Is boeddhisme een religie, een filosofie of wetenschap? In dit artikel een bespreking van twee artikelen over de verhouding tussen boeddhisme en wetenschap. In de 19de eeuw verscheen een nieuwe boeddha op het toneel: de wetenschappelijke boeddha. Donald Lopez jr., boeddholoog aan de Universiteit Michigan (VS) schrijft erover in zijn artikel The scientific Buddha. Daarna volgt de mening van professor John Dunne in zijn artikel: Is buddhism scientific or religious?
De Ontwaakte claimde noch God te zijn, noch diens profeet, schrijft Donald Lopez jr. De Verhevene is een mens, die 2.500 jaar door eigen inzet de wetten van het universum ontdekte, dit niet voor zichzelf hield, maar met mededogen aan anderen onderwees. In zijn eerste toespraak sprak hij over de Vier Edele Waarheden. De manier waarop lijkt op de werkwijze van een arts, beginnend met het stellen van een diagnose: ‘He taught: first, that life is qualified by suffering; second, that suffering has a cause; third, that there can be a permanent cessation to suffering; fourth, that there is a path to the cessation of suffering.’
Onderzoek en analyse
De Verhevene beschreef een heelal dat niet door God geschapen is en functioneert volgens de wetten van oorzakelijkheid. Deze wetten beheersen de materiële èn de morele wereld. Dit is geen wereld waarin een wrede of grillige God wikt en beschikt, maar van de natuurwet karma. Tot in detail begreep de Ontwaakte de werking van de menselijke geest en hoe verlangen, afkeer en onwetendheid lichamelijke en geestelijke pijn veroorzaken. Meditatie kan de geest onder controle brengen waardoor men helderheid en kalmte (sereniteit) kan bereiken.
Hij analyseerde, aldus Lopez, de fysieke en mentale samenstellende elementen die samen een persoon worden genoemd, maar vond dat geen enkele daarvan langer dan een oogwenk duurde. Dankzij zijn analyse ontdekte hij dat er geen ‘ik’ bestaat en geen ‘ziel’. Wat we een persoon noemen is een fysiek-psychologisch proces.
Vervolgens breidde de Boeddha zijn analyse uit tot het universum en ontdekte de wet van de pratītyasamutpāda: het afhankelijk ontstaan. Niets staat op zichzelf, alles is met alles verbonden, beïnvloedt elkaar en heeft om te bestaan een waarnemend bewustzijn nodig. De aard van de werkelijkheid noemt de Boeddha śūnyatā en die wordt vertaald met leegte (emptiness).
De Ontwaakte, schrijft Lopez, verkreeg deze waarheden niet door een bovenwereldlijke openbaring, maar dankzij onderzoek en analyse. Hij toetste hypotheses in het laboratorium van zijn geest om ten slotte tot bewijzen te komen, schrijft Lopez. De Verhevene vertaalde dit alles in zijn leringen en noemde het Dharma, maar hij verhief het niet tot dogma.
Uitspraken over de verenigbaarheid van wetenschap en het boeddhisme verschenen voor het eerst in de jaren 1860. Pakweg 2.500 jaar na de Boeddha werd de volgende bewering toegeschreven aan Albert Einstein: ‘The religion of the future will be a cosmic religion. It should transcend a personal God and avoid dogmas and theology. Covering both the natural and the spiritual, it should be based on a religious sense arising from the experience of all things, natural and spiritual as a meaningful unity. If there is any religion that would cope with modern scientific needs, it would be Buddhism.’ Nergens in Einsteins geschriften is deze ‘profetie’ echter terug te vinden, aldus de auteur. Blijkbaar is er toch iets in het boeddhisme dat aanleiding gaf tot deze voorspelling, van wie deze ook is. Hoe het ook zij, sinds het ontstaan van het boeddhistisch modernisme in de 19de eeuw zijn er contacten tussen boeddhisme en wetenschap, tot op de dag van vandaag.
Bekeringsdrang
Boeddhisten maakten kennis met de westerse wetenschap via het christendom. Christelijke missionarissen bekritiseerden het boeddhisme al in de 16de eeuw in Japan en dit ging door tot en de 19de eeuw in Sri Lanka. Dit christendom waande zichzelf superieur. In de ogen van deze missionarissen was wetenschap geen tegenstander van religie, maar een medestander en een middel ter bekering. Het doel was om door kolonisatie en kerstening de westerse beschaving te verspreiden over de hele wereld.
