Een rechtbank in Birma heeft twee moslim mannen gisteren ter dood veroordeeld wegens hun aandeel in het verkrachten en vermoorden van 27-jarige vrouw uit een boeddhistische gemeenschap, op 28 mei van dit jaar. Een derde verdachte pleegde in zijn cel zelfmoord.
Birma heeft sinds 1988 de doodstraf niet meer voltrokken.
Na de moord op de vrouw braken hevige onlusten uit tussen dorpelingen uit de zogenoemde boeddhistische Rakhine groepering, een van de vier boeddhistische hoofdstromingen in Birma, en zogenoemde Rohingya moslims, die door inwoners van Birma beschouwd worden als illegale immigranten. Het geweld kostte aan minstens 50 mensen het leven en meer dan 1000 huizen brandden af. Het leger heeft volgens buitenlandse media de rust hersteld.
Het World Food Program van de Verenigde Naties schat dat minstens 90.000 mensen in dat gebied, het westen van Birma, gebrek aan voedsel en huisvesting hebben, nadat ze op de vlucht zijn geslagen. Door slechte wegen en bruggen zijn ze moeilijk te bevoorraden.
Amnesty International in Londen heeft de Birmese regering gevraagd een diepgaand onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de ontstane onrust en het hulporganisaties mogelijk te maken in de onrustige gebieden aan de slag te gaan.