Wie zit hier vast, de meester of de leerling?
chan
Koan 27 – Wat is een witte stier op een kale vlakte?
Kalfsleer voor koeienkoppen.
Koan 26 – Lezen monniken soetra’s?
Goudstof is mooi maar in je ogen geeft het staar.
Koan 25 – Waarom dertig stokslagen?
Tand om tand.
Koan 24 – Maakt het wat uit?
Broeder Lepu riep: ‘Hetzelfde, anders, waar denkt u wel dat u bent!’
Koan 23 – Snap jij het?
Buigen en barsten.
Koan 22 – Werelds of heilig?
Non-dualiteit zonder habijt.
Koan 21 – Wanneer hoor je te buigen?
‘Hielenlikker!’ riep Linji. ‘Mattenstikker!’ gilde de oude man terug.
Koan 20 – Wat als het niet komt?
Feest in de Tempel van het Grote Mededogen.
Koan 19 – Wie is hier de ezel?
Houd de dief!
Koan 18 – Dwaas of wijs?
De meester riep: ‘Oud wijf!’ ‘Stokstijf!’ gilde Puhua, en lichtte zijn hielen.
Koan 17 – Bovennatuurlijk of oorspronkelijk?
Puhua trapte de eettafel omver. ‘Wat grof!’ riep de meester.