De inspanningen van boeddhistische elites zich te verweren tegen deze aanvallen en tegen de claims van christelijke missionarissen in de late 19de eeuw en begin 20ste eeuw, waren zeer succesvol. De westerse wetenschap bleek daarbij ook voor hen een succesvol wapen. Niet het christendom, maar het boeddhisme was de wetenschappelijke religie en de meest geschikte religie voor de moderne tijd, vonden deze boeddhistische elites. Christendom heeft een schepper God, boeddhisme heeft geen God. Christendom heeft geloof, boeddhisme heeft de rede. Christus is heilig, maar boeddha is een mens. Het was deze Aziatische, menselijke Boeddha, die duizenden jaren geleden wist wat de Europeaan pas aan het ontdekken was. Sommigen gingen zelfs zo ver te beweren dat boeddhisme helemaal geen religie is, maar een wetenschap, een ‘wetenschap van de geest.’ Dit kwam wonderwel overeen met Victoriaanse theorieën over sociale evolutie, dat de menselijke soort zag ontwikkelen van primitief bijgeloof naar religie en vervolgens naar wetenschap. Volgens Lopez was het boeddhisme naar de evolutionaire top gestegen, voorbij de twijfelachtige categorie van religie en bijgeloof.
Wetenschap
Hoe kan het dat het boeddhisme verenigbaar is met de wetenschap van de 21ste eeuw, als het boeddhisme ook verenigbaar is met de 19de eeuwse wetenschap? Als de Boeddha lang geleden de Newtoniaanse natuurkunde begreep, begreep hij blijkbaar ook de kwantum mechanica. De laatste eeuw maakte de wetenschap grote vooruitgang, maar de claims bleven bestaan dat hij de Boeddha dit allemaal al begreep.
Daarbij komt nog dat de inhoud van de verlichting van de Boeddha niet kan veranderen. Het is een geloofsartikel in alle vormen van boeddhisme, of het een religie, een filosofie of een wetenschap is. Deze waarheid kan terug getraceerd worden naar het moment van zijn verlichting 2.500 jaar geleden. Hoe kan het dat dezelfde tijdloze waarheden telkens opnieuw weerspiegeld worden in ontdekkingen die steeds anders zijn, en waarvan erin de tijd steeds nieuwe bijkomen?
Om de Boeddha te kunnen identificeren als een antieke wijze die volledig is afgestemd op de resultaten van de moderne wetenschap, was het noodzakelijk om het beeld van de Boeddha zoals boeddhisten hem aanbaden overal in Azië te veranderen. De Boeddha die Europese missionarissen en reizigers ontmoetten was aanvankelijk een van de vele afgoden. Het was pas in de late 17de eeuw kwam men tot de conclusie dat de verschillende beelden in Siam, Thailand, Japan en Ceylon die allemaal een andere naam hadden, dezelfde god voorstelden. Het duurde tot de vroeg 19de eeuw voor met zekerheid bekend werd dat deze ‘god’ een mens was, een mens die geboren was in India. Europese taalkundigen gingen zelf op onderzoek uit naar de Boeddha en dachten hem gevonden te hebben. Hij werd afgeschilderd als prins, die zijn troon had opgegeven, die een de waarheid predikte aan iedereen die wilde luisteren, onafhankelijk diens sociale status, die een leven voorschreef gewijd aan moraliteit, zonder God. Dit sprak Europeanen en Amerikanen in de tweede helft van de 19de eeuw aan. Deze Boeddha, die in Azië voor de 19de eeuw onbekend was,, zou de Boeddha worden die we nu kennen en die de Wetenschappelijke Boeddha genoemd zou kunnen worden.
