Wil Erents-de Brave (79) was amper 6 weken oud toen ze met haar familie in de Tweede Wereldoorlog naar kamp Westerbork werd gedeporteerd. Haar geboortehuis stond in de Zwanenburgstraat in Amsterdam, op de plek waar nu de Stopera staat. Midden in de Jodenbuurt aan het Waterlooplein. Toen haar moeder eind februari 1944 voedselbonnen aan elkaar plakte werd dat opgemerkt door de buurvrouw, die het Joodse gezin toen heeft verraden.
Wil werd ernstig ziek tijdens haar verblijf in Westerbork door ondervoeding en bracht haar tijd daar voornamelijk door in de ziekenbarak. Later is ze naar Schiermonnikoog gebracht om aan te sterken in een sanatorium. Het gezin overleefde het kamp en keerde in augustus 1945 terug naar Amsterdam. Daar woonden ze in de Louis Bothastraat in de Transvaalbuurt, tijdens de Tweede Wereldoorlog bekend als ‘het Tweede Jodenkwartier’.
“Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was ik zelf nog niet geboren. Daarom heb ik veel van de gebeurtenissen pas later meegekregen. Van mijn 7 jaar oudere zus en 4 jaar oudere broer, die de periode als enorm heftig hebben ervaren. Ook omdat onze vader regelmatig werd opgepakt, want hij liep weleens zonder ster over straat. Een rebels trekje waarin ik mezelf goed herken. Mijn zus heeft heel bewust meegemaakt dat onze grootouders zijn meegenomen door de Duitsers, die een inval deden toen ze bij opa en oma op visite was. Mimi, mijn zus, verstopte zich onder het bed. Urenlang hield ze zich schuil. Pas toen mijn vader het leeggehaalde huis binnenkwam en meermaals ‘Mimi, Mimi, ik ben het’ riep, durfde ze tevoorschijn te komen. Onze grootouders en ook de jongste zus van mijn vader zijn diezelfde dag naar Westerbork en daarna naar Auschwitz gedeporteerd.
We hebben een sober, niet-Joods leven gehad en spraken thuis weinig over onze Joodse achtergrond. Ook omdat mijn ouders aan het begin van de oorlog nog besloten uit het geloof te stappen, uit veiligheidsoverwegingen. In mijn vaders paspoort stond wel nog altijd dat hij Joods was, dus vrij bewegen op straat was er niet bij. Omdat mijn vader automonteur was kreeg hij na arrestatie de keuze om op het transport naar Auschwitz gezet te worden of voor de moffen te werken. De keuze voor het laatste heeft zijn leven gered.
Hoe mijn ouders de oorlog beleefd hebben, daar weet ik niets van. Toen ik me voor het 4-mei comité Amsterdam Oost/Watergraafsmeer ging inzetten kreeg ik zo nu en dan een kort antwoord. Maar er zijn nog veel onbeantwoorde vragen. Meestal werd er weggelopen bij het bevragen. Mijn moeder was aanwezig, en toch ook niet. Het is heel moeilijk dat je eigenlijk nooit uit eerste hand over de oorlog hebt vernomen. Maar ik ben niet de enige, dat geldt voor een hele generatie.
Ik herinner me dat ik op school zo nu en dan werd uitgescholden voor Jood en dan goed uit mijn dak ging. Het schijnt in je lijf te zitten dat je daar agressief van wordt. Het blijft een trauma dat zich op verschillende manieren uit. Zo heb ik niet de kracht om op Joodse monumenten te kijken en daar de namen van de familie Smit, mijn oma’s kant van de familie, te zien. Of boeken te lezen, dat roept te veel op. Films kijken af en toe, maar altijd met iemand samen. Gelukkig leefde mijn man nog toen we Schindler’s List keken. De oorlog zit in mijn lijf, dat is altijd zo geweest en zal zo blijven.
Kinderherdenking
Als kind was ik veel in de kinderspeeltuin aan de Tugelaweg om te herdenken. Nu staat op die plek een monument ter nagedachtenis van het wegvoeren van de kinderen die in de speeltuin speelden, waar jaarlijks een kinderherdenking is op de laatste donderdag in april voor de lagere school. Ieder jaar ben ik zelf vanaf januari t/m mei bezig met de organisatie van de 4 mei herdenking, door een herdenking en stille tocht. Ook ga ik naar de herdenking Westerbork. Daar ben ik eens met mijn dochter geweest. Een emotionele gebeurtenis, vooral het moment dat mijn dochter zich huilend realiseerde dat als ik er niet was geweest zij daar niet had gelopen. De periode t/m 4 mei is er één van intens verdriet, de verhalen die je hoort maken ook dat je herinneringen ophaalt.
