Op een dag, negen jaar geleden dus, zag ik in de omheining naast het magazijn bij de waakhond een kwispelstaartend hondje. Ik stopte om te kijken en woordjes te zeggen, blafjes te beantwoorden, een vinger door de tralies om over het snuitje te strijken.
Ik ben opgehouden mezelf boeddhist te noemen toen ik mezelf geen boeddhist meer voelde. Ik was vijftig jaar oud / jong en snapte dat iedereen overal ter wereld met hetzelfde worstelt.