Wij zien een film en dus vermoeden we het bestaan van een projector. Dit is in een notendop de streek die volgens het boeddhisme onze geest ons levert. De film is onze ervaring. De projector, dat is ons ‘zelf’.
Het boeddhisme denkt van oudsher niet zoals wij in dingen, maar in relaties. Het ding dat wij in onze ervaring menen waar te nemen, is welbeschouwd iets wat uit een veld van relaties naar voren treedt.
De werkelijkheid is een geconstrueerde werkelijkheid. Je kunt je geest trainen om niet de constructie te zien, maar de relaties. Lukt je dat in voldoende mate, dan prik je voortaan heen door de zinsbegoocheling die een ongetrainde geest teweegbrengt.
Een getrainde geest ‘ziet’ de relaties in de werkelijkheid. De relaties verkeren in een staat van voortdurende verandering. De ervaring van die verandering, dat is de film.
De projector echter, die is er niet. Met de boeddhistische ervaring van een werkelijkheid vol relaties lost de notie van een permanent zelf op. Het zelf, dat is ook maar één van de vele beelden in de film. Dingen zien zoals ze zijn, als relaties, is één mogelijke manier om het befaamde boeddhistische begrip ‘leegte’ te ervaren.
Let wel: het boeddhisme ontkent niet de realiteit van de zelf-ervaring. We hebben deze ervaring tot op zekere hoogte nodig om in het dagelijks leven te functioneren. Maar het zelf is niet het kompas waarop we in alles moeten varen. Het is goed wanneer we ons ervan bewust zijn dat het is wat het is: een hersenschim. Dan kunnen we ons erdoor niet laten misleiden en ons richten op waar het echt om gaat.
Ervaringswijzen
Talloze boeddhistische monniken hebben na het optreden van de historische Boeddha bestudeerd hoe de menselijke ervaring totstandkomt. Als je probeert bewust te maken uit hoeveel verschillende soorten ervaringen jouw film precies bestaat, dan doe je zo ongeveer na wat die monniken hebben gedaan. Bouwend op de aanwijzingen die de Boeddha had gegeven, kwamen zij gaandeweg met een steeds verder uitgewerkte indeling in vijf ‘ervaringswijzen’: vormen (dingen), waarnemingen, bewustzijn, gevoelens en wil.
Alles wat zich in jouw film aan je voordoet, is een samenspel van deze vijf ervaringswijzen. Je neemt iets waar, maar dat hoeft niet bewust te zijn. Wat zich in je bewustzijn bevindt, is maar een deel van je ervaring. Je kunt een waarneming van iets hebben en tegelijkertijd een gevoel. Die twee kunnen, maar hoeven zeker niet met elkaar te maken hebben. Wanneer je je ervaring onderzoekt, dan kun je ook op de werking van de wil stuiten. De wil kom je tegen wanneer je ervaart wat je drijft, voortstuwt.
Dingen heten sinds de tijd van het vroege boeddhisme ‘dharma’s’. Dharma’s zijn knooppunten van relaties in onze ervaring. Onze opdracht is uit te pluizen hoe het geheel van de geconstrueerde werkelijkheid bestaat uit samenstellende delen: de deconstructie der dharma’s, om het zo maar te zeggen.
Het vereist een zekere subtiliteit van je analytische vermogens om het onderscheid tussen al deze en andere ervaringen te maken, maar je kunt het leren. Daarmee treed je in het voetspoor van de monniken die dit in de eeuwen na de dood van de Boeddha deden.
De vijf ervaringswijzen heten in het boeddhisme de ‘skandha’s’. Je kunt er een tijd over doen om te begrijpen wat hiermee precies wordt bedoeld. Dit komt omdat iedereen in zijn eigen woorden probeert uit te leggen wat de skandha’s inhouden. Er is verschil in terminologie, verschil in toepassing en verschil in de duidelijkheid van de uitleg.
Na de periode van het bronboeddhisme (het optreden van de Boeddha en meteen daarna) kwam de periode van het veelscholenboeddhisme. In die tijd begonnen boeddhisten er uiteenlopende interpretaties van de leer op na te houden. Dat is daarna nooit meer anders geworden.
Lenzen
Hoewel ook skandha’s dus voorwerp kunnen zijn van verwarring, behandel ik ze hier gemakshalve maar in de taal van mijn begrip. Belangrijk is dat ieder van de skandha’s, ieder van de onderscheiden ervaringswijzen dus, zelf ook een veld is van relaties.
