Wat is zen? Op deze vraag hebben velen de tong stukgebeten. Het antwoord wordt ook in deze krant regelmatig beproefd. Slechts weinigen hebben in de gaten wat hen ertoe aanzet een poging te wagen deze missie te volbrengen. Of dat de vraag zelf zich kwalificeert als een koan, zoals veel vragen die beginnen met “wat” of “waarom” koans kunnen zijn. Ook Hisamatsu’s ‘fundamentele koan’, zijn moderne koan ter vervanging van alle klassieke zenkoans, is een wat-vraag, maar verpakt in een voorafgaande conditionaliteit: “Precies hier en nu, als niets lukt, wat doe je dan?”
In het klassieke zenboeddhisme waren koans oefenopdrachten om als leraar een indicatie te krijgen van de ontwikkeling van een leerling op diens weg naar bevrijding. Altijd, ook tegenwoordig, hebben zenleraren met het probleem gezeten dat ze de kunst van de vrije geest niet anders kunnen onderrichten dan door voorbeeldgedrag. Er is hier geen stappenplan voor.
Sommigen lijken zich nooit te hebben gerealiseerd dat het antwoord op een koan komt in de vorm van een ervaring. Boeddhistisch auteur Stephen Batchelor zat in een Koreaans zenklooster gefrustreerd te zitten met het gelaat naar een houten paneel en de vraag “Wat is dit?” Na drie maanden pauzeerde het programma voor enige tijd, waarna Batchelor opnieuw drie maanden met dezelfde koan mocht worstelen.
Pas vele jaren later zien wij hem zich in een van zijn boeken ontladen in een eruptie van verontwaardiging wanneer tot hem is doorgedrongen waar de Hartsutra precies over gaat. Waar koans in ieder geval goed voor zijn, is om die leerlingen uit het proces te filteren voor wie zen echt niets is.
Onder zen kun je zowel verstaan de karakteristieke zenervaring als het zenboeddhisme. Niet alle zenboeddhisme stelt echter uitsluitend de zenervaring centraal. Onder dezelfde vlag is in de geschiedenis een variatie van benaderingen schuilgegaan, afhankelijk van plaats en tijdstip.
Zenboeddhisme maakt deel uit van de brede baaierd van Mahayana, dat in een eeuwenlange ontwikkeling nu weer eens deze, dan weer een andere doctrinaire iteratie of een combinatie van iteraties aanhing. In zenkloosters en andere scholen binnen Mahayana in Oost-Azië dobberde men mee op de stroming van de doctrine van de tijd en hield men goed in de gaten uit welke hoek de politieke wind waaide.
Om te overleven was men er bereid tot iedere framing die de gunst van de keizer of de plaatselijke heerser kon wegdragen. In wat over is van klassieke zenliteratuur zitten wereldlijke gezagsdragers regelmatig op de eerste rij en geven andersdenkenden de opdracht om aandachtig te luisteren naar de eerwaarde zenmeester, die het geheel en al bij het rechte einde heeft. In deze literatuur van latere generaties zien wij een vorm van zenpropaganda doorschijnen.
Het verschil tussen de zenervaring en het zenboeddhisme is dat de ervaring persoonlijk is en de stroming of school gebaseerd op institutionalisering, op de routinisering en de internalisering van gedrag dus. Niet zelden staat institutionalisering op gespannen voet met de zenervaring.
Gedrag gaat over de kloosteretiquette, over de heersende doctrine, over de autoriteit van de novicemeester, over wie er vriendje is met wie, over anciënniteit en transmissie, kortom over de formele en informele aspecten van het samenzijn van de groep, dat we mutatis mutandis eveneens terugzien in eigentijdse sangha’s. Allemaal leuk en aardig (of niet), maar met het bij sommigen brandende verlangen naar de zenervaring heeft dit weinig van doen. Bestaand groepsgedrag is een horde die je als beginner neemt of niet. Vandaar dat zo veel initiële belangstellenden sangha’s algauw weer verlaten.
Bij gebrek aan voldoende betrouwbare bronnen is onze kennis over de geschiedenis en de oorsprong van Mahayana en ook die van zenboeddhisme wankel en fragmentarisch. Dit geldt eveneens voor de geschiedenis van het boeddhisme als geheel. Verspreid zijn er geschriften, archeologische resten en monumenten die de tand des tijds hebben overleefd.
