Het eerste artikel over Ian Kershaws studie Personality and Power, Builders and Destroyers of Modern Europe gaf een indruk van de levenslopen van Lenin en De Gaulle en dit deel over Adenauer en Tito. Kershaw wil met zijn boek gestructureerd helderheid geven over hoe zij hun macht verwierven en bevestigden. Dit artikel geeft een indruk van zijn beschrijvingen over Lenin, De Gaulle, Adenauer en Tito.
Adenauer
Hoofdstuk 7 gaat over de jurist Konrad Adenauer (1876-1967). In 1906 werd hij lid van de vooroorlogse katholieke Zentrumpartei en gemeentelijk bestuurder in zijn geboortestad Keulen en in 1917 Oberbürgemeister. De Nazi’s zetten hem in 1933 af. Hij was, schrijft Kershaw, een obstakel voor hun doorbraak onder de katholieke bevolking van Keulen en het Rijnland. ‘De campagne tegen hem – waarbij hij beschuldigd werd sympathie te hebben voor Joden, zelfs dat hij Joods was – was kwaadaardig en langdurig. Nazituig zamelde geld in ‘voor een kogel voor Adenauer’.’ Het regime verloor hem ook nadien niet uit het oog en hij werd verschillende keren gearresteerd. In 1944 werd hij gearresteerd, omdat hij ervan verdacht werd betrokken te zijn bij de aanslag van Carl Graf von Stauffenberg op Hitler. Adenauer en zijn familie overleefden met geluk het Derde Rijk.
In 1945 stond zijn naam aan de top van de ‘White List’ van de geallieerden. Vanaf augustus 1945 was hij betrokken bij de oprichting van de Christlich Demokratische Union Deutschland (CDU) in het Rijnland en in maart 1946 was hij de partijleider ervan in de Britse zone. Dit effende de weg voor zijn kanselierschap van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) in 1949. ‘Hij geloofde in een democratische regering. Volgens hem moest democratie sturing geven, begeleiding en de richting bepalen. Niet voor niets werd hij beschuldigd van het leiden van een ‘Kanseliersdemocratie’. Er werd gezegd dat zijn regeringsstijl een brug was tussen een patriarchale staat en een meer-partijen democratie.’
Zijn prioriteit tijdens de eerste jaren als kanselier was het beëindigen van de geallieerde bezetting en de soevereiniteit van de BRD zeker stellen. Zijn politieke realisme leidde hem echter tot de vroege conclusie dat een vereniging van de beide Duitslanden, zelfs volgens de grenzen van 1945, onmogelijk was. Hij had een intense hekel aan het Sovjetcommunisme en vreesde de nucleaire dreiging van de Sovjetunie. De sleutel tot Duitslands veiligheid lag in nauwe banden met westerse machten en vooral met de VS. ‘Het kwam neer op het herdefiniëren van de nationale identiteit als deel van de westerse, liberale constitutionele democratie als sterke oppositie tegen de tirannie van het Sovjetcommunisme,’ bladzijde 2010.
Bondskanselier
De CDU won in 1949 nipt de eerste bondsverkiezingen, voor de SPD. Adenauer werd gekozen tot eerste bondskanselier, met een stem verschil, die van hemzelf. Hij was hij 73 jaar oud en trad af op 87-jarige leeftijd. Hij slaagde erin om met de zusterpartij Christlich-Soziale Union (CSU) een antisocialistische regering te vormen. Dat de BRD tien jaar na de geallieerde bezetting in 1955 een soeverein land werd, was met name te danken aan zijn leiderschap. De band met het Westen leek achteraf onvermijdelijk, maar begin jaren 1950 was dit nog niet het geval. De SDP had de voorkeur voor de politieke eenwording van een neutrale, gedemilitariseerd land met een ‘gesocialiseerde economie’ in plaats van een kapitalistische economie en deelname (en bewapening) aan de westerse militaire alliantie. De Bondsrepubliek trad in mei 1955 toe tot de NAVO en was een van de stichtende leden van de EEG.
Toen de Bondsrepubliek werd gesticht, slechts vier jaar na het einde van het Derde Rijk, was zij zeer kwetsbaar. Volgens een opiniepeiling vond een op de twee Duitsers het nationaalsocialisme een goed idee, maar slecht uitgevoerd. Tegen het midden van de jaren 1950 was dit omgeslagen en Adenauer werd als tweede na Bismarck gezien als de leider die het meest had gedaan voor Duitsland. In 1963 had hij Bismarck ingehaald.
