in de sangha van Kosambi
Uit het bovenstaande kunnen we ook afleiden dat er de eerste negen jaar van de missionering geen verbod voor monniken op het drinken van alcohol was. En dat daarna het verbod enkel gold voor volledig gewijde monniken, niet voor novicen. Later werd dan de regel – zoals we die nu kennen – uitgebreid tot alle kloosterlingen.
Het niveau van de getemde
Van belang is het woord ‘tembare’. De Boeddha gaat er in zijn voorbeeld van uit dat er olifanten, paarden of ossen [en in uitbreiding mensen] zijn die tembaar zijn maar die, als ze geen training krijgen, nooit uit zichzelf het gedrag van een tam dier zullen vertonen, nooit gedisciplineerd zullen zijn.
Noodzaak tot beheersing van de zintuigen
Men kan eigenlijk pas aan een meditatiepraktijk beginnen na een uitvoerige voorbereiding die bestaat uit het beoefenen van moreel gedrag en gematigd ascetisme, het bewaken van de poorten der zintuigen en het ontwikkelen van bewuste aandacht bij alle handelingen.
In suttas is het niet altijd de Boeddha die spreekt
Ook zijn belangrijkste leerlingen, zoals Sariputta en Moggallana, komen aan het woord.
De Boeddha – over het slachten van dieren
De Boeddha verweert zich tegen de beschuldiging dat hij vlees zou eten van dieren die speciaal voor hem geslacht worden. Hij zegt dat ook zijn leerlingen dat niet doen en zet de regels voor de Orde over het eten van vlees uiteen. Hij wijst er verder nog op dat zijn monniken de brahmavihara’s beoefenen en daardoor niet geneigd zijn zichzelf of andere levende wezens te schaden.
Boosheid of kwade wil – hindernissen die onze geestelijke ontwikkeling blokkeren
Kwade wil of boosheid valt onder de categorie haat, want ook een lichte vorm van kwade wil kan uitlopen tot boosaardigheid of zuivere haat. Een smeulend vuurtje kan al snel uitlopen tot een heuse bosbrand.
Als individu ben je nooit alleen…
Als individu ben je nooit alleen; er moet altijd op de één of andere manier rekening gehouden worden met anderen. Doe je dit niet, hou je geen rekening met anderen, dan plaatst de Boeddha die persoon onder type twee: “zij die anderen kwetsen, kwaad doen”.
Je bent goed zoals je bent…
Twee uitspraken van de Japanse zenleraar Shunryu Suzuki roshi komen in dit verband bij me op. Tijdens een zazen sessie zij hij in een korte toespraak: “Ieder van jullie is volmaakt zoals hij is… maar een beetje verbetering kunnen jullie wel gebruiken.” Bij een andere gelegenheid gaf hij als antwoord op de vraag wat hij van zijn leerlingen vond: “Jullie zijn allemaal verlicht… totdat jullie je mond opendoen.”
Siddhattha Gotama, de boeddhist
Jaren geleden alweer zond de cultuurzender ARTE een film uit over het leven van de historische Boeddha. In het tv-blad las ik de korte inhoud: “De jonge prins Siddhartha, ontevreden met zijn oppervlakkige luxeleven, besloot om familie en bezittingen achter te laten, de wildernis in te trekken en boeddhist te worden.” Dit klinkt op zijn […]
Evam me suttam; aldus heb ik gehoord…Vitakkasanthana-Sutta MN 20
In de Vitakkasanthana-Sutta, ‘het stoppen der gedachten’ (MN 20) geeft de Boeddha vijf methoden om storende gedachten tijdens de meditatie te verwijderen door het bewust verplaatsen van de aandacht.
Viert een boeddhist Kerstmis?
Dit is een veel gestelde vraag. Viert een (bekeerde) boeddhist de feestdagen die traditiegetrouw in zijn/haar land bestaan?
Over najaarsoverstromingen, poelkikkers en libellen
Op mijn zoektocht naar de meest oorspronkelijke leer van de Boeddha kwam ik – de wortels van het Japanse zen verkennend – terecht bij China waar ik naast Ch’an (de voorouder van zen) ook het Taoïsme ontdekte. Aangetrokken door deze filosofie maakte ik een ommetje en studeerde ik zes jaar aan het taoïstisch studiecentrum in Antwerpen; wat resulteerde in een bta (bachelor taoïst arts). Zo ontdekte ik dat deze filosofie in vele punten overeenkomt met de oorspronkelijke Dhamma zoals in de Pali-Canon vermeld.
Ik mag mezelf geen kwaad doen…
De ‘echte wereld’ is de wereld van samsara, de wereld waarin we niet alleen zijn maar rekening moeten houden met anderen. Waar hetgeen ervaren wordt in de training/meditatie aan de praktijk moet getoetst worden. Een wereld die nood heeft aan mensen die zich ten volle wijden aan het spiritueel pad, rekening houden met de anderen en ja, tussendoor, als de omstandigheden erom vragen, zichzelf een beetje opofferen en daardoor soms ervaren dat het leven in samsara onlosmakelijk verbonden is met lijden.
Over vergankelijkheid
Heer, kan men eigenlijk wel geschokt zijn om wat niet aanwezig is in de buitenwereld?”
“Dat is mogelijk”, sprak de Verhevene.
Omgaan met de (eigen) dood
Zo komt de Boeddha in de Pali-Canon, als hij met nabestaanden praat, soms schijnbaar hard en gevoelloos over. De Verhevene was geen mooiprater en troostte niet met holle woorden, maar met de waarheid, hoe onbarmhartig die ook mocht klinken. Het overlijden greep hij aan als middel om vergankelijkheid, verandering en – als dit door de betrokkene niet beseft werd – het daaruit voorvloeiende, door gehechtheid ontstane, lijden te verduidelijken.
Uposatha
In de Kandaraka-Sutta geeft de Boeddha een uitvoerige uiteenzetting over de vier typen van personen in de wereld: “Degene die zichzelf kwelt, schade berokkent; degene die anderen kwelt, schade berokkent; degene die zowel zichzelf als anderen kwelt, schade berokkent en als vierde degene die noch zichzelf, noch anderen kwelt, schade berokkent. Alleen het laatste type [zo zegt de Boeddha] leidt een waarlijk heilig leven” [d.i. een leven dat tot ontwaken kan leiden].
Over vergankelijkheid
Heer, kan men eigenlijk wel geschokt zijn om wat niet aanwezig is in de buitenwereld?”
“Dat is mogelijk”, sprak de Verhevene.
De Boeddha, psychologische aspecten
Als Suddhodana, de raja van Kapilavatthu, had gehoopt dat zijn zoon, Siddhattha, zou opgroeien als een vastberaden, de wereld toegewende man van de daad met politieke ambities, dan werd hij teleurgesteld.
‘Welke zijn de vijf vormen van geestelijke verharding?’
Wat in deze sutta opvalt is het veelvuldig voorkomen van de woorden inspanning, ijver, volhardende inspanning en de vier juiste inspanningen.