Ze horen het niet graag, de gelovigen in de boeddha-met-een-hoofdletter, de verhevene en zo, maar de Pali Canon is het product van een late onder-onder-onder-onder-traditie, gebaseerd op eeuwenlange mondelinge overdracht, tal van correcties door concilies, aangevuld met naar het Sanskriet hertaalde Chinese agama’s en al wat de redactie van de achtereenvolgende edities in de negentiende en twintigste eeuw goeddunkte.
Het is verloren tijd en moeite om te pogen de historiciteit van een oerboeddha vast te stellen, wat gelovigen er niet van weerhoudt de boeddhafiguur van de canon te substitueren voor deze oerboeddha. Omdat de behoefte aan een lijn naar de oerboeddha altijd even onuitroeibaar is geweest als het brandende verlangen naar de zenervaring, zijn leraren van elke origine zelf maar lijnen gaan trekken, bronnen of niet.
Wat dondert het gelovigen dat hun boeddha niet de oerboeddha kon zijn, ze wilden (en willen) er gewoon eentje. Leraren, opgescheept met een massaliteit van aanwas (als het om kloosters ging soms beperkt door het bevoegd wereldlijk gezag), hadden weinig andere keuze dan hieraan mee te doen. Met tal van concurrerende tradities en de eigen aspiraties van leraren kon het van levensbelang zijn de wereld duidelijk te maken dat zij een echte en rechte lijn naar de oerboeddha vertegenwoordigden.
Tot zijn leedwezen merkte bijvoorbeeld Eihei Dogen dit eveneens aan den lijve. Zijn zen had hij, volgens eigen zeggen, vanuit China geïmporteerd om het verloederde boeddhisme in Japan terug te brengen naar zijn oorsprong. Het monopolie op zijn gelijk werd echter betwist door de Daruma Zen school, die hetzelfde beoogde en beweerde.
Een gelukkige bijkomstigheid voor zenboeddhisme is dat het er allemaal niet toe hoeft te doen. Het heeft namelijk zijn bevrijdingservaring, die zenboeddhisme gelijkstelt met, of liever als superieur aan, de verlichtingservaring van de oerboeddha. Hiermee gewapend veegt zenboeddhisme de vraag over het bestaan van de oerboeddha als irrelevant onder het tapijt. Broeder Gautama’s te boek gestelde avonturen zijn een clownsact van een oude yogi waar je als zenbeoefenaar doorheen moet leren kijken.
De betekenis van transmissie levert een dilemma op binnen het moderne westerse zen, maar met minder regulerend potentieel dan in kloosters, omdat het zich bij ons in lossere gemeenschappen afspeelt. Transmissie creëert in de ogen van anderen (en in die van dharmaopvolgers) een toplaag in de gemeenschap.
In Oost-Azië kon je dit vroeger nog oplossen door iemand die de zenervaring voldoende onder de knie had, het klooster uit te sturen. Hij ging de wereld in om emplooi te vinden als kapelaan van een plaatselijke tempel, als hagepreker of als rondreizend dichter, van alles was mogelijk. Zo had een klooster mede de functie van een soort priesteropleiding.
Een stil geheimpje van zen is dat verlichting niet alleen door de zenervaring tot stand kan komen. Hier loop je opnieuw tegen een dilemma van de traditie aan. Als je dat openlijk zou toegeven, ja, waarop berust dan de claim van jouw klooster of beweging of sangha dat deze iets betekenisvols vertolkt? Waarom zou je je er als buitenstaander mee inlaten, als het misschien ook anders kan, met minder moeite?
Zen en de wereld, het blijft een bron van misverstanden en menselijk gewriemel. Beeldend kunstenaars, auteurs en andere vrije geesten, doorzien de betekenis van de zenervaring vaak onmiddellijk en intuïtief, zonder ook maar één seconde op een meditatiemat te hebben doorgebracht. In zijn roman ‘Siddhartha’ laat Hermann Hesse de gelijknamige hoofdpersoon het pad kruisen van de oerboeddha en zijn gevolg van monniken. Siddharta’s metgezel treedt in bij de orde, de hoofdpersoon zelf echter niet. Het is een keuze, maar wijsheid kan je ook langs andere weg geworden.
Sommigen, zoals Hisamatsu, hebben zich een tijdje blootgesteld aan zentraining en toen hen het licht was opgegaan, de training verlaten. Hisamatsu werd zonder transmissie een succesvolle naoorlogse leraar, die op zijn manier een ander, moderner procedé introduceerde dan dat van Japans aartsconservatieve zenscholen.