Door zijn sterk anti-Sovjet houding en zijn prowesters conservatisme wist hij velen aan te trekken die anders misschien afgedreven zouden zijn naar het oplevende nationalisme van extreemrechts, schrijft Kershaw op bladzijde 224.
Adenauers benadering van de Hitlerjaren was perfect afgestemd op een samenleving die met spanning naar vrede, voorspoed en stabiliteit uitkeek, zonder dat zij de misdaden uit het recente verleden wilde oprakelen. Het toedekken van het naziverleden schikte de meesten en velen voelden zich misleid door de propaganda en onderdrukt door de totalitaire politiestaat. De geallieerde denazificatie was, zoals verwacht een complete mislukking en toen de Duitsers het overnamen werd het weinig meer dan een farce, aldus de historicus. De heropleving van het Nazisme werd in 1952 de kop ingedrukt door het verbod op de Sozialistische Reichspartei die veel ex-nazi’s aantrok en een groeiende aanhang had in delen van Noord-Duitsland.
Kritiek
De rol die hij persoonlijk begin jaren 1950 speelde in het binden van de BRD aan de westelijke alliantie was volgens Kershaw ongetwijfeld het belangrijkste deel van zijn erfenis. Tijdens het epicentrum van de Koude Oorlog was de toekomst allesbehalve duidelijk. Ook was Adenauer doordrongen van het besef van het belang van een toekomst waarin de BRD onderdeel moest zijn van een meer geïntegreerd West-Europa, gebaseerd op gedeelde belangen, vriendschapsbanden en nauwe samenwerking. Hij speelde een grote rol in de stabilisering van de democratie, de sterkste pilaar hierbij was het ‘Wirtschaftswunder’. Dit was vooral het werk van de econoom en latere kanselier Ludwig Erhard, die in 1949 minister van economische zaken onder Adenauer werd.
De sterke continuïteit van het Derde Rijk bij het personeel van ambtenarij, de juridische en medische beroepen, maar ook onder leraren, academici en anderen, was een schaduwkant van Adenauers erfenis. Hij was van mening dat zij noodzakelijk waren voor de snelst mogelijke consolidering van de democratie, zonder dat deze verscheurd zou worden door een fel debat over het recente verleden. Critici, toen en later ervoeren de snelle rehabilitatie van velen met een onsmakelijk verleden, zelfs leden van de Gestapo, als moreel verwerpelijk. Zonder twijfel wierp dit een blijvende smet op Adenauers reputatie. Echter, schrijft Kershaw: ‘Zonder hem, zou de geschiedenis van Duitsland en ruimer van Europa een andere route hebben genomen.’
Tito
In hoofdstuk 9 schrijft Kershaw over Josip Broz (1892-1980), die zich in 1934 Tito begon te noemen. Metaalbewerker Broz sloot zich rond 1910 aan bij de metaalvakbond en de socialistische beweging in Zagreb. In de Eerste Wereldoorlog diende hij aan het Russische Front, raakte gewond en werd er krijgsgevangene gemaakt. Hij maakte de Russische Revolutie mee en sloot zich aan bij de communisten. In 1920 was hij terug in zijn vaderland, het latere het Koninkrijk Joegoslavië. In 1928, als secretaris van de verboden Communistische Partij in Zagreb kreeg hij vijf jaar dwangarbeid. Na zijn vrijlating werd hij naar Moskou gestuurd en werd lid van het Politbureau.
In de periode van Stalins Grote Terreur was de Sovjetunie een zeer gevaarlijke plek, vooral ook voor verbannen buitenlandse communisten. Hij ontkwam aan de zuiveringen. In 1937 werd Tito secretaris-generaal en begon in opdracht van de Komintern te werken aan de heropbouw van de partij.
Guerrilla
In 1941 vielen Duitse, Hongaarse en Italiaanse troepen het land binnen en het Joegoslavische leger stortte in zonder gevecht te leveren. De Duitsers bezetten Servië en de Italianen, Hongaren en Bulgaren andere delen van het land. Een onafhankelijke Kroatië werd gesticht en beheerst door de fascistische Ustaše. Die breidde de controle uit tot Bosnia-Herzegovina, waar zij gruwelijk huishielden onder Serviërs, Joden en Roma. Kort voordat de grens tussen Servië en Kroatië werd gesloten, vertrok Tito naar Belgrado. Tot het einde van de oorlog leidde hij een geheim en zwervend bestaan, vaak in bergachtig gebied. Sommige partijleden redeneerden na de inval dat zij weinig konden uitrichten behalve sporadische sabotageacties. Nadat de Duitse invasie van de Sovjet-Unie begon, lukte het Tito om een guerrilla te beginnen waarvan hij als partijleider opperbevelhebber werd. Hij vocht ook daadwerkelijk mee en met gevaar voor eigen leven.
