Over de doden niets dan goeds. Thich Nhat Hanh is voor mij altijd een enorme inspiratiebron geweest. Ik heb drie jaar deel uitgemaakt van de Hart van Nederland-sangha in Utrecht, een sangha die beoefende in de traditie van zijn Orde van Interzijn, voordat ik terugkeerde naar mijn bakermat, het Zen Centrum Amsterdam. Desondanks vind ik dat we bij het heengaan van een belangrijke leraar ook in staat moeten zijn feit van fictie te scheiden en zijn bijdrage aan het boeddhisme in een kritisch perspectief te plaatsen.
Zoals meer religieuze bewegingen koestert die van Thich Nhat Hanh de herinnering aan de charismatische stichter en spint zij haar eigen legende om hem heen. Terwijl Thich is opgeleid in de traditie van het zenboeddhisme, in een Vietnamese lineage die vertakt naar de school van Linji, speelt het woord ‘zen’ in zijn gepubliceerde werk nauwelijks een rol. Hij wilde daar kennelijk bewust de nadruk niet op leggen, omdat hem niet een sektarische school, maar een brede beweging van boeddhisten en gelijkgestemden van andere gezindten voor ogen stond. Bewijst de stichting Leven in Aandacht, de Nederlandse vertegenwoordiging van de organisatie die uitgaat van Plum Village, de dierbare overledene een dienst door hem in het bericht van zijn verscheiden nu nadrukkelijk als zenmeester te presenteren?
Bovendien, wat heet overlijden en heengaan in dit verband? Thich Nhat Hanh’s wortels in Yogacara deden hem altijd onderstrepen dat dood eerder een kwestie is van een niet meer fysiek verschijnen, maar dat overlijden niet gelijkstaat aan weg, opgelost in het niets. Dit zou vanuit zijn denken overeenkomen met vloeken in de boeddhistische kerk, een knieval voor een seculier nihilisme. Net zoals Thich tijdig is begonnen er publiekelijk om te vragen of zijn volgelingen voor hem her en der alsjeblieft geen standbeelden of stoepa’s oprichten. We zullen zien of zijn volgelingen de oermenselijke verleiding van het vereeuwigen van het charisma in steen of brons kunnen weerstaan. Het charisma vraagt er juist om dat wij de boeddha in onszelf laten groeien. Dat is de echte manier van Thich’s voorbeeld te volgen.
Ondertussen grossiert de organisatie van Thich Nhat Hanh al jaar en dag in het hergebruik van flapteksten en ander marketingmateriaal uit eigen kring, alsof herhaling leidt tot waarheidsvorming. Kritische biografieën van Thich zijn dun gezaaid. Het verhaal dat hij in 1969 de boeddhistische delegatie naar de Parijse vredesbesprekingen over de Vietnamoorlog leidde, eindigt altijd precies daar. Onvermeld blijft meestal dat er helemaal geen boeddhistische delegatie bij de vredesbesprekingen bestond, omdat deze door de onderhandelende partijen niet werd erkend en door de beveiliging van de conferentie de toegang hiertoe werd ontzegd.
Het is niet zonder betekenis dat dr. Martin Luther King jr. Thich in 1967 nomineerde voor de Nobelprijs voor de Vrede, maar het blijft een symbolische daad van publicitaire aard. Iedereen die aan de criteria van het Nobelprijscomité voldoet, mag een kandidaat nomineren; meestal gebeurt dit zonder verdere ophef. Per prijscategorie ontvangt het comité ieder jaar talloze brieven met nominatievoorstellen.
Bestaande teksten suggereren met wijsheid achteraf dat al hetgeen Thich Nhat Hanh heeft teweeggebracht (en dat is niet gering), werd geleid door een doelgerichtheid, alsof er geen scharniermomenten in zijn leven zaten waarop niet duidelijk was welke wending gebeurtenissen zouden nemen. Uit het bekende biografisch materiaal komt naar voren dat Thich in de Verenigde Staten en in Parijs neerslachtige periodes kende waarin hij twijfelde over de vraag of gerechtigheid kon en zou zegevieren over destructie, hebzucht en kortzichtigheid. In zijn laatste interviews met The Guardian voordat hij door zijn eerste beroerte werd getroffen, toonde Thich zich pessimistisch of de wereld de wil wel zou kunnen opbrengen een klimaatramp tijdig af te wenden. Twijfel en wanhoop horen bij de boeddhaweg, de charismatische leraar is een mens van vlees en bloed en geen heilige.
