Deze blog is een aanloop naar de volgende weblog, waarin ik een vrijwel onbekende tekst van de arbeidersfilosoof Joseph Dietzgen (1828-1888) in vertaling zal presenteren. Dietzgen is tegenwoordig geen bekend filosoof meer, dus een beknopte introductie – deels herhaling van een oudere blog – kan geen kwaad. Bovendien speelde Dietzgen – zonder het zelf te weten – een actieve rol bij het ontstaan van ‘1 mei’, de wereldwijde nog altijd bestaande 1-mei-viering. Destijds georganiseerd voor de strijd voor arbeidstijdverkorting, wat nog heel actueel is gezien de positie van de arbeid, de uitbuiting en de werkomstandigheden in de huidige samenleving.
Dietzgen, leerlooier uit Duitsland, emigreerde één keer naar Rusland en drie keer naar de Verenigde Staten. In de VS volgde hij nauwlettend de politiek, en was ook actief onder de Duitse emigranten in dat land. De tekst die in de volgende blog geïntroduceerd gaat worden gaat daar ook over, over de dreigende Amerikaanse Burgeroorlog, over de slavernij en de door zwarte arbeiders verrichte arbeid. Dietzgen spreekt zich uit tegen de slavernij, maar vindt de argumenten die voor dit standpunt vaak genoemd worden ontoereikend. Daarover gaat ‘Zwart of wit’.
Dietzgen is autodidact, leerlooier en verdiept zich van jongs af aan in de filosofie. Wanneer hij persoonlijk met Marx kennismaakt, vanaf 1867, ontstaat tussen hen een briefwisseling en vriendschap. Op een congres van de Eerste Internationale stelt Marx Dietzgen voor als ‘onze filosoof’. Daarom wordt Dietzgen vaak ‘de arbeidersfilosoof’ genoemd. Voor Dietzgen is Marx’ werk, met name ‘Das Kapital’ een inspiratiebron, maar ook de theorie van anderen, zoals van Ludwig Feuerbach, speelt mee.
Van sommige vroegere socialisten kun je veel leren. Dietzgen is iemand die de uitspraak uit het ‘Het communistisch manifest’: ‘Proletariërs van alle landen, verenig je!’ consequent probeert toe te passen. Zelf vooral geïnspireerd door Marx’ visie, werkt hij met andere richtingen samen wanneer de klassenstrijd en met name de strijd voor de achturendag dat noodzakelijk maakt. Dietzgen bewijst dat je kunt samenwerken en tegelijk je eigen principes hoog kunt houden en kunt uitdragen. Ook als de druk groot is.
In 1884 besloot hij voor de derde en laatste keer te emigreren naar de Verenigde Staten. Hij woont dan tot 1886 in Hoboken bij New York en daarna in Chicago. Met de leiding van de Amerikaanse socialistische arbeiderspartij, veelal geëmigreerde Duitse arbeiders, botst het keer op keer. Tegenover hen verdedigt Dietzgen een revolutionaire marxistische koers. Maar Dietzgen ziet bij deze emigranten een nogal beginselloos socialisme, dat vooral de schijn ophoudt van een actieve socialistische partij.
Korte tijd nadat Dietzgen in Chicago is komen wonen, worden hier grote demonstraties georganiseerd voor de achturendag en tegen politierepressie. Deze zijn georganiseerd door de vooral anarchistisch-socialistische en syndicalistische arbeidersbeweging. Op 4 mei 1886 wordt tijdens de bijeenkomst een bom gegooid. Daarna opent de politie het vuur en arresteert vervolgens verschillende arbeidersleiders en redactieleden van de arbeiderskranten. Van de kranten dus die op dat moment zo hard nodig zijn voor de acties. De kranten spelen immers een grote rol in de politieke agitatie.