Hij vocht een burgeroorlog binnen een wereldoorlog. Zijn Partizanen hadden niet alleen te maken met bezetters, maar ook met de wreedheden van de Kroatische Ustaše en de genadeloze aanvallen van de Chetniks, de royalistische Servische nationalistische strijdgroep. Wreedheid lokte wreedheid uit. Aan het begin van de burgeroorlog in Servië waren er slechts 40.000 partizanen.
Tito was verbitterd over de minimale steun van de Sovjetunie, die zelf strijd leverde om het voortbestaan. In het begin had Churchill sympathie voor de Chetniks, maar hij realiseerde zich dat hij op het verkeerde paard wedde, bladzijde 274. Ze collaboreerden immers met de Duitsers en de Italianen. Vanwege hun anticommunisme, bleef de VS hen steunen, terwijl Churchill de hulp aan de partizanen opvoerde. In 1943 waren de geallieerden echter bereid om de partizanen te erkennen als een nationaal bevrijdingsleger. De Britse wapenleveranties hadden grote invloed op de strijd tegen Duitse divisies in de Balkan. Ook ging Stalin in 1943 akkoord met het leveren van 400.000 troepen om Joegoslavië te bevrijden. Zij vochten mee bij de bevrijding van Belgrado. De overwinning bracht ook barbaarse wraak. Tijdens de beruchte slachtingen in bijvoorbeeld Kočevski Rog in mei 1945 executeerden Tito’s mannen ruim 10.000 Sloveense collaborateurs. Zij waren eerst naar Oostenrijk gevlucht, werden door de Britten beschouwd als krijgsgevangenen en teruggestuurd.
Tito weigerde zich te laten intimideren door de veel machtiger Sovjetunie. Er bestond angst voor een invasie, maar Stalin wilde geen oorlog of iets dergelijks riskeren over Joegoslavië, want de spanningen met de westerse geallieerden waren acuut. Nog belangrijker was misschien dat hij getuige was geweest van de guerrilla van de partizanen tegen de Duitsers. De overwinning op de Sovjetunie was de tweede pijler van Tito’s aantrekkingskracht. Het maakte hem een nationale held, zelfs voor hen die tot dan toe nog niet waren overtuigd. De breuk met Stalin versterkte de partijorganisatie en richtte zich helemaal op Tito. Een propagandacampagne werd opgezet om interne vijanden uit te schakelen. Meer dan 55.000 Moskou-getrouwen werden gezuiverd. ‘Tito approved the proposal to establish a concentration camp on the Adriatic isand of Goli Otok, where between 1949 and 1956 some 13.000 prisoners endured labour force in hellish conditions. Thousands of others of others were ‘re-educated’ in labour camps,’ bladzijde 279.
Alleen Tito kon volgens Kershaw van Joegoslavië een belangrijke factor maken in internationale zaken. Na de breuk met Stalin zette hij het land eigenhandig op de wereldkaart. Hij kreeg de aandacht van de VS, omdat Joegoslavië werd gezien als een wig in het Sovjetblok in Oost-Europa. Hij laveerde bekwaam tussen de twee wereldmachten en speelde hen tegen elkaar uit door gebruik te maken van de strategische positie van het land. Bovendien werkte Joegoslavië zich dankzij Tito op tot de leider van de Beweging van Niet-gebonden Landen.
Nationalisme
In de jaren 1960 begon het Joegoslavische verhaal scheurtjes te vertonen, die dieper werden in de jaren 1970, door onder andere de stagnerende economische groei, de werkeloosheid, de toenemende inflatie en de buitenlandse schuldenlast. Tito was het symbool van de eenheid en zijn autoriteit hield als cement de multinationale socialistische staat bij elkaar. Echter, het werd lastiger om de nationalistische tendensen onder controle te houden, met name de eisen voor de Kroatische onafhankelijkheid. Arrestaties en uitgebreide zuiveringen vonden plaats van de Kroatische partij en de partijen met nationalistische sympathieën in andere deelrepublieken. De persvrijheid werd beknot, sommige films verboden een aantal professoren van de Universiteit van Belgrado werd ontslagen. Halverwege de jaren 1970 had het land 5.000 politieke gevangenen, bladzijde 289.