Ik herinner me het stormpje van verontwaardiging in eigen kring toen ik na een Nederlands optreden van Thich Nhat Hanh in het Haagse Congresgebouw de kuddegeest van zijn volgelingen in het Boeddhistisch Dagblad hekelde. Het thema van de bijeenkomst: ‘Smile’. Een decorstuk met deze tekst hing boven het podium. Thich’s entourage van monniken zat ernstig te mediteren en toen de leraar zelf ten tonele verscheen voor een ellenlange, doodsaaie monoloog kon er niet een begin van een glimlach vanaf. Het publiek zong echter enthousiast mee op de wijs van deuntjes uit het Plum Village-repertoire en bedankte zichzelf uitvoerig door het applaus met één klappende hand voor te doen.
Was dit de Thich Nhat Hanh die mijn ogen opende over de vrijheid die een beoefenaar kennelijk geniet bij meditatie, toen ik hem op een van de vele video’s over zijn leven en bezoeken aan landen overal in de wereld zelf zijn ogen zag openen tijdens een meditatie met zijn monniken in de natuur om het zicht van het omringende landschap in zich op te zuigen?
Thich Nhat Hanh heeft tijdens zijn verschijnen aan ons veel voor velen betekend. Het is het vermogen om zoveel verschillend geaarde mensen te mobiliseren voor vrede en dialoog dat er in mijn beoordeling het meest uitspringt als verdienste. Hij heeft boeddhisme en mindfulness onder de aandacht van massa’s gebracht, maar boeddhisme en mindfulness werden al vóór zijn boeken en optredens gulzig geabsorbeerd door een westers publiek dat in het heersende materialisme de spiritualiteit miste.
Als je buitenlandse recensies van zijn boeken leest, dan zijn er twee stromingen van critici: traditionalistische theravadavertegenwoordigers die niets van mahayana kunnen tolereren en Thich verwijten dat hij de boeddha-dharma verkracht; en mensen die opmerken dat hij wel veel water bij de wijn moet doen om een groot publiek te bereiken. Het is dit laatste argument dat wijzelf op zijn merites moeten durven wegen. Thich’s werk zit vol metaforen, deels ontleend aan Yogacara; de geest is een veld, het bewustzijn een pakhuis, etc. Andere metaforen (“Jezus, een broer van de Boeddha”) hebben een meer retorische, dan een feitelijke betekenis. Dit maakt het soms moeilijk vast te stellen wat hij in werkelijkheid nu precies beweert.
Ja, hij brengt boeddhisten en christenen tot elkaar, maar de prijs is een vereenvoudiging die miskent dat anderen die ook wel zouden willen dat boeddhisme en de christelijke of post-christelijke cultuur nader tot elkaar zouden komen, vaststellen dat dit niet kan zonder dat het dualistische Westen eerst door de mangel van een grondige boeddhismekritiek is gehaald. Confrontatie komt vóór cohabitatie.
Thich en overigens ook de Dalai Lama zeggen in koor dat je van hen helemaal geen boeddhist hoeft te worden, maar het je waarschijnlijker gemakkelijker maakt je te bezinnen op de wortels van je eigen cultuur. Maar zo makkelijk blijkt dit dus nog niet te zijn.
Bovendien raken sommige dingen die Thich verspreid door zijn gepubliceerde werk beweert, kant noch wal. Boeddhisme lost het probleem van Kants ‘Ding an sich’ op, schrijft hij in zijn boek ‘Understanding Our Mind’. Je vraagt je af of hij de filosofie van Immanuel Kant heeft gelezen, en zo ja, wat hij er dan van begrepen heeft. Veel van zijn boeken bestaan uit geredigeerde compilaties van lezingen en voordrachten. Hebben de volgelingen die als redacteuren van zijn werk optreden zelf in de gaten wat de leraar zegt en bestaat de mogelijkheid van tegenspraak en correctie?
