In het najaar 2021 beloofde ik min of meer een cursus theologie te gaan volgen. De schriftelijke cursus telt maar liefst 48 lessen en ik denk dat er over iedere les ongetwijfeld iets valt te schrijven, doordat de inhoud mij op gedachten zal brengen die ik wel wil delen. Vandaag:
Atheïsme
Iemand die niet in het bestaan van God gelooft, of zelfs maar in het bestaan van één willekeurig godje – laat staan het bestaan van meerdere goden – noem je een a-the-ist. Een moslim is dus géén atheïst, want hij gelooft wél in God… zij het in de ogen van diverse lieden in de verkeerde: Allah. Hindoes zijn ook geen atheïsten, want zij geloven zeker in één god en vaker zelfs in meer dan één. Boeddhisten zou je atheïsten kunnen noemen, zeker wanneer zij er klip en klaar voor uitkomen dat zij niet in het bestaan van God of goden geloven. Maar, om het lastig te maken: er zijn óók boeddhisten die wél in een god of zelf in meerdere goden geloven. Tja… ik weet het niet.
Iemand die oprecht meent niet zeker te weten of er één dan wel meer dan één God bestaat, noem je een a-gnost. Hij of zij wéét het niet!. Het zou kunnen, maar omdat er nul komma nul definitief bewijs is… Er is nu eenmaal géén “smoking gun!”. Verder dan: het valt niet honderd procent uit te sluiten dat God werkelijk bestaat, komen agnosten niet. Je kunt Zijn (of Haar?) bestaan evenwel ook niet insluiten. Het verschil tussen atheïsten en agnosten is hiermee duidelijk. De atheïst zegt: ik weet zeker dat God niet bestaat… de agnost zegt: ik weet het niet!
Maar wat zeg je eigenlijk als je zegt: God bestaat niet? Zeg je dan dat er geen Persoon is die God heet, of zeg je dat er helemaal niets is dat ons volledig boven de pet gaat maar ondertussen wél enorme invloed heeft op alles wat er in het universum – inclusief onze kleine leventjes – gebeurt? Dat laatste durf ik zelf in ieder geval niet te beweren. Ik snap lang niet alles, en er mij gaat verdomd veel boven de pet. Ik zeg het dus de agnost maar na: ik weet het niet!
Vroeger werden atheïsten en agnosten beide verketterd. Het woord ketter kom van de naam voor een groep lieden die bekend stond als Katharen. De middeleeuwse Katholieke Kerk predikte één almachtige God, schepper van hemel en aarde en duldde niet dat de katharen beweerden dat God te veel macht verloren had aan de duivel. Bovendien pruimde de kerk niet dat de katharen de God van het Oude Testament verwierpen en sterk in hun individuele goddelijkheid geloofden. In de eerste eeuwen van het christendom had men niet voor niets de ‘juiste leer’ vastgelegd en afwijkende geloofsovertuigingen uitgesloten. Alles wat daarvan afweek, heette (na de katharen) ‘ketters’. Dus ook mensen die oprecht meenden te mogen zeggen “Ik weet het niet!” Het uiten van twijfel was simpelweg niet te tolereren.
Hoe is het nu, anno 2021? Je mag in ons land nu zonder angst voor onthoofding, verbranding, verdrinking of andere onaangename represailles gewoon zeggen dat je niet in God gelooft of het gewoon niet weet. Dat is vooruitgang. Het betekent natuurlijk niet dat je gelijk hebt! Het zou kunnen betekenen dat je straks, als je bent overleden, tot de ontdekking komt dat God wél bestaat. Daar sta je dan. Wat zeg je? Zeg je: “Ik wist het niet?”. Misschien krijg je als antwoord: “Had je maar naar de kerk moeten luisteren.” Maar dat deed je niet … eigen schuld, dikke bult. Hoewel, het kan zijn dat God het snapt en vraagt hoe het komt dat je bent gaan twijfelen.
Heb je misschien naar Holbach geluisterd? Deze 18de eeuwse filosofische materialist beweerde dat materie de basissubstantie van de wereld is en dat je God noch als persoon noch als idee nodig hebt. Helemaal niet dus. Religie is bedrog en machthebbers houden daarvan omdat het hen helpt aan de macht te blijven. Gods zogenaamde liefde en mildheid is volstrekt ongeloofwaardig in het licht van alle ellende in deze wereld.
Of heb je naar Feuerbach geluisterd? Deze 19de eeuwse theoloog (!) noemde God een projectie van de mens. Anders gezegd: niet God schiep de mens, maar de mens schiep God. Feuerbach erkent slechts drie wezenlijke elementen in het bestaan van mensen: lichamelijkheid, sensualiteit en materialisme. Friedrich Engels, goede vriend van Karl Marx, is het daar hartgrondig mee eens. De mens moet zijn energie niet langer op Theo richten, maar op de mens zelf. Dat betekent ook dat je beter antropologie kunt gaan studeren, dan theologie.
Of ben je een aanhanger van Karl Marx, die stelde dat je je de moeite van het bekritiseren van het Christelijk of Joodse geloof wel kon besparen, omdat het vanzelf wel uit zou sterven. Marx heeft trouwens godsdienst nooit ‘opium voor het volk’ genoemd. Die uitspraak komt eerder op rekening van Feuerbach, Bruno Bauer of Heinrich Heine die het misschien ook niet eens van zichzelf hebben. De uitspraak komt letterlijk van Lenin. Hij was tegen drugs, en vond dat religie ook een soort verdovingsmiddel was, dat westerse kapitalisten gratis en voor niets aan het klootjesvolk verstrekten om ze gemakkelijk onder de duim te houden.