Zelf opstaan als dharmaopvolger: het kan allemaal en het kan geen kwaad om de betekenis van transmissie te relativeren. Tot de rangen van de vrije geesten behoren wereldwijd gelukkig vele mensen die verlicht zijn geraakt door iets anders dan een boeddhistische bevrijdingservaring. Als je de hele zaak overziet, dat is er soms reden tot lachen over onzin die op een onbewaakt moment uit de mond of uit de pen kan voortkomen van zenleraren en hun gevolg, en over de eerbiedige, zwijgende volgzaamheid van niet-begrijpende aspirant- beoefenaars.
Met Hisamatsu maakte Abe Masao, de redder van Ton Lathouwers in een moment van grote persoonlijke crisis, deel uit van de kring rond de Kyoto-school, een groep Japanse filosofen die, men leze het oordeel op basis van grondig onderzoek in James Heisigs boek ‘Philosophers of Nothingness’ (2001), geen bijdrage van betekenis heeft geleverd aan de filosofie.
Abe zelf publiceerde een boek over Dogen met onbegrijpelijke grafische afbeeldingen om de zenleer van een van Japans literaire helden toegankelijker te maken. Het is het groupiegedrag van religieus hunkerenden dat het stilzwijgen en daarmee ook de ontsporingen in westerse zensangha’s faciliteert. Leraren zelf ervaren de hunkering soms als vervelend, wanneer de zoveelste student tijdens een persoonlijk onderhoud uit overschatting van eigen kunnen informeert of transmissie al in zicht is.
En dan verschijnt op 5 november 2024 in het Boeddhistisch Dagblad een bijdrage van Elsbeth Wolf, getiteld ‘Zitten in verbondenheid, Je moet het levend houden’ gebaseerd op een verzameling teksten uit de geschiedenis van Mahayana en zen. Een belangrijk punt dat haar lijkt te ontgaan is dat zen niet tegen het bestuderen van sutrateksten als zodanig is, maar tegen het erkennen van een oerboeddha of welke andere, veruitwendigde religieuze autoriteit dan ook.
Gevolg is dat zij een andere religieuze autoriteit, Bodhidharma (Daruma in het Japans), laat optreden als de zogenaamd historische stichter van zen, terwijl deze gestalte even mythisch is als die van de oerboeddha. Als je haar voetnoten bekijkt, dan kun je je terecht afvragen of ze niet in de gaten heeft waarom de teksten die worden toegeschreven aan Bodhidharma, op zijn minst van enkele honderden jaren later zijn.
Niets in de geschiedenis van Mahayana is wat het lijkt dat het is. Onderzoekers benadrukken dat de oorsprong van het ‘Grote Voertuig’ in raadselen is gehuld. Anders dan de monastieke sektes waarin Gautama’s beweging zich had georganiseerd en vertakt, was de bedoeling dat er voor iedereen plaats zou zijn in dit voertuig. Het lijkt erop dat het vroegste Mahayana een liturgie van een reeks nieuwe teksten inhield, die binnen dezelfde ordes naast die van het traditionele boeddhisme werd onderhouden.
Breukpunten in de geschiedenis van Mahayana moeten met het grootste voorbehoud worden bezien. Wanneer Mahayana zich precies losmaakte, is onbekend. Teksten waarop boeddhisten kunnen terugvallen, zoals in dit geval de Lotus Sutra, hebben meestal een ideologische lading. Al te goedgelovig wordt op basis van zulke teksten aangenomen dat ze een breukpunt beschrijven, of dat er één breukpunt moet zijn geweest.
Wat geldt voor Mahayana, gaat ook op voor zen. Het is verre van zeker dat er één stichter van zen heeft bestaan. Het toeschrijven van een bundeltje dharmaredes aan één charismatische figuur door latere volgelingen die een ideologisch fundament wilden leggen onder hun traditie, is in de geschiedenis van zen echter een beproefd recept. Evenals andere tradities tapte men allemaal uit hetzelfde boeddhistische vaatje. Telkens werd er weer een verhaal gesponnen om zich te onderscheiden, zonder zich erom te bekommeren dat dit was wat de verfoeide concurrentie ook had gedaan.
Als zoveel zenleraren de geschiedenis door verbindt ook Elsbeth Wolf wat ze meent te weten met wat ze niet kán weten. De lijn tussen Bodhidharma en Dogen overspant zo’n zevenhonderd jaar; ze vraagt zich niet af wat we wel en niet weten over het tijdeigen van de een en de ander. Dan gaan we weer zo’n duizend jaar terug naar een passage uit de Avatamsaka Sutra die voor zover wij weten dateert van ongeveer een halve eeuw vóór de tijd waarin zen waarschijnlijk is ontstaan.
