Bij het lezen van deze titel zullen misschien sommige lezers vreemd opkijken. In de tijd dat de Boeddha leefde was er immers nog geen sprake van een klimaat? Er was natuurlijk het weer, de seizoenen, de warmte en de regen, maar niemand dacht eraan dat dit ooit zou veranderen of dat het weer ergens anders erg verschillend zou zijn.
In de jaren tachtig voerde ik in opdracht van het toen nog bestaande tijdschrift ‘De ronde Tafel’ een vraaggesprek met de boeddholoog en yogi John Reynolds, ook wel bekend als Vajranatha. Toen ik hem de vraag stelde wat het boeddhisme met de natuur te maken heeft, antwoordde hij dat de weg naar het Boeddhaschap gaat via het lichaam en dat de natuur het lichaam is van de mensheid. Dat betekent dus dat de adviezen die de Boeddha gaf aan zijn leerlingen over de manier waarop ze zorg moesten dragen voor een eigen lichaam van toepassing kunnen zijn op de manier waarop de mensheid omgaat met de natuur en dus ook met het klimaat.
De zorg voor het lichaam
In de Sivaka Sutta, (Samyutta Nikaya 36.21) vraagt de asceet Moliya Sīvaka aan de Boeddha of alle ervaringen het gevolg zijn van het rijpen van karma. In zijn antwoord noemt de Boeddha de factoren op die bij ziekte een rol kunnen spelen. Dat zijn er heel wat: verstoring van slijm, wind of gal, of een combinatie daarvan (dus medische oorzaken), het weer, onverstandig gedrag, verwondingen en karma. Hij voegt er nog aan toe dat je dit voor jezelf kunt vaststellen en dat dit in het dagelijkse leven door iedereen wordt geaccepteerd (Het Boeddhafenomeen, hoofdstuk 4, paragraaf 2). Als je dit antwoord opvat als advies, betekent dit dat de Boeddha de mensen adviseert om gezond te leven, zich te wapenen tegen weersomstandigheden, geen onverantwoorde risico’s te nemen, op te passen voor ongelukken en geen slechte gewoontes te ontwikkelen. Als de mensheid dus op de juiste manier met de natuur omgaat, dan houdt ze de elementen, wind, water en zon in evenwicht, dat bereidt ze zich voor op onverwachte rampen, beschadigt ze de natuur niet en voorkomt ze verkeerde gewoontes en tradities.
De klimaatramp is niets meer of minder dan het feit dat de elementen uit evenwicht zijn geraakt. Bovendien heeft de mensheid onvoldoende gedaan om natuurrampen te voorkomen, zo zijn vele aardverschuivingen het gevolg van ontbossing. De mensheid heeft de natuur ernstig beschadigd en gaat er nog steeds mee door. Er is bijvoorbeeld steeds opnieuw vervuiling door plastic en olielekken. Ten slotte zijn er tal van gewoontes die zijn opgebouwd en die de natuur grote schade berokkenen, denk maar aan het massatoerisme, het ongebreidelde reizen en het heen en weer slepen van goederen over de gehele aardbol. Dat laatste heeft bovendien geleid tot de recente uitbraak van de Corona-pandemie.
De waarheid
Het gevolg van dit alles is, dat het moeilijker is geworden voor mensen om een leven te leiden dat hen dichter brengt bij het Boeddhaschap. Een belangrijk element in zo’n leven is immers de zorg voor het eigen lichaam, naast de natuurlijke zorg voor anderen. We leven in een maatschappij waarin alles draait om consumptie en geld verdienen. Wie hiervan afstand wil nemen om aandacht te besteden aan zijn eigen leven, wordt zonder meer voor gek verklaard. Deze kijk op het leven begon in wezen al in de renaissance en het wordt treffend weergegeven in het schilderij ‘De school van Athene’ geschilderd door Italiaanse schilder Raphael-Santi in de jaren 1509 en 1510. Het beeldt de zoektocht uit naar de waarheid. Centraal staan de filosofen Plato, die met zijn vinger omhoog wijst, en Aristoteles, die naar de aarde gebaart. Ze staan symbool voor de theologie of de metafysica en de wetenschap.
De filosoof Socrates wordt beschouwd als de leraar van Plato en indirect van Aristoteles, maar hij verklaarde dat hij zich uitsluitend om zijn zelf bekommerde, niet om zijn bezit, en dat hij bovendien besefte dat hij niets wist. Hij staat ook op het schilderij afgebeeld, links van Plato. Hij is gekleed in een grasgroene pij en met zijn gezicht afgewend van de discussie tussen de Plato van Aristoteles, alsof het hem helemaal niks kan schelen. De echte leerling van Socrates, zij het indirect, is Diogenes van Sinop, deze ligt op de trap op de voorgrond.
Als de Boeddha op dit schilderij zou moeten worden afgebeeld, dan zou hij op de trap naast Diogenes moeten zitten. Socrates hoort daar eigenlijk ook bij.
De centrale figuren in de geschiedenis van het Westen zijn dus volgens de schilder de metafysica, of zoals het tegenwoordig heet de ‘spiritualiteit’, en de wetenschap. Eigenlijk heeft de wetenschap nu alle macht naar zich toe getrokken en wereld daar naartoe gestuurd waar we ons nu bevinden: midden in een klimaatramp.