In de lange geschiedenis van het boeddhisme en de wetenschap is dat wat bedoeld wordt met dat boeddhisme steeds weer veranderd. In begin was het boeddhisme het boeddhisme van de Europese oriëntalisten. Later werd het geïdentificeerd met de Theravada traditie van Sri Lanka en zuidoost-Azië, of op zijn minst met het boeddhisme van de Pali canon. Na de tweede wereldoorlog werd zen, zoals geïntroduceerd door D.T. Suzuki gezien als het boeddhisme. In de jaren 1960 en 1970 werd boeddhisme dikwijls vaak geïdentificeerd met de Madhyamakafilosofie van Nāgārjuna en de doctrine van leegte. In de laatste twee decennia, voordat mindfulness modieus werd, was het boeddhisme dat in dialoog was met wetenschap vooral het Tibetaans boeddhisme. Aanvankelijk werd het boeddhisme nog gezien als afgoderij en was het zo gedegenereerd dat het de naam boeddhisme niet verdiende. Nu houdt de Dalai Lama jaarlijks seminars met vooraanstaande wetenschappers.
Ook de wetenschap is veranderd. Hoewel kwantum mechanica en kosmologie vandaag de dag nog steeds aandacht trekken, gaat de meeste energie uit naar de neurowetenschap en vooral naar het onderzoek van meditatie. Sinds de recente eeuwwisseling is meditatie het centrale onderwerp in de discussie van boeddhisme met de wetenschap. Maar als vormen van boeddhistische meditatie ‘stress’ verminderen, wat betekent dit dan? Is er een risico dat boeddhisme op zijn manier een vorm van zelfhulp wordt, of was boeddhisme altijd al een zelfhulpbeweging?
Stressvermindering
Is stressreductie een doel van boeddhistische meditatie? Een blik op een aantal vormen van boeddhistische meditatie geeft aan dat niet het doel is. Lopez verwijst naar de meditatie van de Tibetaanse Nyingmatraditie. Het doel ervan is iemand naar zijn leven te laten kijken als een gevangene naar zijn cel. En iemand ertoe te bewegen te ontsnappen aan dit leven met de urgentie van iemand van wie het haar in brand staat en het wil doven. Geen stressvermindering, maar het opwekken van stress. Stress die het gevolg is van een diepe en elementaire ontevredenheid met dit bestaan. Deze ontevredenheid is een noodzakelijke voorwaarde voor voortgang op het boeddhistische Pad. Verre van niet te oordelen, wordt degene die mediteert aangespoord zijn dagelijkse ervaringen te beoordelen als getekend door: veranderlijkheid, lijden en niet-ik. Meditatie gaat niet om stressreductie, of een lager cholesterolgehalte maar om de meer basale vormen van lijden naar boven te brengen. De meest subtiele vorm van lijden is dat onze geest en lichaam zo geconditioneerd zijn dat we altijd lijden.
Dit wil niet zeggen dat er geen onderzoek gedaan zou moeten worden naar meditatie. Het is een belangrijke praktijk van monniken en anderen gedurende meer dan tweeduizend jaar. Blijkbaar is er iets gebeurd dat fascinerend is en gemeten kan worden. Maar het zou een enorm gemis zijn als de waarheid van de boeddhistische meditatie op de een of andere manier verloren zou gaan in het proces van wetenschappelijk onderzoek.
De aantrekkelijkheid van de herinnering aan de oude Boeddha zoals hij eeuwenlang in de Aziatische geschiedenis is voorgesteld is dat hij een radicale uitdaging introduceerde van de manier waarop wij de wereld zien, dit is niet de Wetenschappelijke Boeddha. Het is de Boeddha die hoort bij de manier waarop de wereld van tweeduizend jaar geleden werd gezien en hoort ook bij de wereld van vandaag. Hij onderwees niet iets anders, ook geen alternatief, maar het tegenovergestelde van wat de wetenschap leert, namelijk dat het pad waarvan wij denken dat het tot geluk leidt, in plaats daarvan tot verdriet leidt. Wat wij ons inbeelden dat werkelijk is, is onwerkelijk. Hoe het ook zij, het is belangrijk om ons deze uitdaging te blijven herinneren. Zo verwoordt op pakkende wijze de boeddholoog Donald Lopez aan het slot van zijn artikel The scientific Buddha.
Proefondervindelijkheid
De insteek van John Dunne’s artikel Is Buddhism Scientific or Religious? is net iets anders dan het voorgaande artikel en is minder uitgebreid. Dunne is Professor of Contemplative Humanities aan de University of Wisconsin-Madison. Dunne bevestigt de conclusie van Lopez dat vanaf het midden van de 19de eeuw het boeddhisme wordt afgeschilderd als wetenschappelijk en ook hij vraagt zich af of dit juist is.