Afijn, het heeft mij niet verhinderd om Thich Nhat Hanh als een van mijn grote inspiratiebronnen te beschouwen, al blijf ik een kritische lezer. Voor zijn nagedachtenis hoop ik dat ook anderen in staat zijn hem aan kritisch onderzoek te onderwerpen in plaats van hem onnadenkend op een voetstuk te heffen.
Jan zegt
Wat een triest verhaal van iemand die kennelijk nog vol frustraties zit en niet heeft begrepen waar het écht om gaat.
Joop Ha Hoek zegt
Taigu heeft als historicus de feiten in het leven van Thich tegen het licht gehouden. Niet alles is wat het lijkt. Wat is er mis mee om dit aan de orde te stellen, aan het licht te brengen. De Boeddha zelf zei ook – geloof mij niet zomaar, controleer wat ik zeg.
Martien Van Wanrooij zegt
” De Boeddha zelf zei ook – geloof mij niet zomaar, controleer wat ik zeg.” – dat is ook de reden waarom ik een wat kritischere beschouwing van het gedachtengoed van Thich Nhat Hanh geen groot probleem vind. Daarbij moet ik overigens wel opmerken dat ik mezelf nooit als boeddhist heb willen beschouwen hoewel ik Thich Nhat Hanh toch wel een van de meest inspirerende religieuze schrijvers – en je kunt wel bijna zeggen “relgieuze leiders” al kan die term ook weer aanleiding zijn tot discussie – van de laatste decennia vind.
Matthias zegt
Ik vind het heel belangrijk dat het discours van bekende figuren met zo’n groot bereik tegen een kritsch daglicht wordt gehouden. Daarnaast geef je Thich Nhat Hanh ook waardering voor al het goeds dat hij heeft gedaan. Bedankt, dus, voor de kritische bedenkingen én de uiting van waardering. Ik heb deze bijdrage dan ook met veel belangstelling gelezen. Met bepaalde zaken ben ik het eens, zoals de recuperatie van oud materiaal, maar toch vind ik niet alle puntjes van kritiek zo relevant of constructief. Hierbij denk ik in eerste instantie aan het gebruik van het woord “zenmeester” of zijn kennis van het gedachtegoed van Kant. Bovendien vind ik het persoonlijk een grote meerwaarde dat Thich Nhat Hanh geen “orthodox” theravada- of mahayanaboeddhisme predikte, maar wijsheid en inspiratie putte uit verschillende spirituele, religieuze en boeddhistische tradities, en zijn versie van het boeddhisme bovendien wist te vertalen naar een kader waarbij veel zoekers in het Westen aansluiting kunnen vinden.
Wytske zegt
Over de doden niets dan goeds
Hij is een inspiratie bron geweest voor de schrijver van dit stuk……maar dan
barst hij los met de kritiek op iemand die zoveel betekend heeft voor veel mensen .De kritiek is een technisch gemier met totaal oninteressante details die op dit moment helemaal niet relevant zijn.
Ik vind het prima om kritisch te zijn op meesters die adoratie ten deel vallen.
Maar dit is echt totaal het verkeerde moment .
Als de schrijver zelf meditatie beoefend en zelfinzicht meent hebben dan is er vrees ik nog een lange weg te gaan is voor hem.
Ook onbedachtzaam van het Boeddistisch dagblad .
Als ik u mag aanraden zou ik dit artikel van de site weghalen en het er over een jaar of wat weer opzetten.
Elsbeth zegt
Dankjewel voor dit genuanceerde en nuancerende verhaal. Te vaak is er de neiging tot eenzijdige ‘verering’ en feitelijk heeft Thich Nath Hanh dat helemaal niet nodig, zoals hij zelf ook van mening is. Het is een hardnekkig fenomeen. Ook de Dalai Lama ziet zichzelf als een doodgewone monnik, maar zijn volgelingen spreken hardnekkig over Zijne Heiligheid. Waarom? ‘Niets heiligs’ zei een groot zenmeeester, weliswaar in een ander verband, ooit.
Ik vind het altijd fantastisch als leraren zichzelf als een gewoon mens neerzetten, of worden afgeschilderd als doodgewone mensen, zoals jij en ik. Iedereen neemt zijn of haar dharmaplek in in het grote boeddhaveld. Nogmaals dank!