Zen wordt samengevat als
‘Een speciale overdracht buiten de geschriften
Niet afhankelijk zijnd van woorden en letters
Direct wijzend naar de Geest
De eigen natuur ziend, en het Boeddhaschap realiserend.’
maar deze zaken zijn makkelijker gezegd dan gedaan.
Juist nu het aan mediteren verwante mindfulness zo populair is, en zen via heel wat leraren en bewegingen het Westen bereikt heeft, lijkt het mij goed om weer eens wat basispunten te formuleren. Mijn startvragen zijn
- Wat heeft inspiratie vanuit zen voor gevolgen voor je beoefening op en buiten het kussen?
- Wat is er nog meer nodig om de inspiratie écht om te zetten in vooruitgang op je spirituele pad?
- En waarin is zen dan anders dan de overige boeddhistische tradities?
En natuurlijk komt ook de relatie met mindfulness aan bod, plus de achtergrond van zen. Dit alles leidt tot een ‘bos dat soms moeilijk te zien is door de vele bomen’, maar bovengenoemde hoofdpunten zijn écht de rode draad en moeten helpen om de hoofdlijn vast te houden.
En omdat er geheid heel wat lezers zo hun eigen zen-ervaringen en teachings hebben een korte verantwoording: mijn hoofdinspiratie is de lezingenset ‘The Essence of Zen’ van Sangharakshita, inmiddels vijftig jaar geleden gegeven[1] – er was ook een Nederlandse vertaling van die je misschien in het tweedehandscircuit vindt. Onze traditie haalt deze zen-kennis vooral van Yogi Chen, een vrij excentrieke leraar die al eerder aan bod kwam in BD
En verder kom ik natuurlijk via het Nederlandse boeddhistisch circuit heel wat zennies tegen, uit Soto- en Rinzai scholen en alles wat daaromheen nog meer bestaat, die allemaal naast mijn eigen beoefening zouden hebben kunnen bijdragen aan deze inspiratie.
Plaatsing en historie
Het boeddhisme kent vijf ‘spirituele vermogens’ oftewel indriyas. Dat zijn sraddha (devotie), viriya (energie), samadhi (concentratie/meditatie), prajna (wijsheid) en sati (achtzaamheid). Ze moeten volgens de Boeddha allemaal ontwikkeld worden op het pad naar verlichting, met natuurlijk individuele vrijheid waar het accent (voor een zekere fase) op jouw pad ligt. Het mooie is dat je in de diversiteit van Mahayanascholen vier van deze vermogens als specifieke nadruk terugvindt (sati is vereist in ál deze stromingen). Devotie is de kern van de Puur Land scholen, energie zit in de tantra, concentratie in praktische zin in de Ch’an/zen school maar theoretische backing in de Yogacara; wijsheid tenslotte zit in de Madhyamaka-scholen die je o.a. voort ziet leven in het Tibetaanse Gelugpa. Het is hiermee direct duidelijk waar de nadruk van zen (Chinese naam Ch’an) op ligt: op meditatie. Sterker nog, de naam Ch’an komt voort uit het pali-woord dhyana dat ook van mediteren afgeleid is.
Zen is één der twee meest door-ontwikkelde van de Mahayanascholen; de andere is tantrisch boeddhisme (‘Vajrayana’, in Japan bekend als Shingon). Maar let wel, de Dzogchen Vajrayana school heeft weer opvallend veel meditatieve elementen, dus kruisbestuiving vind je volop tussen de scholen. En het feit dat deze scholen qua technieken en filosofische concepten zo ver door-ontwikkeld zijn zegt niet dat ze ‘geavanceerder’ of ‘makkelijker verlichting leverend’ zijn dan pakweg vipassana-theravada of Puur Land scholen, het hangt allemaal van het individu en de specifieke sangha/leraar af!
De Ch’an school in China werd vanuit India geïntroduceerd door de legendarische monnik Bodhidharma, en kreeg onder invloed van Chinees gedachtengoed zoals confucianisme en met name taoïsme gaandeweg een duidelijk Chinees stempel. Dat het (samen met Puur Land) de belangrijkste Mahayanaschool in dit gebied werd, kwam mede door het niet gebaseerd zijn op formele structuren zoals vrachtenvol boeken en grote kloosters; waar China perioden van vervolging van boeddhisme door diverse keizers kende, raakte dat scholen zoals Madhyamaka en T’ien-Tai veel meer dan zen en Puur Land, welke in huiskamercontext prima voortleefden.
Vanuit China verspreidde het zich weer naar o.a. Korea, Vietnam en Japan – en in elk dezer landen kwamen weer stukjes lokale cultuur erbij, wat ook het op het eerste gezicht forse verschil tussen zen en ch’an verklaart. De bekendste overlevende scholen binnen zen zijn Soto en Rinzai; Soto is wat meer op een verstild leven (op en buiten het kussen) gericht en Rinzai wat meer op zen-specifieke leerstijlen, zoals de niet op rationeel niveau oplosbare ‘koan’ raadsels. Het verschil tussen de zen-scholen moeten we niet overdrijven, net als het verschil met de indriya’s die andere scholen aandragen; tekststudie en devotie bijvoorbeeld zijn zeker niet ongewenst op een zen-pad, ze hebben alleen minder nadruk dan meditatie.