Het boeddhisme onderschrijft inderdaad dat als we iets willen aantonen, we hiervoor proefondervindelijke bewijzen moeten geven. Als er een overtuigend verschil is tussen wat we kunnen waarnemen en wat de boeddhistische geschriften melden, direct of indirect, dan wordt er van ons verwacht de geschriften te negeren. We horen af te gaan op wat proefondervindelijk is vastgesteld. Wat telt is onze ervaring, niet de geschriften en ook is intellectueel begrip op zichzelf niet voldoende. Van meet af aan was dit het uitgangspunt van het boeddhisme. Daarom kan het boeddhisme wetenschappelijk worden genoemd.
Ook door de manier waarop in de Abhidharma gedetailleerd en diepgaand de werking van de geest wordt geanalyseerd kan het boeddhisme wetenschappelijk worden genoemd. Dunne: ‘The(se) various ways of analyzing the mind that we find in the Abhidharma literature are quite detailed and profound and have already proven to be of great interest to scientists who are seeking some alternative perspectives on the workings of the mind.’ Een ander belangrijk aspect is de opvatting van het boeddhisme over de geest, namelijk dat er geen controleur of ego/ik bestaat. Dit is inmiddels een algemeen geaccepteerde aanname onder neurowetenschappers, schrijft Dunne.
Revisie
Dit alles overziend is er volgens hem een goede basis voor een dialoog tussen boeddhisme en wetenschap, maar dit maakt van het boeddhisme nog geen wetenschap. Hoewel er in het boeddhisme allerlei verbazingwekkende en gedetailleerde theorieën bestaan, heeft er eeuwenlang geen revisie plaatsgevonden. Toetsing van een hypothese is een belangrijk onderdeel van de wetenschap, maar deze wetenschappelijke eis zien we niet terug in het boeddhisme.
Tegelijkertijd zien we ook dat in het bijzonder de 14de Dalai Lama belangstelling heeft voor theoretische aanpassingen. Hij zoekt de dialoog met wetenschappers, waarbij beide kanten van elkaar kunnen leren en hun theorieën kunnen aanpassen, schrijft Dunne. Hoe het ook zij, het idee van het boeddhisme als wetenschap is voor het boeddhisme vaak een manier geweest om zich een positie te verwerven binnen de moderniteit.
Religie
Vervolgens wijdt Dunne zich in zijn artikel uit over boeddhisme als religie. Dit is een onderwerp voor een volgend artikel in het Boeddhistisch Dagblad. Toch een paar opmerkingen van de auteur: ‘Vanuit het culturele perspectief van de Verenigde Staten geldt dat als boeddhisme wetenschap is, het geen religie kan zijn. Wij (Amerikanen red.) denken vaak dat religie tegenover wetenschap staat en geloof tegenover rationaliteit. Vanuit boeddhistisch oogpunt is dit op zichzelf al een extreem problematisch standpunt.’ Vaak wordt gedacht dat religie gaat over overtuigingen die de rationaliteit overstijgen. Er zijn dan twee onderscheidende domeinen religie en ratio, maar het boeddhisme deelt deze tweedeling niet.
Conclusie en opmerkingen
De artikelen The scientific Buddha en Is buddhism scientific or religious? schetsen een beeld van de verhouding tussen boeddhisme en wetenschap. In de twee artikelen staan sporadisch verwijzingen naar de wetenschapsopvatting van Lopez en Dunne. Dit zou kunnen zijn, omdat zij menen dat hun mening daarover algemeen geaccepteerd is.
Lopez en Dunne beschrijven in hun artikelen de verhouding tussen het boeddhisme en de wetenschap vanaf het ontstaan van het boeddhistisch modernisme in de 19de eeuw. Zij stippen het ontstaan en de ontwikkeling van dit modernisme zijdelings aan. Wanneer zij schrijven over het boeddhisme betreft dit het boeddhistisch modernisme dat in de 19de eeuw en begin 20ste eeuw in het Westen en Azië dominant werd. Dit modernisme ontstond in het kielzog van de Europese kolonisatie en evangelisatie van Azië. Aan de ene kant is het een vorm van verzet ertegen. Aan de andere kant werden westerse verworvenheden en waarden opgenomen in de leer.
