In het najaar 2021 beloofde ik min of meer een cursus theologie te gaan volgen. De schriftelijke cursus telt maar liefst 48 lessen en ik denk dat er over iedere les ongetwijfeld iets valt te schrijven, doordat de inhoud mij op gedachten zal brengen die ik wel wil delen. Vandaag:
De kerk in de moderne tijd (deel 1)
Volgens de cursus Theologie volgt na de middeleeuwen onmiddellijk de moderne tijd. Kennelijk bestaat er géén kerkelijke renaissance (1450 – 1600) en géén kerkelijke barok (1600 – 1750). Ik kan er mee leven. Hoewel… renaissance betekent letterlijk vertaald: hergeboorte! En dat is toch wel wat er zo’n beetje in die jaren tussen 1450 en 1600 met de kerk gebeurde… het christelijk geloof vond zichzelf opnieuw uit en kwam na een hoop weeën (inquisitie-pijnen) als herboren weer tot leven. Eén van de vroedvaders was Maarten Luther. Na een harde, sombere jeugd besluit deze zoon van een mijnwerker en boer in te treden in de Augustijner Orde. Dat doet hij niet zozeer uit roeping als wel uit behoefte het huis uit te zijn. De jonge Maarten ontwikkelt zich eerst tot godsdienstleraar en tenslotte tot doctor in de theologie. Hij denkt voortdurend na over de inhoud en betekenis van begrippen als genade, rechtvaardigheid en uitverkorenheid, maar vindt nauwelijks serieuze aanknopingspunten in de gangbare theologische tradities en opvattingen van zijn tijd. Uiteindelijk komt hij tot inzichten die botsen met wat je zou kunnen noemen het ‘mainstream” geloof dat de katholieke kerk propageerde. Allerlei ontwikkelingen leiden ertoe dat hij – geheel naar academisch gebruik – zijn stellingen aan de slot- en universiteitskerk van Wittenberg bevestigde. Dat hij dat deed was dus eigenlijk niets bijzonders. Wat wél bijzonder was, was de inhoud van wat hij in zijn 95 stellingen verkondigde. Bijvoorbeeld: dat het kopen van aflaten onzinnig was! Aflaten waren op schrift gestelde bewijzen dat je een x bedrag aan de kerk had betaald om daardoor minder lang in het vagevuur te hoeven verblijven. Hoe meer geld je betaalde, hoe korter in het vagevuur … dat was de idee. En Luther zei dat dat kletskoek was. Ongehoord!
Om kort te gaan: Luther legde de bijl aan de wortel van een lucratieve handel van de katholieke kerk, én hij beweerde allerlei andere dingen die niet alleen ingingen tegen heersende opvattingen, maar die vooral de macht van de paus, de kardinalen, bisschoppen en priesters ondergroeven. Omdat Luther zijn stellingen niet wilde herroepen, werd Luther in 1521 officieel verbannen. Eerst uit de kerk, daarna ook uit de staat. Zijn geschriften moesten worden verbrand. De keurvorst van Saksen bood Luther uiteindelijk een jaartje asiel in de Wartburg. In dat jaar vertaalde de afvallige monnik de Bijbel in het Duits. Voortaan kon iedereen lezen wat er in die omnibus stond. Ondertussen ontstond er rond Wittenberg en daarna in streken daaromheen een stroming die wij nu kennen als “de Lutherse kerk”. Luther zelf trad uit de Augustijner orde en trad in het huwelijk met Katharina van Bora. Hij overleed in 1546 in zijn geboorteplaats Eisleben, 63 jaar oud.
Na de dood van Luther vond het Concilie van Trente plaats. Dat concilie duurde van 1545 tot 1563, in verschillende zittingsperiode. In 1552 gingen ook de protestanten deelnemen, op verzoek van de (Duitse) keizer. Die beste man dacht dat er nog steeds een gezamenlijke (geloofs)basis was, maar die veronderstelling bleek niet houdbaar. De paus weigerde te onderhandelen over de protestantse eisen. Hij vond dat hij boven het concilie stond, en niet andersom. Hoe ook, in 1564 bevestigde paus Pius IV alle tijdens het concilie geformuleerde decreten en reformbepalingen. De katholieke geloofsleer was daarmee definitief bepaald en de (noodzakelijke) hervorming een feit. De westerse christelijke kerk bestond voortaan uit katholieken én protestanten.
Ondertussen had je nog zoiets als ‘de inquisitie’. Dat was een onbarmhartige katholieke geloofsrechtbank, die iedere afwijkende geloofsopvatting en elk on-katholiek belijden veroordeelde en bestrafte. Dat gebeurde zeer effectief en onzachtzinnig! Vooral in Spanje gingen de inquisiteurs behoorlijk te keer. Joden en moslims werden bruut vervolgd. Ook de Waldenzen – een protestantse gemeenschap die in eenvoud en armoede wilde leven – hebben het geweten: In 1655 verscheen er een verordening: iedereen uit de Waldenzen-gemeenschap die niet binnen een afgesproken tijd (enkele dagen!) terugkeerde tot het katholieke geloof, zou ter dood gebracht mogen worden. En dat gebeurde ook. Er is een afbeelding van een naakte vrouw die op een paal gespietst werd. Zoiets verzin je niet.
Het instituut ‘katholieke kerk’ was in de loop der tijd echter zo corrupt geworden dat hervormingen niet meer te stuiten waren. Het christelijke geloof moest terug naar de bron. Zwingli en Calvijn vonden dat Luther half werk geleverd had. Daarover schrijf ik een volgende keer
En dan was er tussen 1500 en begin 1700 nog iets: heksenwaan. Katholieken en protestanten deden in het vervolgen van vermeende heksen niet voor elkaar onder. Vooral oudere, alleenlevende vrouwen werden er het slachtoffer van. Het volk was bang voor van alles en nog wat, mede doordat men geen weet had van bijvoorbeeld ziekteverwekkers, vitaminetekorten en andere oorzaken van kwalen, gebreken en onverklaarbaar sterven. Als er een kind stierf, een kraamvrouw of een koe, maakt niet uit wie of wat … dan kon dat verweten worden aan iemand die een vloek had uitgesproken of simpelweg te lang met ‘het boze oog’ naar het slachtoffer gekeken had.
In 1487 was er een boek verschenen waarin precies beschreven stond waaraan je heksen kon herkennen en hoe je ze diende te bestrijden: de Heksenhamer! Handig. Gooi een vrouw in het water… blijft ze drijven, dan is het een heks en dan mag je die levend verbranden. Zinkt ze en verdrinkt ze… ja, jammer en helaas. Het was dan natuurlijk géén heks, maar tragisch slachtoffer. De heksenwaan kwam voort uit angst voor de duivel – Joost – en voor zijn trawanten: demonen. Gelukkig waren er ook felle tegenstanders van de heksenwaan, zoals de Jezuïet Frederik von Spee die in 1631 schriftelijk opriep tot uiterste voorzichtigheid in ‘criminele processen’. En in Nederland verrees bijvoorbeeld in Wageningen een heksenwaag. Als een heks echt niks weegt, moet je dat op een eerlijke weegschaal toch kunnen zien?