In de serie Tweespraak praten Rob en Luuk over een actueel onderwerp. Vandaag is het thema labelen en de vraag om als patiënt erkend te worden waardoor lange wachtlijsten in de zorg.
Luuk: Niet het gebrek aan hulpverlening, maar het te veel aan vraag is het huidige probleem in de geestelijke gezondheidszorg. Dat is de mening van Damiaan Denys, hoogleraar psychiatrie en voorzitter van de vereniging van psychiaters in Nederland.
Het probleem ligt volgens hem niet bij de instellingen met hun wachtlijsten, maar bij de afgenomen weerbaarheid van Nederlanders.
Ongeveer 40 procent van de Nederlanders voldoet op een zeker moment aan de criteria van een psychische stoornis. Veel voorkomende klachten zijn angsten en depressiviteit. Ook een te veel aan stress kan nadelige fysieke en psychische gezondheidseffecten hebben. Onze moderne manier van leven kan er de oorzaak van zijn dat onze hersenen doorlopend onder hoogspanning staan, met als mogelijk gevolg dat ons angstcentrum overactief wordt. Een op de 5 mensen voelt zich te moe om te werken en het gaat daarbij vaak om jonge mensen.
Moeten mensen minder snel door de huisarts doorverwezen worden? Moeten er meer hulpverleners komen, zodat de wachtlijsten oplossen? Moeten we iets doen aan de kwaliteitssystemen en overlegstructuren, waardoor behandelaren maar een deel van hun tijd werkelijk kunnen behandelen? Zijn er factoren in de samenleving aan te wijzen waar meer preventieve aandacht voor moet zijn?
Rob: Laat ik beginnen met te stellen dat ik het gehanteerde diagnose systeem in de GGZ ziekmakend vind, omdat het ‘helpt’ ons te doen geloven dat er iets mis met ons zou zijn.
En dat er te veel vraag zou zijn vanwege de afgenomen weerbaarheid van de Nederlanders is een stuitende stelling die geheel past in het doen geloven dat er met mensen die hulp vragen iets mis zou zijn. Mijn mening is dat we steeds meer oog krijgen voor hoe we ons voelen en dat vind ik juist een signaal van gezondheid.
Ziekmakend in onze samenleving vind ik het dat we steeds meer gecontroleerd worden of we onze taken wel afwerken. Dat zie ik in de GGZ, maar ook daarbuiten. Men noemt het kwaliteitseisen waar je aan moet voldoen, maar wat ik ervaar is dat het gaat om kwantiteit. Wat kan er afgevinkt worden, zijn de dossiers op orde, wordt er volgens de protocollen gewerkt, enzovoort? Varen op eigen inzicht, creativiteit en commitment is niet betrouwbaar bevonden door de toezichthouders, zoals de verzekering, inspectie of overheid. We lijken elkaar steeds meer te benaderen als ‘middel’ en als dat ‘middel’ niet productief is, dan mankeert er iets aan. Dat we gecontroleerd moeten worden komt voort uit wantrouwen. Met wantrouwen benaderd worden roept verzet op. Dit verzet kan weer gezien worden als rechtvaardiging om juist nog meer te gaan controleren.
Dat het ‘middel’ zich steeds ongelukkiger gaat voelen en zich eventueel ziek meldt, daarop moet ingegrepen worden opdat het ‘middel’ weer opgelapt wordt, zodat het weer productief kan meedraaien in het arbeidsproces.
Gelukkig is er de GGZ waar we geholpen kunnen worden om weer functioneel te kunnen worden. Vreemd genoeg komen we dan vaak in de zelfde tredmolen van protocollen terecht, waar we juist ’ziek’ van werden.
Dat er steeds meer mensen oog krijgen voor wat we voelen, weer contact willen hebben met wie ze werkelijk zijn, wordt niet gelijk herkend als gezond. We leven in een cultuur waar vereenzaming en niet verbondenheid zijn steeds meer toeneemt. We worden daar ongelukkig van, hetgeen we ook steeds minder goed kunnen wegdrukken. Als we dit ongelukkig voelen gaan zien als psychiatrische ziekte, een probleem in onszelf, dan worden we zeker niet gelukkiger. Niet wat we voelen is het probleem, maar waardoor we ons ongelukkiger gaan voelen is het probleem. We zijn geen ‘middelen’ maar individuen die verbondenheid behoeven.