Acht arbeidersleiders, onder wie Albert Parsons en August Spies, komen voor het gerecht. Er wordt geen bewijs van schuld geleverd, maar toch worden zeven van de acht ter dood veroordeeld. Twee van hen zien hun vonnis veranderd in levenslang. Een van de ter dood veroordeelden sterft in zijn cel. Vier anderen worden daadwerkelijk opgehangen.
Wanneer tijdens de hitte van deze strijd de arbeidersbeweging en de arbeiderspers in Chicago door de massale arrestaties van haar leiding zijn beroofd, stelt Dietzgen aan drie anarchistisch georiënteerde kranten voor de redactie op zich te nemen. Hij doet dit in het volle besef dat zijn eigen marxistische opvattingen verschillen van de ideeën van de gearresteerde arbeiders. Toch aarzelt hij geen moment in deze bres in de arbeidersbeweging te springen, ook al is hij normaal gesproken zelf meer met filosofie bezig, dan met de dagelijkse materiële strijd.
Deze daad van Dietzgen getuigt van moed en wordt door de politie met openlijke repressie tegen zijn gezin beantwoord. Maar ook leidt deze daad tot enige discussie, omdat Dietzgen bij de verdediging van zijn tactiek sommige verschillen tussen de marxistische visie en anarchistische ideeën naar de achtergrond schuift. Daardoor lijkt zijn eigen stellingname in het geding lijkt te komen. Maar hij is resoluut, verzaakt niet in de strijd en wordt hierin gesteund door zijn vriend Friedrich Adolph Sorge, de socialist die jarenlang nauw met Marx en Engels bevriend was.
Deze Sorge speelt een bijzondere rol in de geschiedenis van de arbeidersbeweging, met name in Amerika. Marx gaf hem de leiding van de Eerste Internationale, toen het bestuur daarvan naar de Verenigde Staten verhuisde, na zijn conflicten met Michael Bakoenin. Sorge staat vierkant achter Dietzgen op dit moment van de klassenstrijd, terwijl Friedrich Engels aanvankelijk Dietzgen wel ver vindt gaan. Sorge en Dietzgen blijven dicht bij de strijdende arbeiders in de Verenigde Staten staan. Zij dienen het algemeen socialistisch belang, zoals dit op dat moment speelt.
Van hun kant verdedigen redactieleden van de anarchistische bladen Dietzgen tot aan zijn dood. Dit wordt vooral duidelijk wanneer Dietzgen wordt aangevallen door Johann Most. Deze Most, ook een Duitse Amerikaan, was overgegaan van de sociaaldemocratie naar het anarchisme. De redactie van de anarchistische ‘Chicagoer Arbeiter-Zeitung’ schrijft dan: ‘Maar wanneer de heer Most of zijn vrienden op zo’n manier argumenteren, dan willen wij hen tenminste erop wijzen, dat de heer Dietzgen al voor het socialisme streed en leed, toen de heer Most nog in zijn wieg lag. De heer Dietzgen heeft voor de zaak van de arbeiders de afgelopen veertig jaar minstens evenveel en waarschijnlijk nog veel meer gedaan dan de heer Most, met dit verschil, dat de heer Dietzgen zelfs zijn beste vrienden niets daarover vertelt.’
Joseph Dietzgen sterft op 15 april 1888. Hij wordt begraven op een ereplekje, naast het monument voor de vermoorde arbeidersleiders, de zogeheten ‘Martelaars van Chicago’. Zijn graf is op het Friedhof Waldheim nog altijd te vinden vlak bij het voor hen opgerichte monument.
De gebeurtenissen te Chicago staan bekend als de ‘Haymarket Affair’ en hebben duidelijke sporen nagelaten: de strijd voor de verkorting van de arbeidstijd, de internationale viering van de 1e mei, en toch ook Dietzgens voorbeeld hoe je op het passende moment moet staan voor de eenheid in de strijd. En dat verschillen van ideeën daarvoor geen belemmering hoeven te zijn.