Het samenspel van die relaties kleurt als het ware de ervaring van jouw film. Het is alsof in de projectie van jouw film de skandha’s als verschillende lenzen over elkaar heen draaien. De metafoor van over elkaar heen draaiende lenzen is adequaat om tot uitdrukking te brengen hoe je ervaring is opgebouwd uit verschillende lagen.
In discussies met boeddhisten merk ik wel eens dat de basis van het boeddhisme mensen makkelijk ontsnapt. We blijven op de een of andere manier toch hangen in een dualistisch wereldbeeld: hier ben ik, daar is de werkelijkheid.
Het is ook niet zo eenvoudig, omdat je je van denken in dingen moet verplaatsen naar ervaren van velden van relaties. Dat is vaak iedere keer toch weer een krachttoer die vereist dat mensen zichzelf meenemen naar een andere voorstellingswereld dan de gebruikelijke.
Dit doen vergt een zekere mate van plastisch taalgebruik en de hersengymnastiek die nodig is wil je leren wat het verschil is tussen een ding, een begrip, een beeld en een emotie. Intuïtief begrijpen we het verschil wel, maar je dit bewust maken, is voor menigeen toch een abstracte, filosofische exercitie. Het is echter wel een voorwaarde wil je je op een zinvolle manier met boeddhisme bezighouden.
Boeddhisme kan niet zonder het ontwikkelen van het vermogen om te analyseren wat zich in je ervaring afspeelt; het kan niet zonder leren waarnemen wat je waarneemt. De skandha’s vormen het fundament onder de boeddhistische ervaringsleer.
Het boeddhisme heeft veel meer, en veel meer verfijnde, manieren om de menselijke ervaring te beschrijven. Aan de periode van het veelscholenboeddhisme (ik neem deze termen over van Thich Nhat Hanh) danken wij bijvoorbeeld ook een nog steeds veel gebruikte classificatie van allerlei gemoedstoestanden waarin mensen kunnen verkeren. In het veld van relaties kan een toestand van kalmte ontstaan, of boosheid, of energie, of geluk, of angst.
Pragmatiek
Je kunt een lange lijst maken van zulke gemoedstoestanden. In het boeddhisme worden ze ‘mentale formaties’ genoemd. Bij Thich Nhat Hanh vind je er in totaal eenenvijftig. In het woord formaties kun je opnieuw beluisteren dat er sprake is van iets wat is samengesteld, van een samenspel van relaties.
Zulke mentale formaties kunnen heilzaam zijn of onheilzaam, een belangrijke toevoeging. Belangrijk omdat heilzaam en onheilzaam een indicatie opleveren voor de richting van je handelen. Gemoedstoestand en handelen zijn nauw verbonden. Boeddhisme is vanaf het prille begin geïnteresseerd geweest in wat heel maakt (heilzaam) en wat breekt (onheilzaam). Heilzaam handelen leidt tot vermindering van lijden van jouzelf en anderen, onheilzaam handelen tot vermeerdering.
Wanneer de geest ons geen streken meer levert en je in vrijheid kunt beslissen over de richting van je handelen, dan ben je in staat om in iedere gegeven situatie te doen wat heel maakt. Om deze reden spreekt de formulering van het achtvoudig pad ook van ‘juist inzicht’, ‘juist levensonderhoud’, ‘juiste concentratie’, enz. Wat precies juist is, is niet voorgeschreven in een gebod. Juist is wat in de pragmatiek van de situatie heilzaam is.
Ieder van de skandha’s, iedere ervaringswijze, wordt in het boeddhisme letterlijk tot aandachtsgebied gemaakt. In de sutra over het cultiveren van de aandacht, de Satipatthana Sutra (MN 10), geeft de Boeddha aanwijzingen voor een methode die je kunt volgen om de analyse van je ervaring steeds verder te verfijnen.
De Dharma, nu met een hoofdletter en in het enkelvoud, is het inzicht dat de Boeddha ontwikkelde in de opbouw van de relaties die alle mogelijke ervaring omvatten. Deze openbaring kan een ieder ten deel vallen die zijn of haar aandacht voldoende cultiveert langs de lijnen van de Satipatthana Sutra of wat andere boeddhistische tradities daar dan ook voor in de plaats stellen.
