De meester stond op zijn stok te leunen en deed alsof hij sliep.
chan
Koan 52 – Wat zit je nu te kniezen op je kussentje?
Een meisje plukt een bloem en alom wordt het lente.
Koan 51 – Heb jij al wat opgestoken?
Donderend sloeg de bliksem in, de vogel was gevlogen.
Koan 50 – Hoe sla je een slag zonder stok?
Eindelijk rust.
Koan 49 – Wat wil jij bewijzen?
Gedenk te doden.
Koan 48 – Waar ga jij heen?
Van steen naar steen.
Koan 47 – Ben jij al uitgeleerd?
Letterknechten.
Koan 46 – Hoeveel leerlingen heb jij?
Klaar ben je ermee.
Koan 45 – Wat is ontilbaar al weegt het niets?
Zegt een hark tegen een schoffel…
Koan 44 – Wat haal jij je allemaal in het hoofd?
Linji lag te slapen in de meditatiehal.
Koan 43 – Wie speelt hier toneel?
Later zei Huangbo tegen de hoofdmonnik: ‘Die maak je ook niks meer wijs.’
Koan 42 – Zou jij het pikken?
Terwijl hij weer begon te schoffelen, zei Linji: ‘Overal cremeren ze de doden, maar ik begraaf ze levend.’