Overdracht afhankelijk van woorden en letters
Over naar de eerste twee regels van het bekende zen-vers. Overdracht of transmissie is het leren van de dharma door de ‘student’ van de ‘leraar’. En wel op verschillende manieren. Als het om de beoefening gaat zijn er drie niveaus: het cognitief overdragen van de (soetra) teksten, het overdragen van de Leer middels allerlei extra filosofische samenvattingen, en tot slot het overdragen van de ware geest van de Leer. Daarnaast kan transmissie ook een set geloften inhouden die de leerling neemt met de leraar als getuige, van de lekengeloften tot aan monastieke of bodhisattva-geloften.
Eerst nog een stuk algemeen advies over transmissie, dat je in alle boeddhistische scholen tegenkomt en zelfs bij veel andere spirituele tradities, zoals pakweg Vedanta of Krishnamurti. Cognitief overdragen (het laagste niveau) kan nog wel deels op jezelf, al zijn commentaren van leraren minstens even belangrijk als de bronteksten. Maar overdragen van de Leer en de geest is uitsluitend en enkel mogelijk in een levend kontakt tussen leerling en de leraar; dat laatste is ieder die deze kennis al bezit en met je wil delen, dus ook de rol van ‘spirituele vriend’ (kalyana mitra) is geschikt voor overdracht. Sterker nog, een essentiële reden waarom het om levend kontakt moet gaan is de tweewegs-dialoog – de student kan vragen stellen, maar de leraar/vriend kan uit die dialoog en nader kontakt ook opmaken hoe het met de beoefening staat en daarop feedback geven. Dit betekent dat allerlei studenten van met name Vajrayana die het advies ‘luisteren naar de leraar’ invullen door tapes of video’s te prefereren boven boeken, de plank grondig misslaan; omdat het geen levende Darshan-achtige overdracht is zijn die tapes geen haar beter dan boeken.
Dan het specifieke aan zen-transmissie, de uitleg waarom die ‘buiten de geschriften’ wil zijn en ‘niet afhankelijk van woorden en letters’. Wel, de nadruk op zen-leringen is het overdragen van de geest van de dharma; boeken, teksten en al wat erbij hoort zijn zeker niet verboden maar dienen als ondersteuning van de tweewegs-dialoog in studie en meditatie. Dus de geschriften hebben een rol maar zodra ze in de weg van je beoefening gaan staan mag je ze zelfs in brand steken ;-) Nog sterker geldt het voor die tweede regel, het loskoppelen van woorden en letters. Omdat zen zich richt op de geest, de levende zharma, is elk rationeel menen (!) te kennen van het boeddhisme veruit inferieur aan die ervaring. Het adagium is dat ervaren eerst komt, en woorden om die ervaring uit te drukken – voor zover dat überhaupt al kan – van later belang zijn.
[1] http://www.sangharakshita.org/_books/essence-of-zen.pdf
Zeshin zegt
Ten eerste compliment voor dit integer verslag, om antwoord te geven op je vragen,
1. Wat heeft inspiratie vanuit zen voor gevolgen voor je beoefening op en buiten het kussen?
‘Ik denk dat als je een Japanse zenmonnik deze vraag stelt, hij de vraag niet begrijpend weg zou lopen. Dit is een typisch westerse benadering. De japanners zien de invloed van zen als een natuurlijk proces. Bij de ontwikkeling ervan stil blijven staan, of het in ogenschouw nemen is voor hen een voortgaand proces onderbreken en dus geen zen.’
2. Wat is er nog meer nodig om de inspiratie écht om te zetten in vooruitgang op je spirituele pad? Zie antwoord 1
3.En waarin is zen dan anders dan de overige boeddhistische tradities?
Zen is verbonden aan verschillende instituten, Rinzai Shu, Soto Shu, Obaku Shu en Daruma Shu. En dan heb je daarin ook nog afscheidingen zoals de Sanbo Kyodan, The White Plum Asanga en zo kun je nog wel even door gaan. Al deze vormen hebben een eigen invulling met als basis de ongeschreven Dharma van Boeddha. Ik denk dat Zen niet veel verschilt van andere tradities ze geven je de gelegenheid om je te vereenzelvigen met het Boeddhaschap.
Maar,….. zijn die vragen soms strikvragen? Omdat je aan het begin van je verslag vragen stelt die je aan het eind zelf beantwoord?
Gassho Zeshin
Ujukarin zegt
Over die vragen: je slaat de spijker op de kop ;-) Nee hoor dit is een vrij gangbaar stijlfiguur voor praatjes én artikelen, om enige struktuur aan te brengen voor lezer en toehoorder. Dus wacht nu gewoon nog ff op deel twee dat later vandaag komt, toen ie al vrijwel klaar lag verscheen er op BD een ander praatje dat mooi als voorbeeld dient voor één van m’n uitspraken dus daar heb ik met uw welnemen naar doorgelinkt…
With folded palms,