Met een selectieve greep teksten wordt zo de traditie van Maha Karuna Chan ideologisch gelegitimeerd en een fundament gelegd onder de hoogst kwestieuze stelling dat mensen die niet in een kloosteromgeving beoefenen, wel moeten zorgen dat ze dagelijks mediteren. Het is aanschouwelijk onderricht en een voorbeeld van de wijze waarop iedere andere eigentijdse zengemeenschap haar eigen verhaal kan construeren.
En het is onnodig. Zensangha’s in de eenentwintigste eeuw staan mijlenver af van de beoefening in de tijd van Huineng en Linji. Het gegoochel met teksten verraadt een verlegenheid om zichzelf van een dekmantel van identiteit te voorzien zonder een beroep te doen op de wortels van eigen tijd en cultuur. En dit terwijl juist deze verlegenheid een mooi aanknopingspunt kan zijn om aan de orde te stellen: “Precies hier en nu, als niets lukt, wat doe je dan?”
Waarom niet gezegd: “Wij weten zo weinig van de geschiedenis van zen en boeddhisme, behalve dat we in bijna niets gelijken op de historische beoefening ervan? Maar dit doet er niet toe, want één ding is altijd uit voorraad leverbaar: een begin maken met een verkenning van de zenervaring. Op basis van deze ervaring werken onze sangha’s eraan de zaden van boeddhaschap te laten ontkiemen bij beoefenaren, in geest soms in staat tot vlagen van verlichting, en verder delend in de onvolmaaktheid van de menselijke existentie.”
Beoefenaren in westerse zensangha’s zijn niet in staat tot de belastende geestelijke capriolen die voor zenmonniken in een kloosteromgeving met continu verblijf mogelijk waren. In een vereenvoudigde zenbeoefening is er geen plaats voor een flirt met een overtrokken vorm van contemplatie. Hooguit kan er hier worden geëxperimenteerd met een zenervaring op een wijze die past bij een tijd waarin onthaasting even belangrijk is als ons functioneren als goed geïntegreerde, individuele leden van de maatschappij. De tijd is verdergegaan en wij staan dichter bij andere bronnen van verlichting uit onze eigen cultuur dan bij de cultuur waarin het zenboeddhisme is ontstaan. Zou dit niet een beter uitgangspunt zijn dan proberen geforceerd de wijsheid van een vreemd verleden te repliceren?
Zen speelt zich af temidden van vele contradicties. Eén daarvan is dat het historische zen zelf opnieuw een monastieke beweging vormde binnen een Mahayana dat zich in naam richtte op een veel groter publiek. Een andere dat hoe harder je de kernervaring probeert te bereiken of de validiteit ervan te bewijzen, des te minder effect je sorteert. Als de ervaring van hart tot hart wordt overgedragen, dan komt het reine land waarlijk toe aan diegenen die erin slagen arm van geest te blijven. Het beste onderricht in zen komt van wie van nature lankmoedig is, niet van de novicemeesters of de tekstschrijvers.
Hans van Dam zegt
Wat jammer dat je stopt met je column. Ik heb je tegendraadse en ietwat bombastische stukken altijd met plezier gelezen. Ze gaven kleur aan het BD en maakten soms heel wat los.
Jules Prast, de boeddhist met de hamer – ik ga hem missen.
Taigu, de grote dwaas – ik zal hem missen.
Ujukarin zegt
We gaan je missen, Taigu!
Grote dank voor al je schrijfsels.
Met gevouwen handen,
G.J. Smeets zegt
Jules alias Taigu
ik citeer uit deze en je laatste column in BD:
“De tijd is verdergegaan en wij staan dichter bij andere bronnen van verlichting uit onze eigen cultuur dan bij de cultuur waarin het zenboeddhisme is ontstaan. Zou dit niet een beter uitgangspunt zijn dan proberen geforceerd de wijsheid van een vreemd verleden te repliceren?”
Ja dat zou beter zijn. Maar dan wel zonder de hardnekkige pre-occupatie in Oost en West met ‘verlichting.’ Hartelijke groet van Goff.
Jaap zegt
Dankuwel Taigu voor uw bijdragen aan dit dagblad. Uw stem liet mij zoveel nieuwe benaderingen zien van wat vaak als “een overtuiging” werd gezien. Wens u het allerbeste toe.