Het kan natuurlijk ook zijn dat je gelooft dat Friedrich Nietzsche de waarheid sprak toen hij God dood verklaarde. Maar dan moet je zelf goed nadenken! Wat bedoelde Nietzsche precies? Als God dood is, dan moet hij eerst wél hebben bestaan, want iets of iemand die nooit heeft bestaan kan nooit dood gaan of dood zijn. En als God het leven zelf is – de oorsprong en de basis van alles wat leeft – dan kan God evenmin dood zijn, want kijk om je heen: overal is leven!. Kortom… het lijkt er meer op dat Nietzsche alles behalve een atheïst was, maar eerder iemand die veel moeite had met de communicatie met God. “De lijn is dood!” Verbinding verbroken.
Ik heb zelf ooit eens tegen mijn familie, inclusief eigen kinderen (allemaal rond de twintig) gezegd: “beschouw mij maar als dood!”. Het was meer een pijnlijke schreeuw om contact, die helaas door de meeste dierbaren nooit is opgepakt. Ze namen het letterlijk en deden er verder het zwijgen toe, want met een dode is het lastig communiceren. Heb ik er spijt van? Ja en nee. Ja, omdat ik achteraf zie wat het effect is geweest. Nee, omdat ik indertijd (1991) een keuze moest maken en maakte om niet gek te worden. Liever dood dan gek! Maar ja…. ik denk dat Nietzsches kreet ‘God is dood’ ook het resultaat was van het maken van een keuze tussen ‘gek worden’ of ‘alle contact verbreken’. Ik denk dat ik hem begrijp. Maar ik zeg eerlijk – als agnost – “Ik weet het niet.”
Hoe ook, je kunt en mag in 2021 in Nederland overtuigd atheïst zijn, of voluit agnost. Niemand die je daarvoor komt oppakken en opsluiten of laat ombrengen.
Matthias van den Ouden zegt
Beste Dharmapelgrim. Je zegt: De atheïst zegt: ik weet zeker dat God niet bestaat… de agnost zegt: ik weet het niet!. Maar voor deze atheïst speelt het hele wel of niet bestaan van iets dat genoemd wordt God, niet mee. Het is geen issue dus kan ik niet zeggen of God wel of niet bestaat.
Dharmapelgrim zegt
“Ik kan niet zeggen …”. Daarmee geef je aan dat je het niet weet. Toch? Of het speelt of niet doet verder niet ter zake. Overigens baseer ik het onderscheid tussen atheist en agnost op een hele reeks definities die je zo op internet kunt vinden. Misschien zou je nog onderscheid kunnen maken tussen mensen die bewust agnost zijn en zij die onbewust agnost zijn. De eerste groep denkt wel over het thema na en zegt uiteindelijk: ik weet het niet! De ander weet het niet omdat hij of zij er nooit over nadenkt. Zoiets. In mijn visie bestaat onbewust atheisme niet, omdat een atheist altijd bewust zegt: er bestaat géén god. Punt.
kees moerbeek zegt
‘In het Magazine Vrienden van het Boeddhisme 15 december 2016 verscheen het artikel Iemand is zijn eigen redder. Aantekeningen over Boeddha en god. Een citaat: ‘De Boeddha onderwees dat het godsidee een reactie is op angst en frustratie. Zoekend naar zekerheid en troost ontdekten ze het godsidee. Dit is de eerste reden waarom de Boeddha niet gelooft in God. Hij verving vrees en frustratie niet door godsgeloof, maar door inzicht. Hij onderwees ons angsten te begrijpen, onze geneugtes te beteugelen en om met moed en kalmte te accepteren wat we niet kunnen beïnvloeden.’’ Dit citaat komt uit ‘The Flying Spaghettimonster loves you’, B.D. 4 februari 2019.
‘Buddhism is famous in the West as an “atheistic religion,” in the sense that, unlike the Abrahamic religions of Judaism, Christianity, and Islam, it does not recognize a single creator deity. However, one should not assume from this that Buddhism has no gods. It has not one, but many.
In traditional Buddhist cosmology, the gods—or deva in Sanskrit, a cognate of “divinity”—are distributed among 27 heavens (svarga): six are located in the sensuous realm (kamadhatu) along the slopes, at the summit, and in the air above Mount Sumeru, the mountain at the center of the world; 17 in the meditation heavens of the realm of subtle materiality (rupadhatu); and four are in the immaterial realm (arupyadhatu), where there is no form, only consciousness. Because each of these heavens is located within samsara, the realm of rebirth, none of these heavens is a permanent abode of the gods who live there, and none of the gods is eternal.’ Het citaat komt uit ‘Was Buddha God or Human’, Tricycle sep. 13 2017
Al twee duizend jaar wordt er naar de Boeddha en het boeddhisme gekeken door een christelijke bril. Dat is niet alleen a-historisch, maar werkt ook vertekenend. Waarom is dat christendom, in ons geval, toch altijd weer de maat voor alle dingen?