Perspectiefwisseling
Je focus richten op je ervaring, die ervaring adequaat analyseren, dingen omdenken naar relaties en ontdekken hoe je gemoedstoestanden en gedrag kunt omvormen tot heilzaamheid – dit behoort tot de kern van het boeddhisme. De Boeddha zette een beweging in gang die tot doel had en heeft heen te prikken door de illusies die de geest ons kan voorschotelen. Door die illusies leren heen prikken resulteert in vrijheid, een vrijheid op grond waarvan je in staat bent te handelen in de geest van heelheid voor alles en allen.
Waarbij ik aanteken dat die vrijheid niet noodzakelijk absoluut is. De meeste mensen moeten zich telkens weer brengen tot het punt waar deze vrijheid ontstaat en dan nog kunnen ze ook maar doen wat er binnen de gegeven omstandigheden in hun vermogen ligt. In de omstandigheden van ons bestaan ligt vaak een zekere beperking besloten die we niet zomaar kunnen overstijgen.
Het is dan ook niet gezegd dat volledige bevrijding in dit leven voor iedereen voor het grijpen ligt. De geestelijke training van het boeddhisme leert je wel om te gaan met de perspectiefwisseling van ding en relatie, van vrijheid en onvrijheid, van lijden en geluk. Dat is in de praktijk al heel wat.
Marjita zegt
Wat een goed artikel is dit. Zo helder, zo grondig uitgelegd! Heel veel dank!
Jules Prast zegt
Jij bedankt voor je hartelijke reactie, Marjita!
Eric M Stols zegt
Beste Jules Prast,
Alhoewel de vergelijking met de Projector dus een metafoor is die eerder gebruikt is,
– en zeker niet het Boeddhisme is voor behouden (zie Plato’s grot!) ,
-een uitstekend stuk van je.
Het “buiten jezelf geplaatst naar je zelf in de interactie met anderen te kunnen kijken”
en daar je wrong perceptions te kunnen wegnemen naar een grotere vrijheid en inzicht,
– het is de basis, of zou dat moeten zijn, van het boeddhisme.
Wellicht mag ik trachten in a priori gebrekkige woorden (excuses) het onzegbare van uit enige eigen ervaring trachten te benaderen?
Het wegnemen van je eigen verkeerde veronderstellingen en aanvankelijke verkeerde interpretaties,
het geeft eerst een gevoel van het moeten erkennen van eigen falen, het opgeven van een verkeerde ego zekerheid,
om vervolgens door de catharsis heen naar het grotere gevoel van een veel ruimere vrijheid en veel groter inzicht te kunnen reiken.
De ongedachte en onverwachte verwondering en verbinding met al het levende dat je toevalt…
Door de tranen heen een enorm gevoel van bevrijding en ruimte te kunnen ervaren.
En omdat het in eerste instantie ten koste moge gaan van een (verkeerd) zelf,
-het (enig) ongemak met zich mee brengt alvorens de grotere bevrijding komt,
– wellicht een indicatie voor het juiste pad…
En dit vermogen schijnt echte spiritualiteit te kunnen bepalen,
wellicht is het het enige vermogen dat ons echt boven de dieren schijnt uit te tillen.
Dat we als mens dus tot deze modus van “ken u zelve” kunnen komen.
Dit vergt natuurlijk eerst rust, anders lopen wij onszelf, op de vlucht voor het niet-zelf, de leegte, voorbij.
Vervolgens komt de inzicht beoefening, het zien hoe wij geplaatst zijn in het veld van relaties..
Als het mee zit ontwikkelt in de rust tevens de meer mystieke (meta cognitieve, voorbij het verstand) ervaring
en blijkt dit ook de gelegenheid te bieden waarin intuïtie zich heel langzaam maar gestaag organisch lijkt te kunnen ontwikkelen.
Blijkt er uit de verkeerd gedachte negatieve leegte een vertrouwingswekkende volledigheid aangereikt te worden.
De diepte en lengte van het stoppen en stilstaan, de rust ervaring, lijkt hier gebiedend te zijn in hoeverre deze “boven verstands” en intuïtie ervaring ons daadwerkelijk kan toevallen…
Deze langzaam groeiende intuïtie (Prana) maakt dat het inzichtsproces meer dan een lineair mechanisch, platte oorzaak gevolg, 1 op 1 logica, een kil rationalisme wordt.
Maar nogmaals, dit is dus een ervaringsmodus, je ziet het pas echt als je het door hebt, het zelf verworven hebt.
Oefening baart hier dus zeker kunst?
Maar het schijnt de enige kunst te zijn die er absoluut toe doet?
Eric M Stols.
Jules Prast zegt
Dharma delen, dankjewel, Eric.