Het dagelijkse nieuws staat nog steeds vol met berichten over de coronapandemie en de maatregelen waar we ons in Nederland aan moeten houden om het aantal ziekenhuisopnames en sterfgevallen niet uit de hand te laten lopen. Dit zorgt voor veel onbegrip en weerstand. Caféhouders zien bijvoorbeeld dat zich tegenover hun café groepjes mensen verzamelen die gezellig staan te praten en afgehaalde koffie drinken, terwijl ze hun terras gesloten moeten houden. Is het niet absurd en zinloos dat de regering hem zijn verdiensten ontneemt, door een maatregel die de verspreidingskansen van het virus eerder lijkt te vergroten dan te verkleinen? Als deze mensen op zijn terras hadden gezeten, hadden ze toch meer afstand gehouden? Dit is moeilijk te begrijpen, het is zelfs om gek van te worden! Hier staat de persoonlijke ervaring tegenover de wetenschappelijke statistieken en ze hebben beide gelijk. Hoe moeilijk het is om met twee waarheden te leven weet elke boeddhist die regelmatig aan meditatie doet. Wat hebben ze met elkaar te maken?
Twee waarheden
Er is hier duidelijk sprake van twee waarheden die niet met elkaar kunnen worden verzoend. De wetenschap zegt dat de terrassen beter gesloten kunnen blijven, maar veel mensen willen die wetenschap niet geloven. Dit komt misschien door onverschilligheid en kortzichtigheid, of doordat het onderwijs niet in staat is geweest hen uit te leggen wat wetenschap eigenlijk is. Als je niet weet hoe de statistieken tot stand komen en hoe ze de werkelijkheid enerzijds tonen en anderzijds verbergen, ben je geneigd om ze helemaal niet te geloven. Als je er dan ook nog van overtuigd bent dat niets toevallig gebeurt, dan krijg je al gauw het idee dat de statistieken worden gemanipuleerd door een duistere macht. Wie eenmaal zover is gekomen gaat alles wantrouwen: de regering, het nieuws en zelfs zijn eigen ogen. Hoe meer zo iemand om zich heen kijkt, hoe meer zijn wantrouwen wordt bevestigd. Zo verdwijnt een van beide waarheden en blijft nog maar een over: de complottheorie.
Er was een tijd dat we met iedereen die we kenden samen in een enkele waarheid leefden: de waarheid van het geloof. Deze ene waarheid was zo belangrijk dat mensen er hun leven voor wilden geven. Psalmen zingend bestegen eens protestanten de brandstapel met het vaste geloof dat hen de eeuwige zaligheid te wachten stond. In China staken mensen vroeger zichzelf in de brand om dezelfde reden. In Tibet gebeurt dat nu nog, maar niet vanwege het geloof. Het ideaal was zelfs om andere mensen ook tot die waarheid over te halen, zodat alle mensen samen aan deze ene waarheid zouden geloven. Staat er niet geschreven dat de waarheid ons zal bevrijden? Het gevolg zou dan zijn dat alle twijfel zou verdwijnen en dat iedereen heel gelukkig zou zijn.
In de 16e eeuw begonnen in Europa sommige mensen hieraan te twijfelen. Niet alleen was het moeilijk om uit te maken of je van het geloof nu echt wel zo gelukkig werd, maar er bleken ook mensen te bestaan die het zonder geloof ook goed konden rooien. De waarheid van het geloof was bovendien nog nooit bevestigd geweest en op sommige punten nogal vaag. Bovendien hielp in de meeste gevallen de praktische waarheid van de chirurgijn beter dan de verheven waarheid van de pastoor. Daarom begon men zelf uit te zoeken hoe God de wereld nu precies in elkaar had gezet. Dat werd het begin van de wetenschap. De wetenschap is een systeem van theorieën die uitleggen hoe de wereld in elkaar zit en na verloop van tijd bleek zelfs dat God hierin geen enkele rol speelt.
De waarheid van de wetenschap
Het werd wel steeds duidelijker dat alle wetenschappelijke theorieën door mensen zijn verzonnen en dat de wereld zoals wij die ervaren zich daar maar weinig van aantrekt. De zon gaat nu helemaal niet harder schijnen als je kunt uitleggen hoe dit gebeurt. Bovendien bleek het heel moeilijk om uit te leggen hoe en waarom mensen theorieën verzinnen. De meeste mensen vonden het eigenlijk niet zo’n probleem, want het bleek mogelijk om door de wetenschap heel veel vervelende dingen in de wereld te veranderen. Zo hebben we na een jaar heel hard werken manieren gevonden om te voorkomen dat mensen ziek worden van een vervelende besmettelijke ziekte. Een theorie die werkt moet wel waar zijn, of niet?