Godsdienstwetenschapper David L. McMahan schreef een uitgebreide studie over deze boeddhistische hybride: The making of buddhist modernism (2008). Deze hybride is het resultaat van de ontmoeting tussen de westerse moderniteit en het Aziatisch boeddhisme. Kenmerkend voor dit westerse modernisme zijn volgens McMahan: individualisme, westers monotheïsme, rationalisme, wetenschappelijk naturalisme en romantiek. Het boeddhistisch modernisme kenmerkt zich door nadruk op de teksten, op rationaliteit, meditatie, gelijkwaardigheid en door de toegenomen participatie van vrouwen en leken in de Sangha.
Een citaat uit Modernisme en meditatie (2013) ‘De boeddhistische modernisten claimen dat ze teruggaan op het ‘zuivere boeddhisme’ van de Boeddha. Dit was voordat het zich verspreidde over Azië en zich aanpaste aan de lokale samenlevingen, waarin het wortel schoot. Maar dit modernisme is veel meer, betoogt McMahan. Het heeft het boeddhisme opnieuw uitgevonden. Vooral voor westerlingen is deze hybride het ‘ware’ boeddhisme geworden.‘
Zoals de auteurs hierboven beschreven, hebben de boeddhistische modernisten met succes gebruik gemaakt van de westerse wetenschap. De houding van het moderne boeddhisme ten opzichte van de westerse wetenschap in de 19de eeuw ligt besloten in het verschijnsel boeddhistisch modernisme.
In de bronnen staan de titels vermeld van artikelen in het Magazine VvB en het Boeddhistisch Dagblad. Deze artikelen betreffen aspecten van het ontstaan van boeddhistisch modernisme in Sri Lanka en Japan.
G.J. Smeets zegt
Kees,
Je stuk begint met de vraag “Is boeddhisme een religie, een filosofie of wetenschap?”
Wat is volgens jou de relevantie / belang van die vraag? Ikzelf zie het niet en jij zegt er zelf niks over.
kees moerbeek zegt
De vraag bestaat en is relevant, G.J. Het is ook relevant door de diverse claims die de ronde doen over het (?) boeddhisme.
De oorsprong van die claims is het resultaat van de reactie van boeddhisten op de kolonisatie en kerstening. Het moderne boeddhisme dat daaruit ontstond bleek een succesvol exportproduct dat gecommercialiseerd is.
Na WO II is bijvoorbeeld zen een exportartikel geworden en een westers verdienmodel. Mogelijk werkt zen ook tegen slechte adem, zweetvoeten en kalknagels.
Ik vind het belangrijk over boeddhisme te schrijven, zonder mijn ego op te krikken.
Jezus redt ook niet G.J. :-)
Hans Tilman zegt
Dank voor dit heldere en leerzame artikel. Of boeddhisme in haar geheel een wetenschappelijke grondslag heeft dat vraag ik mij af. Wanneer boeddhisten spreken over opname in een boeddhistische kosmos met verschillende bestaansniveaus dan lijkt mij dat geloof.
Ook als er sprake zou zijn van reïncarnatie dan zie ik dat als geloof. Dan zou er immers een entiteit moeten zijn dat los kan staan van ons fysieke lichaam en dat zich na ons leven in tijd en ruimte beweegt. Dat lijk mij lastig te onderbouwen. Wanneer in het boeddhisme geen onderscheid wordt gemaakt tussen religie enerzijds en anderzijds ratio dan lijkt dat plausibel, maar daar kom je in de westerse wereld niet mee weg. Boeddhisme geeft vooral via meditatie concrete handvatten, om zelfwerkzaam en onderzoekend aan de slag te gaan. Wat je leert valt je al doende ten deel, want meditatie bevat geen curriculum met beoogde leerdoelen die zich achteraf laten toetsen. Positieve neurofysiologische en psychologische effecten van meditatie (mindfulness) zijn valide en betrouwbaar aangetoond. Dat geeft ook reden tot zorg. De vergaarbak die nu via het seculiere boeddhisme ‘evidence based’ wordt vermarkt, door stressreductie en verhoging van productie te beloven, voorspelt weinig goeds.