De wil tot weten
Nietzsche noemde wetenschap ‘de wil tot weten’. Daar had hij ongetwijfeld gelijk in, maar wat hij niet begreep, is dat dit ‘weten’ op een vooroordeel berust. Toen Socrates zei dat hij besefte dat hij niets wist, verkondigde hij eigenlijk de dood van de wetenschap. Wetenschap is ook maar een mening, maar wel een mening die niemand met recht kan ontkennen (wie denkt dat wel te kunnen heeft er niets van begrepen). Plato had er ook niets van begrepen, in bijna al de dialogen die hij schreef, waarin Socrates altijd het woord voert, laat hij deze de absolute spirituele wetenschap verkondigen. Plato was een theosoof avant la lettre en hij heeft vandaag de dag meer volgelingen dan ooit.
Aristoteles was de eerste echte wetenschapper, hij vond dat kennis niet spiritueel is, maar werelds. Hij dacht nog dat kennis gebaseerd is op verwondering of nieuwsgierigheid. Als dat het geval was geweest zouden universiteiten nu niet meer dan bibliotheken zijn geweest, maar het zijn in feite kennisindustrieën geworden. Wetenschap onderzoekt de wereld niet omdat die zo interessant is, maar omdat er zoveel aan te verbeteren valt. Wetenschap is de wil tot manipuleren, niet alleen maar met zijn allen en daar heb je kennis voor nodig. We kunnen aan de huidige Corona-crisis zien waarom de wetenschap daar zo goed in is geworden. Er zijn in korte tijd tientallen vaccins voor ontwikkeld, doordat wetenschappers over de gehele wereld binnen hetzelfde kader te werk gaan. Zo kunnen mensen van allerhande culturen en religies samenwerken door kennis te combineren, te testen en te vergelijken. De voorwaarde is dan wel dat kennis los komt te staan van het individu, kennis mag geen mening meer zijn. Hier stuiten we op het probleem van kennis: voor kennis moet je scheel kijken. Je kunt er niet omheen dat je de wereld ervaart vanuit je eigen standpunt, maar tegelijk beweren wetenschappers dat zij de wereld kennen zoals die is, los van jouw eigen ervaring. Als je dus de zon op ziet komen, stel je je maar voor dat je op een draaiende bol staat die jou in het zonnetje zet, want dat heb je op school geleerd.
Het probleem van scheel kijken
De Boeddha was geen wetenschapper, hij keek niet scheel. Daarom gaf hij op bepaalde vragen geen antwoord en noemde zijn belangrijkste volgeling Nāgārjuna het boeddhisme een middenweg. Het nirvāṇa is niet te vangen in wetenschappelijke theorieën of formules. Anderzijds is het geen mening en geen persoonlijke ervaring, want het is de ervaring dat er geen persoon bestaat. De weg naar deze ervaring heeft echter wel veel met de persoon te maken, want iedereen moet deze weg zelf afleggen en daarbij bepaalde doelen nastreven.
Het probleem van de scheelkijker is dat hij maar één lichaam heeft, dus ergens moeten beide beelden bij elkaar komen, hoewel ze elkaar uitsluiten. Er is geen enkele wetenschappelijke reden waarom de mensheid niet zou mogen uitsterven of waarom iemand het nirvāṇa zou moeten nastreven. Dit zijn allemaal maar meningen. Er zijn scheelkijkers die beweren dat alle meningen moeten worden geaccepteerd, omdat ze nu eenmaal feitelijk bestaan. De enorme aantallen oorlogsslachtoffers vormen al meer dan voldoende redenen om hier ernstig aan te twijfelen. Sommige meningen zijn nu eenmaal gebaseerd op domheid, andere op haat en begeerte. Dit soort meningen hebben ook geleid tot de klimaatramp, tot de verwaarlozing van het lichaam der mensheid. Zo leidt het scheel kijken ertoe dat sommige mensen met een oog voortduren naar hun eigenbelang staren.
Het is niet te verwachten dat de natuur zich zal herstellen zolang deze meningen grote aantallen mensen blijven beheersen. Je kunt wat plastic opruimen en koud douchen, maar als er olietankers lekken, containers in zee vallen en massale ontbossing dagelijks plaatsvindt, houd je jezelf voor de gek als je denkt dat we het daarmee redden. Deze meningen moeten dus worden aangepakt, niet door censuur, niet door vervolging, maar door wat nog steeds bekend staat als wijsheid. De zoektocht naar wijsheid is wijsbegeerte of filosofie, maar wie doet dat nu nog? Het levert geen geld op! Bovendien houdt de academische filosofie zich helemaal niet meer met wijsheid bezig. Je kunt beter business management gaan studeren of informatica, dan kun je CEO worden van een frisdrankenfabriek of een platform op internet oprichten. Dit zijn dan ook de schoolvakken die hoog in aanzien staan bij de ouders van leerling op het middelbaar onderwijs.
Ik pleit er dus voor om wijsheid als schoolvak in te voeren, concreet denk ik daarbij aan de leer van het oude boeddhisme, het taoïsme en de Griekse levensleren. Maar ja, ik besef dat dit ook maar een mening is.
In het tweede deel zal ik morgen uitleggen hoe de haat tegen wijsheid, de filofobie, is ontstaan.
Hoogcarspel Erik (2018), Het Boeddhafenomeen, ISVW Leusden
G.J. Smeets zegt
Erik,
nee, ik kijk hier niet vreemd van op. Je stukje is een schoolvoorbeeld van het verleden *kwalificeren* met de kwalificaties van nu. Onder filosofofen en historici staat die manoeuvre bekend als revisionisme.
Gautama had geen flauw idee van het aardse klimaat. Betrek hem er niet in, zou ik zeggen, dat is wel zo netjes. Toch?