Laten we eens naar een voorbeeld kijken. Tijdens hun vakantie lopen twee mensen in een ver land elk een snijwond op. De ene moet de volgende dag naar huis en hij gaat met de wond naar een westerse dokter die jodium op de wond doet en deze verbindt. De ander gaat met de wond naar een plaatselijke medicijnman, die een ritueel houdt om de geesten te bezweren, een slok rum in de lucht sproeit en over de wond, een blad van een boom plukt en de wond hiermee bedekt. In beide gevallen geneest de wond zonder complicaties. Het is duidelijk dat de arts en de medicijnman elk een andere theorie hebben over hoe je wonden moet genezen. Blijkbaar zijn beide theorieën effectief, maar er kan er maar een waar zijn. Dat dit geen onrealistisch voorbeeld is, blijkt uit het feit dat er ook in Europa tijdens de middeleeuwen andere ideeën bestonden over hoe je met wonden om moest gaan, die toentertijd bovendien als effectief werden beschouwd.
De waarheid van de ervaring
Wetenschap is dus een netwerk van theorieën. Een belangrijke stap in de ontwikkeling daarvan was de beslissing om experimenten hierbij een belangrijke rol te laten spelen. Bij een experiment controleer je of de theorie overeenkomt met je verwachtingen. Blijkt dit niet zo te zijn, dan verander je de theorie (in de praktijk ligt het wat ingewikkelder). Zo komt het dat de wetenschap steeds beter aan onze verwachtingen voldoet en dat wetenschappelijk handelen zo effectief is. Dit heeft als gevolg dat er over de hele wereld veel aan wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan en dat mensen van elkaars ontdekkingen kunnen profiteren. Wetenschappelijk onderzoek en de daardoor mogelijk gemaakte technologie hebben zo de hele wereld ingrijpend veranderd. Dit is voor wetenschappers de aanleiding geweest om te denken dat zij het monopolie hebben op de waarheid. Zoals we hebben gezien is dit gebaseerd op een vergissing. Bovendien hebben vele filosofen erop gewezen dat wetenschap mensenwerk is en dus vol zit met op gevoelens gebaseerde willekeurige vooroordelen. Er is echter een vervelend probleem dat steeds weer de kop op steekt en dat is dat de theorieën niet gaan over de dingen die we in het dagelijkse leven ervaren. In het weerbericht op de TV zien we allemaal streepjes en icoontjes die ons buiten nooit opvallen. Natuurlijk, als de weervrouw regen voorspelt, is dit vaak wel degelijk buiten te zien, maar het punt is dat de regen waar de weervrouw het over heeft niet dezelfde regen is die we voelen als we buiten lopen. De wetenschappelijke theorie staat los van de ervaring. Het is onmogelijk gebleken om de woorden van de wetenschap direct te verbinden met alledaagse ervaringen (zie het werk van Carnap en Quine). De enige relatie tussen beide is dat met de regen in de theorie de ervaring wordt bedoeld. De waarheid van de wetenschap is dus op afspraken gebaseerd, net als de verkeersregels. Verkeersregels kunnen we ook niet ervaren, maar ze zijn wel degelijk effectief, want ze beperken het aantal verkeersongelukken. De waarheid van onze ervaring is individueel en niet gemeenschappelijk. Ze is vergelijkbaar met de ervaring van het je voortbewegen in het verkeer.
Depressie
Er wordt de laatste tijd veel gesproken over depressie of neerslachtigheid. Dit is een groot probleem, veel mensen worden tegenwoordig neerslachtig doordat ze vaker thuis zitten en elkaar minder vaak ontmoeten. Je kunt echter niet zeggen dat thuis zitten automatisch neerslachtigheid veroorzaakt. Er zijn altijd veel mensen geweest, ook veel boeddhisten, die de eenzaamheid opzochten en daar juist erg vrolijk van werden. Blijkbaar gebeurt er bij depressie iets extra’s, waar de wetenschap niets over kan zeggen. Dat komt omdat de wetenschap alleen maar gaat over feiten en theorieën, die voor ons allemaal waar moeten zijn. Vroeger waren dat de ideeën van God. We veronderstellen daarbij bovendien dat de buitenwereld los van ons bestaat, vroeger omdat God die had gemaakt en nu omdat dit zogenaamd vanzelfsprekend is. Als een theorie waar is, dan moeten de woorden (en dus de verwachtingen) en de buitenwereld met elkaar overeenkomen. Hoe kan dat? Woorden zijn geen dingen, dus in principe kunnen ze nooit hetzelfde zijn als wat we waarnemen. Als we zeggen dat ze overeenkomen met de dingen dan is dat met andere woorden doordat we dat zo bedoelen en interpreteren. De waarheid hangt dus af van interpretatie. Bovendien maken de woorden zelf weer deel uit van de wereld, ze worden in specifieke omstandigheden uitgesproken of gelezen.
