Gisteren kreeg je in deel één van deze korte serie de praktische uitleg over karma, en werd vooral benadrukt dat je hier en nu karma opbouwt en soms ervaart – waar niets zweverigs aan is. In dit deel maken we tijd voor wat meer filosofische reflecties. Want, mede beïnvloed door die andere religies die het karma-begrip hanteren, doch er wat anders onder verstaan: er is veel over geschreven en gepraat- juist over die meer ‘zweverige’ kant.
Die andere kant heeft te maken met de vraag of er wedergeboorte is, en van wát dan wel; want paticca-samuppada kan natuurlijk heel wel inhouden dat een geboorte naast biologische ook andere karmische oorzaken kan hebben, en dat er na je dood karma-vipaka overblijft dat ergens anders weer gaat opduiken.
Slag om de arm
Maar eerst, om een vaak opduikende vraag voor te zijn, een disclaimer. Zo ongeveer de hele dharma staat vol met het principe ‘Ehipassiko’ oftewel ‘kom en zie voor jezelf’. De Boeddha moedigde alle toehoorders aan niets voetstoots van hem aan te nemen maar uitgebreid zelf te proberen, en pas dharma te onderschrijven als het bewezen voor hen werkt. Maar het hele stuk over wedergeboorte laat zich in je huidige levensidentiteit niet uittesten. Dus hierin heeft Boeddha, die nadrukkelijk over wedergeboorte predikte, zichzelf enigszins tegengesproken.
Anderzijds valt dit gebied niet onder de ‘avyākṛtavastūnis’, de terreinen waarvan de Boeddha zei dat we er geen uitspraken over moesten doen omdat we ‘t niet zouden snappen. Dus alles wat je van het nu verder geschrevene accepteert en toepast zal zijn op basis van aannemelijkheid, geloofwaardigheid, ‘in lijn zijn met alle stukken van de dharma die je wél praktisch hebt kunnen toetsen en die voor jou bleken te werken’. In de kern dus op basis van Sraddha, vertrouwen (dat wat anders is dan blind geloof!). Houd je vast aan pure Ehipassiko dan kán dat, maar dan is het aan jou om een antwoord te vinden op de vraag wat er met karma-vipaka na de dood gebeurt zonder in nihilisme te vervallen. Boeddha verwierp dat laatste expliciet. Fans van deze denkrichting kunnen o.a. terecht bij Stephen Batchelor- ik wens ze veel sterkte toe want ikzelf kan er vooralsnog weinig mee en vind Sraddha een essentieel element binnen het boeddhisme.
Wedergeboorte – niet: reïncarnatie
Met deze disclaimer nu aan de slag met de tientallen statements van Boeddha over wedergeboorte.
Enerzijds formuleert hij de al genoemde wet van paticca-samuppada: niets is onveranderlijk want alles heeft een achterliggende oorzaak en daaraan kun je werken. Maar hij stelt ook ‘er gaat iets door vanuit vorige levens naar nu en vanuit je leven nu naar de toekomst’. Je zou het kunnen uitleggen dat de ene kaars met zijn vlam de tweede kaars aansteekt alvorens zelf uit te doven. De brandende tweede kaars is niet hetzelfde als de eerste, maar is ook niet fundamenteel verschillend want ze hebben een duidelijk oorzakelijk verband.
Datgene dat doorgaat is niet persoonlijk want dat zou iets van een permanente ‘ziel’ zijn (reïncarnatie). En dat is eternalistisch, de Boeddha vermeed zowel eternalisme als nihilisme. Bovendien opent het de deur naar voorbeschikking want ‘misschien moet die ziel wel iets afmaken uit vorige levens’ of ‘wordt gestraft voor de handelingen in vorige levens’ – en dat is allemaal gespeculeer met veelal een theïstisch sausje en zeker niet de dharma. Je moet dus ook erg uitkijken met veel latere boeddhistische teksten, bijvoorbeeld de Tibetaanse voorstellingen zoals de bardo (tussenwereld) – bij verkeerde uitleg neigen ze naar dat eternalisme. Ook de stelligheid waarmee sommige Tibetanen beweren dat problemen in dit leven van personen X moeten wel komen door hun vorige levens, is totaal ongefundeerd, zie bijvoorbeeld de zo meteen beschreven Niyamas, die overigens grotendeels in teksten staan die door historisch toeval nooit naar het Tibetaans vertaald zijn. Het is veiliger om dat doorgaande stuk niet te koppelen naar een individueel leven, bij Tibetaanse tulku’s bijvoorbeeld zie je dat een ‘vlam’ in drie delen kan splitsen (denk aan de film Little Buddha) of juist weer meerdere vlammen in één persoon kunnen samenkomen.