In 1974 ging een nieuwe grondwet in. De bedoeling was om de spanningen die de eenheid van het land en het overleven van het regime bedreigden, te bezweren door meer macht bij de republieken te leggen. Tito was hier geen voorstander van en eiste extra garanties voor zijn aanblijven als president voor het leven. Alleen de geheime politie en het leger bleven onder federale controle en met de partij vormden zij de basis van zijn macht. De nieuwe grondwet loste de separatistische tendensen niet op en voorkwam niet het uiteenvallen van het land. Tito maakte zich daar zorgen over en zag zichzelf als laatste obstakel van deze desintegratie en in mei 1980 overleed hij. ‘There was an enourmous outpouring of national grief at the news of his death. His international standing was reflected in the representation of foreign dignitaries from 128 countries at his funeral,’ bladzijde 289.
Na zijn dood begon zijn charisma te vervagen. De jaren die hij aan de macht was, werden vanuit een ander licht bekeken. Zijn privéleven, zijn hunkering naar luxe, zijn trots en machtshonger werden gecontrasteerd met de socialistische idealen die hij preekte. Het resultaat was dat hierdoor het socialisme als politiek systeem en de nationale eenheid van Joegoslavië als multi-etnische staat ook in diskrediet werden gebracht. Het artikel van NPO Kennis citeert Peter Michielsen in NRC: ‘Op de Balkan is het eigen gelijk altijd het ongelijk van de buurman. Het eigen leed is altijd de misdaad van die buurman. Zo ging Joegoslavië ten onder: Slobodan Milošević speelde vanaf 1987 in op het gevoel onder Serviërs dat ze tekortgedaan zijn, door Tito. Die had de Kroaten bevoordeeld. Die had de Macedoniërs (‘Zuid-Serviërs’) een eigen deelrepubliek gegeven. Die had de Albanezen van Kosovo autonomie verleend.’ Zie het artikel Waarom viel Joegoslavië uit elkaar?
Tito’s optreden tijdens de oorlog werd ook in twijfel getrokken toen een meer complex beeld van de strijd tegen het fascisme werd afgeschilderd. Deels werden de Chetniks gerehabiliteerd en de wreedheden van de partizanen geopenbaard. De verandering van het beeld van Tito als nationale held is een onderwerp van een verhitte historische discussie en was vanaf het begin een onderdeel van het tragische uiteenvallen van het land, aldus de auteur. De regeringen die de aparte staten van het voormalige land overnamen, deden alles om Tito in diskrediet te brengen. Hij verpersoonlijkte een verleden dat zij wilden uitwissen. Kershaw concludeert dat het mythische beeld van Tito alles is wat overblijft: het symbool van verloren eenheid.
Geschiedenismakers
In Conclusion: history-makers – in their time zet Ian Kershaw zijn bevindingen op een rij naar aanleiding van zijn vragen in de inleiding van zijn studie. Op bladzijde 415 merkt hij op dat in de twaalf levenslopen, die hij casestudies noemt, het om personen gaat wier individuele leiderschap een duidelijke factor was bij het bepalen van een historische verandering. Hun persoonlijkheid leidde tot een bepaald soort leiderschap en ze lieten belangrijke en soms onheilspellende erfenissen na.
Ieder van de onderzochte leiders werd echter gevormd door de tijd en de meerderheid van hen was op de een of andere manier het product van de ‘dramatische, vernietigende en verandering veroorzakende aard van de eerste helft van de eeuw,’ bladzijde 417. De tweede helft van de eeuw was opbouwender, welvarender en vooral vreedzamer, maar werd beheerst door de Koude Oorlog en de mogelijkheid van een nucleaire ramp. In de jaren 1980 eisten de effecten van die oorlog hun tol en vernietigden de Sovjetunie. Voor de Val van de Muur en het IJzeren Gordijn was de rol van Michael Gorbatsjov doorslaggevend.
In de laatste alinea van zijn studie wijst Ian Kershaw op het verschil in de persoonlijkheid en de machtsuitoefening van Hitler en Gorbatsjov. Hij schrijft op bladzijde 418: ‘Hitler in the first half of the century and Gorbachev in the second are the clearest manifestation of the importance of the individual in bringing about epochal historical change.’
Opmerkingen
De Engelse hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van de Universiteit van Sheffield Ian Kershaw (1943) is een van de meest prominente onderzoekers van Nazi-Duitsland. Hij werd vooral bekend door zijn Hitler-biografieën.
In zijn studie schetst hij gedetailleerd de levenslopen van elf mannen en een vrouw. Het gaat om: Lenin, Stalin, Gorbatsjov, Hitler, Adenauer, Kohl, Churchill, Thatcher, De Gaulle, Franco, Mussolini en Tito. Recentelijk verscheen in BD het artikel Acht dictators uit de 20ste eeuw.