Het recente nieuws over de detentie door de Chinese Communistische Partij (CCP) van ongeveer 3.500 Tibetaanse monniken en nonnen uit het boeddhistisch centrum Yachen Gar in Sichuan, onthult een andere dimensie van China’s voortdurende vervolging van minderheidsgroepen zoals Tibetanen en Oeigoeren. Mishandeling en marteling van Tibetanen is een alomtegenwoordig kenmerk van China’s beleid in Tibet. De gedetineerde monniken en nonnen worden in interneringskampen gedwongen om ‘patriottisch te leven en denken’ over China en elke hint van onenigheid of verzet zou leiden tot ernstige marteling en misbruik.
Als we de balans opmaken van China’s mensenrechtenschendingen van Tibetanen in Tibet, zien we dat de gevangenen overwegend monniken en nonnen zijn geweest. En een van de meest opvallende kenmerken van een dergelijke repressie is het op gender gebaseerd geweld tegen Tibetaanse nonnen.
Het klooster Yachen Gar is net als Larung Gar een apolitiek centrum van monastieke opvoeding, academische studie en meditatietraining sinds de oprichting in 1985 door Achuk rinpoche. Het is de thuisbasis geweest van naar schatting 10.000 nonnen en monniken uit verschillende delen van Tibet. En een van de grootste nonnenkloosters ter wereld. Na de uitzetting van de Tibetanen en de daaropvolgende sloop van Larung Gar is het aantal inwoners van Yachen Gar toegenomen.
Echter, Yachen Gar is een onderwerp van discussie voor de Chinese autoriteiten, als gevolg van de uitbreiding van de Tibetaanse boeddhistische invloed die mensen uit verschillende delen van de wereld aantrekt. In 2001 werden onder regie van de CCP veel woningen van nonnen en monniken gesloopt. Dat werd herhaald In 2017. En nu, met de regering van de Xi Jinping, heeft de staat een beleid om religies te integreren in de Chinese “socialistische” kenmerken.
Maar in werkelijkheid is het beleid van Xi Jinping erop gericht het Tibetaans boeddhisme in het kader van een monolithisch Chinees staatsdiscours te verminderen en de invloed van de CCP (in Tibet) te vergroten. In wezen is het een vorm van vervolging van Tibetaanse monniken en nonnen, die zich al in de periferie van het Chinese staatsapparaat bevinden. En Tibetaanse nonnen en monniken in Yachen Gar worden gezien als de bewakers van het Tibetaans boeddhisme en vormen een bedreiging voor het beleid van de staat.
In mei 2019 zijn 3.500 mensen gedwongen uitgezet en vanaf 16 juli zijn dat er nu 7.100, met de verdrijving van nog eens 3.600 monniken en nonnen uit het boeddhistisch centrum Yken. De verdrevenen worden vervolgens twee tot drie maanden vastgehouden in detentiecentra. De gedetineerde nonnen wordt bevolen hun pijen uit te trekken en militaire uniformen te dragen en socialistische liederen te zingen en de CCP te prijzen.
In de detentiecentra worden nonnen het slachtoffer van seksueel geweld. Volgens een rapport van het Tibetaans Centrum voor Mensenrechten en Democratie, waarin een Tibetaanse monnik wordt geciteerd, werden de nonnen gedwongen om hun militaire uniformen zelf te betalen. In het rapport staat ook dat monniken en nonnen zonder enige vorm van proces en zonder enige vorm van misdaad naar de gevangenis zijn gestuurd. Een van de meest afschuwelijke aspecten van de mensenrechtenschendingen van de CCP is het gendergerelateerd geweld waaraan nonnen in de detentiecentra worden blootgesteld. Deze nonnen, die het recht wordt ontzegd om hun monastieke opvoeding voort te zetten, worden ook routinematig het slachtoffer van fysiek en seksueel geweld. Het wordt voor deze nonnen ook uiterst moeilijk om een rechtsmiddel in te stellen wanneer de wetshandhavers van de CCP zelf medeplichtig zijn aan het plegen van door de staat gesanctioneerd geweld tegen hen. Het seksueel misbruik van de Tibetaans boeddhistische nonnen door de CCP-officieren kan worden gezien als de (atheïstische) poging van de CCP om het boeddhisme te ondermijnen door in te gaan tegen de vaste principes van haar filosofie en de Chinese hegemonie op te leggen op alle vormen van het Tibetaans leven.
Men vraagt zich af wat er met de monniken en nonnen van Yachen Gar is gebeurd na hun uitzetting. Hoe kunnen zij, als zij gedwongen worden zich in militaire kleding te steken en hun monastieke leven niet meer mogen voortzetten, hun aspiraties om het leven te vervolgen dat zij willen, waarmaken? Aangezien de meeste van deze monniken en nonnen niet over de vaardigheden van leken zullen beschikken om zichzelf te onderhouden, hoe zullen zij door het leven navigeren of in hun levensonderhoud voorzien? Hoe zit het met hun fundamentele menselijke waardigheid? Of hun vrijheid? Hoe zullen ze herstellen van het fysieke en mentale geweld en de pijn die ze in de detentiekampen hebben doorstaan, als ze geen toegang krijgen tot de gezondheidszorg?