De strijd in de Verenigde Staten voor kortere arbeidstijd, vooral de achturendag, staat in een breed kader. Want overal, in Europa, de Verenigde Staten en elders staat op dat moment in de klassenstrijd dit thema centraal. De lengte en vorm van de arbeid en de strijd tegen de armoede raken immers het hele leven van alle leden van de arbeidersklasse.
Dietzgen ziet hoe centraal dit thema is. En hij is niet de enige. Kort na zijn overlijden, in 1889 wordt op een groot internationaal congres de Franse Revolutie van 100 jaar eerder herdacht door socialisten uit tal van landen. Op dit congres wordt besloten elk jaar van 1 mei de internationale strijddag te maken van de hele arbeidersbeweging in de brede zin van het woord, vooral ook gericht op het verwerven van de achturendag voor de hele arbeidersklasse. ‘Proletariërs aller landen verenig je.’ De nog altijd actieve oude Friedrich Engels was ontroerd over de toegenomen kracht en manifestaties van de arbeidersbeweging en schreef een jaar later, op 1 mei 1890, in een voorwoord van een nieuwe druk van ‘Het communistisch manifest’: ‘Stond slechts Marx nog naast me om dit met eigen ogen te aanschouwen.’
De Haymarket-gebeurtenissen speelden aan het eind van Joseph Dietzgens leven. Zijn werken zijn nu wat vergeten maar werden tot ca. 1920 vrij veel vertaald en gelezen, ook in Nederland. Bekende Nederlands socialisten als Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst waardeerden hem hoog. Gorter maakte zelfs een gedichtje over Dietzgens filosofie.
Er zijn verschillende uitgaven van het werk van Dietzgen, zowel aparte titels als bundels. In één van de versies van zijn verzamelde werken (‘Sämtliche Schriften) bevindt zich een vrijwel zeker aan Dietzgen toe te schrijven artikel over het slavenvraagstuk in de Verenigde Staten. Dat is dan de oudste tekst die van hem is overgeleverd. Hoogstwaarschijnlijk geschreven in april 1861, wat precies óók het moment was dat de Amerikaanse Burgeroorlog losbarstte. Zeer actueel dus voor die tijd, maar er staan ook enkele thema’s in die nu van belang zijn om kennis van te nemen.
Het artikel ‘Zwart of wit’ is dus de oudste overgebleven tekst van Dietzgen. Daarvoor, in 1855, heeft hij Ludwig Feuerbach een tekst over ethiek gestuurd die niet bewaard gebleven is. Na 1861 heeft hij nog ongeveer honderd teksten geschreven, enkele boeken en veel kortere stukken.
In de tijd waarop ‘Zwart of wit’, geschreven is kende Dietzgen van Marx in ieder geval ‘Het communistisch manifest’ (1848) en ‘Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie’ (1859). Van Dietzgens interpretatie van deze teksten zijn in ‘Zwart of wit’ waarschijnlijk nog wel sporen terug te vinden. Daarbij kun je denken aan zijn materialistisch uitgangspunt, zijn visie dat kennistheorie nodig is om politieke verhoudingen en ideeën beter te begrijpen, en zijn basis-bovenbouw-idee dat kritisch is over een eenzijdig ethische benadering van het slavenvraagstuk.
Van een oude tekst als deze kunnen de concrete feiten achterhaald zijn, terwijl bepaalde principes of benaderingen nog steeds het bespreken en overdenken waard zijn, inclusief de verschillende mogelijke conclusies daarvan. Daarbij moet je niet vergeten dat dit het oudste artikel van Dietzgen is dat overgebleven is, het is niet noodzakelijk zijn eindoordeel, want er zouden nog zo’n honderd stukken volgen, drie boekdelen vol ‘verzamelde werken’, verzameld niet eens per se compleet. In de volgende blog dus deze tekst, ‘Zwart of wit’.
Overigens, ook geen kleinigheid: Dietzgen was – afgezien van Friedrich Engels en de socialist Johann Baptist von Schweitzer – de eerste die een recensie schreef over ‘Het kapitaal’. Op verzoek van Karl Marx.