Het is zorgelijk te zien dat scholen steeds minder tijd vrijmaken om de oorlog te herdenken. Tijdens de herdenking en stille tocht hoop ik dat de jongere generatie zich meer laat zien. Want de oorlog mag niet worden vergeten. Voor de kinderherdenking en de grote herdenking op 4 mei hebben we eerder Dieuwertje Blok, Job Cohen, Ronald Plasterk, Gerdi Verbeet en Erik Gerritsen te gast gehad die vanuit eigen ervaringen over de oorlog en naastenliefde vertelden. Vanuit de organisatie hebben we liever niet iemand die op dat moment in de politiek actief is, dat moet wel gescheiden blijven.
Bij de kinderherdenking lezen de kinderen een oorlogsgerelateerd boek zoals waar ze zelf een gedichtje over schrijven. Tijdens de stille tocht lopen bewoners en andere geïnteresseerden langs verschillende monumenten in de Transvaalbuurt, die eindigt bij het monument Het Buikschot aan de Tugelaweg. Ik hou me met de organisatie bezig in samenwerking met Kees Schakel in samenwerking met de andere bestuursleden van het 4 mei comité. Mijn eigen verhaal vertellen, dat is te emotioneel voor me en voor mij niet belangrijk.
De Transvaalbuurt
Later wist ik dat in de jaren twintig van de vorige eeuw veel Joden uit de buurten rondom het Waterlooplein naar, onder andere, de Transvaalbuurt verhuisden. Dat werd toen een Joodse buurt. Ongeveer 80% van de bewoners was Joodse, maar veel bewoners in die tijd zullen deze buurt niet Joods gevonden hebben. Zij waren namelijk nog weinig religieus en zeer geassimileerd.
De buurt kon makkelijk worden afgesloten door de ligging. De razzia’s startten in 1942 in onze buurt. De straat werd met rollen prikkeldraad afgezet en afgesloten zodat niemand meer weg kon. Achter het prikkeldraad stonden de overvalwagens, vooral op het Krugerplein. Vanaf het Muiderpoortstation werden de mensen gedeporteerd. Op 21 juni 1943 was de grote razzia. Met 5500 mensen die op transport zijn gezet.
Ik woon al in de Transvaalbuurt vanaf ‘45 en heb alles meegemaakt. Mijn kindertijd op straat is een hele leuke tijd geweest. Na de oorlog waren hier zoveel lege woningen, dat herinner ik me goed. Daar zijn mensen uit IJmuiden komen wonen. Ook veel Zeeuwen verhuisden hierheen vlak na de oorlog. Ook na de Watersnoodramp van 1953. Begin jaren vijftig zijn de eerste Surinaamse en Indische mensen komen wonen in de buurt. Het leek wel of Joodse mensen die in Transvaal kwamen wonen niets meer met elkaar te maken wilden hebben. Een pijnlijk gedeeld leed waar niemand aan herinnerd wilde worden.
Herinneringen
Achttien jaar geleden ben ik met een vriendin naar Auschwitz geweest. De mensen die in Auschwitz woonden, wisten zelf niet dat er een kamp in de buurt was. Het was een ongelofelijke ervaring, moeilijk en bijzonder tegelijk. Met een jonge vrouw als gids die ons goed begeleidde. Er hangt ook een namenmonument, daar heb ik niet naar kunnen kijken. Wel ben ik in de vrouwenbarak geweest. Mijn vriendin is de gasoven in geweest, dat heb ik ook niet gedaan. Ik heb daar vreselijk staan vloeken en met steentjes gegooid.
Mijn familie had nooit een graf. Nu ik Auschwitz gezien heb, heb ik een soort graf gezien en in mijn hart gesloten. Ik weet op dit moment wat er precies is gebeurd en ben heel blij dat ik daar geweest ben. Maar een tweede keer, dat nooit. Vanuit mijn omgeving hoor ik weleens dat ik een krachtige vrouw ben. Dat is mijn overlevingsstand. Het is belangrijk dat jongere generaties het verhaal over de oorlog horen omdat ze niet weten wat er zich echt in de oorlog heeft afgespeeld. Het was een volkerenmoord.
De kinderen en jongeren moeten zich beseffen dat het niet een normale oorlog was. Er werd een ras gedeporteerd in de Tweede Wereldoorlog. Daarom ben ik ook zo blij dat middelbare scholen voorlichting gaan geven. Het Auschwitz comité is al ruim 10 jaar bezig om dat op de scholen voor elkaar te krijgen. Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) heeft daar plannen voor ontwikkeld waar ook scholieren en leraren bij zijn betrokken.
‘Je kan niet over iemands hart oordelen’
Als ik de generaties na mij iets mee kan geven dan is het dat we meer moeten nadenken voordat we iets zeggen. Wie een ander geloof heeft, een ander ras heeft, wie anders is dan jij… Geen oordeel vellen over wie anders denkt of anders is. Je kan niet over iemands hart oordelen. Kennis blijven overdragen van de Tweede Wereldoorlog is heel belangrijk. Anders leren toekomstige generaties niet van wat er is gebeurd. De oorlog heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben. Het heeft me een somber mens gemaakt, het heeft me een vrolijk mens gemaakt. Dankbaar dat ik leef en dat ik mag leven.“