Je kunt de wedergeboorte zelfs zien als een algemeen ‘overerven’, net zoals de omstandigheden van je geboorte door algemene factoren bepaald worden. Zoals de welvaart in een regio, een sociaal zekerheidsstelsel of juist het gebrek daaraan, gelijke kansen voor alle standen in het leven etc. En zoals datgene waaraan jij herinnert zult worden na je dood los staat van de discussie over wedergeboorte. Enerzijds kunnen vrienden/familie etc. en misschien wel hele groepen in een maatschappij je zien als een inspiratie voor hun verdere leven en langdurige dankbaarheid tonen, anderzijds kunnen ze je liever heel snel vergeten zijn. Je kunt in ieder geval zeggen dat positief karma in dít leven ook zou moeten leiden tot het achterlaten van positieve herinneringen bij anderen.
Slagen om de arm
Dus ‘er gaat iets door’ en ‘je bent mede het product van karma-vipaka dat er al voor je geboorte was’, zoveel stelt Boeddha. Maar ondanks dat hij zelf bij heel wat volgelingen uitlegde wat de relatie met ‘hun’ vorige levens was, heeft hij nooit en te nimmer anderen aangeraden dat zelf te doen. Een belangrijke reden is dat je om dat vermogen te bezitten zelf zo ongeveer Stroombetreder (een gevorderd stadium op het Pad) moet zijn, maar er is nog veel meer reden tot voorzichtigheid.
Zoals de uitwerking van de paticca-samuppada in de abhidharma. Daar vind je de lijst van vijf niyamas, oftewel de vijf vormen van oorzakelijkheid. Utu niyāma (fysieke oorzaak, denk aan natuurverschijnselen) en bija niyāma (biologische oorzaak, denk aan ziekten) zijn de eersten. Dan komt citta niyāma oftewel psychologische oorzaken, en vervolgens kamma niyāma oftewel karmische relaties. Uiteindelijk is er dharma niyāma oftewel effecten van spirituele wetten en inzichten. Bronnen van de niyamas zijn o.a. stukken soetra’s en abhidhamma en commentaren van Buddhaghosa. Een mooi voorbeeld is een niezende persoon. De oorzaak kan de koude wind zijn (utu niyāma), een virusziekte (bija niyāma), stress en burnout (citta niyāma), een schok door inzicht (dharma niyāma ) en tot slot handelingen in dit leven of daarvoor (kamma niyāma). Zonder grondig nader onderzoek kunnen we niet bepalen wat de oorzaak is, en karma is hier niet de meest voor de hand liggende.
De niyamas helpen ons nuanceren. Je zou kunnen zeggen dat niets in het leven ‘noodlot’ is wat we maar gewoon moeten ‘accepteren’, er is altijd een gelegenheid om positieve energie te ontwikkelen en iets ten goede te transformeren. Maar als er een repeterend patroon in je gedrag is, waar je echt geen andere oorzaak voor weet- ook niet in karma van dit leven, dan stelt het sommigen gerust te horen dat dít patroon misschien wel karma-vipaka uit het verleden is.
Een andere slag om de arm zit in de soorten karma. In het eerste deel zag je al de rijpings-classificatie: direct, later rijpend en zal-waarschijnlijk-gecompenseerd-worden-dus-niet-rijpen. Dus ook een gefixeerde redenatie dat je ogenblikkelijk een wie-goed-doet-goed-ontmoet of boontje-komt-om-zijn-loontje zou krijgen, is volgens de Boeddha onjuist. Je weet (en ervaart bij vlagen) dát wat je nu doet effect zal hebben, maar weet van tevoren niet hoe en wanneer.
