Stel je voor dat je piloot bent en dat de omstandigheden buiten het vliegtuig zo zijn dat je door het raam geen hand voor ogen kunt zien. De wereld is totaal onzichtbaar en je bent daardoor geheel afhankelijk van de informatie die je krijgt via je dashboard. Een piloot kan desondanks daarmee alles doen dat nodig is. Dit beeld gebruikt de natuurkundige en filosoof Bernardo Kastrup om uit te leggen dat de wijze waarop de natuur zich aan de mens presenteert niet de werkelijkheid is en dat we toch kunnen functioneren. De piloot weet natuurlijk dat wat hij of zij afleest van de instrumenten niet de werkelijkheid is, de mens echter is ervan overtuigd dat wat zijn of haar instrumenten, de zintuigen, vertellen wel de werkelijkheid is.
We hebben met ons zintuiglijk instrumentarium, ons dashboard en de geleerde uitleg daarbij, een intermediair tussen ons en onze omgeving geplaatst. Anders gesteld, we hebben daardoor een besef van dualiteit, doordat we ons gedissocieerd hebben van onze omgeving, doordat we er een model van gemaakt hebben. In deze dissociatie kunnen we nu spreken over een -ik- en de ander. Een -ik- die zich onafhankelijk waant zal ook onvermijdelijk een geloof ontwikkelen over wie hij of zij dan wel is. Het -ik- probeert zichzelf te begrijpen in de wereld die het ervaart en maakt zo allerlei definities over zichzelf. Wie we in wezen zijn is echter ondefinieerbaar, we zijn dynamisch, we zijn velen, niet één, we zijn als een soort sociale toverbal. We zijn geen onafhankelijk -ik-, dat is een denkconstructie, met grote gevolgen. Een gevolg is dat we onszelf buiten de wereld plaatsen, als een soort toeschouwer. Het is de positie van -ik-en-de-wereld of zelfs ik-tegen-de-wereld, in plaats van in-de-wereld-zijn.
Volgens Kastrup zijn onze waarnemingen alleen maar afbeeldingen van de werkelijkheid en hoe essentieel ook het is niet de werkelijkheid. Bernardo Kastrup is een kwantumfysicus die studie maakt van de allerkleinste deeltjes. De kwantumfysica toont aan dat de eigenschappen van materie ontstaan als ze gemeten worden, daarvoor is het potentie om materie te worden, dus nog geen materie. Materie ontstaat als je het meet, of anders gezegd als je het waarneemt, daarvoor is het wat anders met de potentie om zich te gaan manifesteren als materie. Materie is in zijn gedachtegang dus een afbeelding van iets anders. En hoe geef je woorden aan dat wat anders is en niet definieerbaar? Boeddhisten spreken van ‘openheid vol potentie’, in een poging om aan te geven dat er achter de wereld die we waarnemen een werkelijkheid is waar geen materie is en geen ruimtetijd dimensies. In die wereld is er geen onderscheid, geen tegenstelling, geen verdeeldheid.
Ons leven wordt juist wel gekenmerkt door twee-zijn. Er is in onze beleving altijd dualisme. We leven in een wereld van concepten en modellen. Op zoek naar een bevrijding uit de modellen-machine die de mens is, streven sommigen naar het beleven van non-dualiteit. Een niet gescheidenheid binnen jezelf en ook een niet gescheidenheid van jezelf en je omgeving.
Dat je een onafhankelijk -ik- bent, is ook een model waar je in bent gaan geloven. Alsof je een bewoner bent van de persoon die je denkt te zijn. Voor het functioneren en overleven in deze wereld is het maken van modellen noodzakelijk. Maar we worden er ook ongelukkig van als we vergeten wat ervaren-op-zich is, ervaren zonder verdeeldheid. Door met een besef te leven van in-de-wereld-zijn, leven we vanuit een verbondenheid waar alles in is opgenomen, ook verschillen. Leven we vanuit een besef van -ik-en-de-wereld, dan ervaren we onze verschillen als een teken van niet verbonden zijn. Iemand die een andere visie heeft is tegen mij en ik ga dan vechten, me aanpassen of terugtrekken. Wanneer ik meer leef vanuit een besef van ‘in-de-wereld-zijn’ kan ik oprecht actief geïnteresseerd blijven in de ander, wat die ook vindt.
De politiek demonstreert op pijnlijke wijze hoe we functioneren vanuit een besef van ‘ik-tegen-de-wereld’. Er wordt met elkaar omgegaan vanuit de overtuiging dat ze elkaars tegenstanders zijn en men vraagt zich af hoe de ander kapot gemaakt kan worden. Samenwerking bestaat nauwelijks, hoewel men wel steeds doet alsof. Onze minister van financiën stelde onlangs bijvoorbeeld “we moeten beseffen dat we samen een stukje armer zullen worden”. De mensen die voor hun kinderen geen schoolspullen meer kunnen kopen en de verwarming niet aan durven zetten, vragen zich af wat hier bedoeld wordt met “samen”. Dag in dag uit worden we geconfronteerd met uitspraken van de verkeerde mensen, die leven vanuit een -tegen-positie. Op deze wijze worden we gehersenspoeld in het elkaar uitsluiten en bestrijden. Uiteindelijk met als gevolg dat we onszelf zien als eenlingen en niet als deelnemers aan een gemeenschap als een geheel.
G.J. Smeets zegt
Heren Rob en Luuk
een paar correcties:
– Bernardo Kastrup, waarop jullie je beroepen maakt geen studie van de allerkleinste deeltjes. Hij is geen quantumfysicus maar informaticus en AI expert die zich in metafysische speculaties heeft gespecialiseerd. Zie Wikipedia en de biografie (op zijn eigen website).
– Eigenschappen van materie ontstaan niet als ze kwantum mechanisch gemeten worden. Dat is een pop wetenschappelijk fabeltje dat jullie hier herhalen. Kwantum mechanische observatie constateert veranderingen die al vòòr de meting hebben plaats gevonden.