Neerslachtigheid is iets dat alleen in je eigen geest zit, je kunt een ander niet laten merken hoe het voelt. Alleen iemand die het zelf heeft meegemaakt herkent misschien iets in wat je erover vertelt. De vraag of neerslachtigheid waar is, hangt echter niet af van interpretatie: je voelt het gewoon. Op deze manier zien we duidelijk wat het verschil is tussen beide waarheden. De wetenschappelijke, objectieve waarheid is een kwestie van interpretatie, het betekent dat je de wereld net zo moet interpreteren als de wetenschappers. De subjectieve waarheid is een indruk die voortkomt uit een direct contact met je ervaringen. Deze waarheid wordt onder andere verdiept door meditatie. Het verschil tussen de subjectieve waarheid en de objectieve ervaren we trouwens dagelijks, we voelen ons het meest op ons gemak in ons eigen huis, hoewel dat niet volgens de laatste mode is ingericht. Onze partner is de mooiste persoon op aarde, hoewel hij of zij niet door jury’s als zodanig is verkozen. Hier heeft dus de ervaren waarheid voorrang op de theoretische waarheid.
Wetenschappelijk onderzoek van meditatie
Er is de laatste 50 jaren veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar meditatie. Dat komt doordat wetenschappers zo onder de indruk waren van hun eigen werk dat ze dachten de waarheid in pacht te hebben. Ze hebben dus het verschil tussen beide waarheden genegeerd in de volle overtuiging dat de wetenschappelijke waarheid de enige is. Zo wordt meditatieve concentratie of verzonkenheid door wetenschappers omschreven als een elektromagnetische trilling met een bepaalde golflengte, hetgeen natuurlijk totaal belachelijk en absurd is. Zo wordt neerslachtigheid omschreven als het gevolg van de chemische huishouding in de hersenen en worden neerslachtige mensen naar huis gestuurd met een pilletje. Als ze echter vertrouwd zouden worden gemaakt met de zelf-technieken uit de oudheid en de boeddhistische meditatie, zouden ze echter meer kans hebben op genezing en het geluk van de eenzaamheid kunnen ervaren.
Binnen het boeddhisme is er ook sprake van twee waarheden, komen deze misschien overeen met de subjectieve en objectieve? Laten we om te beginnen vaststellen dat woorden niet kunnen bestaan zonder ervaringen. De objectieve heeft dus de subjectieve waarheid nodig. Ervaringen worden zinloos als we erg geen betekenis aan kunnen geven door woorden. De subjectieve waarheid heeft dus ook de objectieve nodig. Onze ervaringen zijn met andere woorden nooit volledig subjectief maar ook nooit volledig objectief. Ons leven speelt zich af in de spanning tussen het subjectieve en het objectieve, in wat waar is voor ons allemaal en voor elk van ons afzonderlijk. Beide zijn wederzijds van elkaar afhankelijk, maar ze komen nooit bij elkaar. Deze wederzijdse afhankelijkheid, pratītya samutpāda, is volgens Nāgārjuna niets anders dan leegte, de ervaring dat er niets waar is en niets onwaar. Het onderscheid tussen de subjectieve en objectieve waarheid, tussen de waarheid van de ervaring en die van de wetenschap, staat dus haaks op het onderscheid tussen de conventionele en de uiteindelijke waarheid van leegte. De uiteindelijke waarheid, de transcendente waarheid (paramārtha satya), is niets anders dan de betrekkelijkheid van de waarheden van ervaring en wetenschap.
Sommige mensen hebben dit niet begrepen en de waarheid van de leegte opgevat als een soort kwantummechanica avant la lettre, we hebben gezien dat dit een grote vergissing is. De leegte van de kwantummechanica is een conventie, een denkbeeld dat voortkomt uit de combinatie van fantasie en wiskundige formules. De boeddhistische leegte wordt begrepen door meditatie en is het einde van alle twijfel. Ze is niet subjectief en niet objectief. Het boeddhisme heeft dus de wetenschap niet nodig, geen grafieken, scans of medicijnen. Omgekeerd heeft de wetenschap ook geen boeddhisme nodig, want daar gaat het erom de wereld met wetenschap en al juist los te laten.
G.J. Smeets zegt
“De uiteindelijke waarheid, de transcendente waarheid (paramārtha satya), is niets anders dan de betrekkelijkheid van de waarheden van ervaring en wetenschap.”
Tja, kan het wat minder met die waarheden? En dan vooral dat ding genaamd ‘de uiteindelijke waarheid’ op het einde van je stuk.
Je analyse loopt al spaak met de intuïtiepomp waarmee je medicijnman en arts vergelijkt. Die pomp zegt dat beiden “…een andere theorie hebben over hoe je wonden moet genezen.” Dat is uiteraard onzin, beiden hebben geen andere theorie maar een andere *praxis*. En elke praktizant doet zijn ding in zijn praktische sociale context.
Wat mij betreft, Erik, lijkt het me wel wat om af te stappen van metafysisch gedoe over ‘uiteindelijke waarheid’ en op te stappen naar de erkenning dat je het gewoon niet weet. Net als wij allemaal. Toch?