Toepassing in het leven
Toch zijn deze slagen om de arm, qua verklaren uit het verleden en qua voorspellen naar de toekomst, geen ontkrachting van de karma of paticca-samuppada doctrine – het zijn belangrijke nuances in de toepassing ervan. Ze laten onverlet dat alles wat je nu opbouwt aan geestestoestanden en speciaal in de laatste tijd voor je dood kan ‘meegaan’ naar wat er daarna ook moge komen. Zij die een slecht geweten hebben komen dan vaak in die laatste levensfase tegen, en je zou bijna zeggen dat ze daarmee na de dood een eigen helletoestand met zich meedragen. En een gewelddadige dood is altijd slechter qua karma dan een vredige dood, dat valt moeilijk te ontkennen. Dit betekent ook dat zelfdoding (gemotiveerd door wat dan ‘psychisch lijden’ moet heten) op zichzelf karmisch ongunstig is. En zelfdoding vanwege het één of andere protest, of in de hoop op een betere reïncarnatie, is gewoon dom. Het is wat anders dan ‘passieve’ euthanasie vanwege ondraaglijk fysiek lijden, dat laatste kan wel degelijk samengaan met een vredige dood.
Zowel als samenvatting als om nog een ander stukje toepasbaarheid te benadrukken, zeg ik iets over het verschil met de Hindoe-uitleg van karma. Boeddhisme kent geen onveranderlijk migrerende ziel dus geen reïncarnatie van zo’n ziel. En dharma ziet een grote veranderbaarheid, ongeacht het karma uit vorige levens. Zoals de Indiase oprichter van het neo-boeddhisme Dr. Ambedkar een soetra modern vertaalde: ‘In life it is about bringing worth, not about ones birth’. Grofweg zou je kunnen stellen, mede door de boven uitgelegde niyamas, dat individueel karma uit vorige levens slechts een paar procent van je conditionering uitmaakt. Daarbovenop geldt in de starre Indiase maatschappij dat 50% of meer van die condities uit ‘algemene factoren’ bestaan; zoals ernstig onethisch en anti-sociaal gedrag van grote groepen van de bevolking, gebaseerd op eigen overleven ten koste van andere levende wezens. Je zou het citta Niyāma kunnen noemen.
De lage welvaart in de regio, het gebrek aan een sociaal zekerheidsstelsel en aan gelijke kansen voor alle standen in het leven zijn allemaal factoren uit het verleden die ongunstig zijn voor de toekomst van een maatschappij. Aan die algemene factoren moet vanuit compassie sowieso hard gewerkt worden, los van de vraag van karma.
Nogmaals: karma uit vorige levens en zelfs wat je in dit leven opgebouwd hebt, is nooit en te nimmer ‘onveranderbaar lot’ net zomin als astrologische voorspellingen dat zijn. Karma-vipaka (individueel of als groep) is een startpunt en niet meer.
Tot zover de wat meer filosofische reflecties over afhankelijk ontstaan en karma. De vertaling naar praktisch advies is nog steeds: positief handelen is hét fundament van je dharmabeoefening in het hier en nu!
G.J. Smeets zegt
Ujukarin,
Je stelt:
“…maar dan is het aan jou om een antwoord te vinden op de vraag wat er met karma-vipaka na de dood gebeurt zonder in nihilisme te vervallen.”
Tja, zo wordt degene die geen vertrouwen heeft in ‘karma/vipaka na de dood’ (jouw woorden) als potentiële nihilist gekwalificeerd.
Je stelt:
“Maar het hele stuk over wedergeboorte laat zich in je huidige levensidentiteit niet uittesten. “
Dat ben ik met je eens en daarmee is dat hele stuk niets meer of minder dan een kwestie van geloof c.q. vertrouwen. Geloof in abstract dogma of vertrouwen op de woorden van degene die dat dogma propageert. Meer is het niet en vooral niet minder.
Piet Nusteleijn zegt
Het hele denkbeeld van ‘persoonlijke reïncarnatie’ is een misvatting.
Wanneer iemand sterft ga “je” op in het geheel.
Op een bepaalde manier bouwt de mensheid zich op, het ontwikkelt zich. Er vormt zich een continuïteit. De nieuwe mens gaat als het ware op de oude mens staan. Hoe?
Zou het niet zó kunnen zijn, dat bij het overlijden er toch een stroom van gedachten en herinneringen achter blijft en als het ware toegevoegd wordt bij- en in een nieuwe geboorte(n).
Een nieuw mens kan zich dan later een vorig leven herinneren. Hij herinnert zich echter dan niet “zijn” persoonlijke vorige leven. Hij denkt echt van wél.
Dat is die persoonlijke reïncarnatie-misvatting.
Wat wordt herinnerd; is dan die (opnieuw bewerkte) stroom van gedachten en herinneringen van de overledene(n)