Luuk: Ik ben een groot voorstander van community support. Dat is een methode waarbij uitgegaan wordt van de eigen kracht van mensen en de behoefte die mensen hebben aan onderlinge verbondenheid en van betekenis zijn voor de ander. De persoon die een hulpvraag heeft, stelt samen met een coach een participatieplan op. In dat plan beschrijft de hulpvrager met zijn coach welke hulpvragen hij of zij ervaart. Vervolgens wordt uitgezocht wie uit het sociale netwerk hierbij kan helpen. De mensen die ondersteunen, vormen samen een steungroep. Opvallend is dat bijna iedereen graag een ander wil helpen. Er is veel onderlinge solidariteit en mensen willen graag iets betekenen voor een ander.
De overheid heeft deze manier van werken overgenomen, maar helaas niet op de juiste manier. Een ambtenaar gebruikt nu een protocol en kan volgens richtlijnen aangeven wie wat moet doen. Onderlinge solidariteit wordt afgedwongen en gecontroleerd, met weerstand als gevolg. Het gebruikte protocol kan in een middagje ingeoefend worden en goed opgeleide en betrokken professionals worden aan handen en voeten gebonden. Hiermee verdween het hart uit deze vorm van hulpverlening en dat was nu juist waar het om ging.
Onze samenleving is erg gericht op presteren en zichtbaar succesvol zijn. Het lijkt nooit genoeg te zijn, onverzadigbaar als we zijn. We willen meer luxe, meer bezit, meer succes, meer veiligheid. We zijn geprogrammeerd om te kijken naar wat er in de toekomst fout kan gaan, ook als we nu in overvloed leven, dus voor de zekerheid willen we nog meer.
Lukt het ons niet om te voldoen aan de prestatie eisen, zegt het lichaam nee, dan volgt een vorm van uitsluiting, en het gevoel niet meer van betekenis te zijn. Veel mensen voelen zich alleen, ook al hebben ze een uitgebreid sociaal netwerk. Veel mensen klagen over stress, hun lijf weigert langer te gehoorzamen, met als gevolg een gang naar de GGZ. Daar moet eerste een psychiatrische diagnose gesteld worden om in aanmerking te komen voor hulpverlening. Het uitgeputte individu kan niet meer goed functioneren en dit vindt zijn vertaling in een etiket, je niet meer verbonden en van betekenis voelen krijgt het stempel ‘mislukt’. Volgens mij is het niet de afgenomen weerbaarheid, maar de afgenomen verbondenheid waar we naar moeten kijken. Daaraan is gekoppeld een levensstijl waarin we opgejaagd worden en doorlopend tegen een burn-out vechten.
G.J. Smeets zegt
“Volgens mij is het niet de afgenomen weerbaarheid, maar de afgenomen verbondenheid waar we naar moeten kijken.”
Daar zit wat in. Met dien verstande dat verbondenheid neerkomt op ‘skin in the game’ ofwel iets te verliezen hebben. Verbinden is altijd eigenbelang.
Piet Nusteleijn zegt
Volgens mij is er niets meer leidend; we moeten het zelf (maar) uitzoeken. Niemand zegt ons (meer) wat de zin is van ons bestaan. Het is niet (meer) duidelijk welke kant we op moeten gaan.
Is dat niet de oorzaak van een toename van de hulpvraag?
We moeten zelf alle vragen beantwoorden.
Dat vraagt (te) veel energie. We beseffen, volgens mij, nog niet allemaal dat we het echt zelf moeten doen: Zelf vragen stellen. Je eigen vragen. Zelf die vragen beantwoorden. Zelf “voorbij” de vragen gaan.
We kunnen elkaar daarbij wel helpen. Samen, “als twee vrienden”. In het belang van ons allen.
Met groet.