‘Waarom is de burger boos?’ is volgens de geschiedkundige Maarten van Rossem gemakkelijk en ook wetenschappelijk verantwoord te beantwoorden, schrijft hij in zijn boek Waarom is de burger boos? De burger is boos, omdat hij bezorgd is over de omvangrijke immigratie en de veronderstelde negatieve effecten op onze samenleving. Dit artikel geeft een indruk van zijn boek, met aanvullingen van de socioloog Anton Zijderveld.
Een allochtoon is ‘iemand van wie tenminste een ouder buiten Nederland is geboren.’ Zij maken volgens het CBS 20% uit van onze bevolking. Het dagelijks taalgebruik gaat vooral over niet-westerse allochtonen, ongeveer de helft van die 20%. Men maakt zich vooral zorgen over moslimimmigranten en hun kinderen, pakweg 5% van onze totale bevolking. De populisten teren op deze zorgen en buiten ze uit, voor eigen politiek gewin.
Dempende effecten
Ons land heeft twee belangrijke manieren om onrust en onzekerheid te dempen, aldus socioloog Zijderveld in zijn boek Populisme als politiek drijfzand. De eerste demper is de verzuiling, waarbij het gros van de bevolking behoorde tot levensbeschouwelijke zuilen, te weten: katholiek, orthodox en liberaal-protestants, sociaaldemocratisch en liberaal-humanistisch. Deze zuilen hadden onder andere hun eigen politieke partijen in het parlement, hun vakbonden, ziekenhuizen, kranten en omroepen. De top van de zuilen ‘kwam overeen de onderlinge verschillen die de burgers uit elkaar hielden, te respecteren.’ Maatschappelijke en politieke conflicten werden geneutraliseerd door een goed gereguleerd overleg tussen de overheid en de sociale partners, het door populisten verguisde ‘polderen’ genoemd. In 1960 zette de ontzuiling in, maar verdween niet overal. Vervolgens ontstond door de snelle individualisering een ideologische ontzuiling.
Het tweede dempende effect is de verzorgingsstaat, aldus Zijderveld. ‘De idee dat de (nationale) staat verantwoordelijk moet zijn voor niet alleen de fysieke, maar ook de sociale veiligheid van de burgers, lag in het verlengde van de pacificatie van 1917. Toen werd de schoolstrijd om de volledige subsidiëring van het bijzonder (katholieke en protestantse) onderwijs beslecht, overigens in ruil voor de inwilliging van de eis van sociaaldemocraten en liberalen dat er dan ook algemeen kiesrecht zou komen,’ bladzijden 87 en 88.
De verzorgingsstaat dijde snel uit in de jaren 1960 en 1970 tot een ‘bureaucratische superstructuur’. Deze structuur maakte het mogelijk om conflicten te neutraliseren, aldus de socioloog. Omdat de verzorgingsstaat economisch en bestuurlijk onbeheersbaar was geworden, ging rond 1980 het roer om, het neoliberalisme maakte een snelle opmars. Het vermogen om conflicten en onlusten te neutraliseren nam hierdoor af. Zijderveld signaleert dat politici en bestuurders inmiddels vaak managers waren geworden en weinig oog hadden voor de problemen in de samenleving. Dit vooral in de achterstandswijken, hierop speelden populisten handig in. De socioloog noemt het populisme een uitdijende olievlek, die drijft op ‘zinderende emoties van onbehagen, onzekerheid en vaak ook rancune.’
Onkruid
Populisme is onverbrekelijk verbonden met de democratie. Van Rossem schrijft: ‘Het is weleens gedefinieerd als ‘the normal pathological condition of modern democracy’. Zelf kiest hij voor de omschrijving van het onkruid dat groeit in de kloof tussen de belofte en de werkelijkheid van de democratie.
Voor de opmars van Pim Fortuyn (LPF) en van de ‘pseudo-Fortuyns’ Geert Wilders (PVV) en Rita Verdonk (TON) waren Boer Koekoek (Boerenpartij) en Hans Janmaat (CP) bekende populisten. Zijderveld wijst in zijn boek ook op de politieke persiflage de Tegenpartij. Deze partij van F. Jacobse en Tedje van Es was ‘de partij voor alle Nederlanders die niet meer tegen Nederland kenne’ en werd in 1981 ‘ontbonden’. Wikipedia schrijft: ‘Van Kooten en De Bie hadden het gevoel dat hun persiflage tot hun schrik inmiddels door de werkelijkheid ingehaald was en dat Jacobse en Van Es door de Centrumpartij (CP) zelfs “rechts ingehaald” waren.’
De populist Pim Fortuyn kwam op de proppen met het zowel paranoïde als angstwekkende visioen van de dreigende ‘islamisering’ van onze cultuur. In 2002 sprak hij van een ‘vijfde colonne’. Geert Wilders gooide hierop olie op het vuur met zijn ‘vijf voor twaalf’. Geschiedkundige Van Rossem schrijft hierover: ‘Hoe een kleine minderheid van de bevolking, die sociaal-economisch zwak staat en vrijwel overal gediscrimineerd wordt, de overgrote meerderheid, die van de godsdienst van die minderheid helemaal niets moet hebben, zou kunnen ‘islamiseren’, blijft raadselachtig.’ Zijderveld verwijst naar de opschudding midden jaren 1950 onder protestanten toen bekend werd dat 51% van de Nederlandse bevolking katholiek was geworden. ‘Dat kwam, wist men, door die grote katholieke gezinnen waar de pastoors op toezagen. Over enkele decennia zullen we verbaasd staan over de alarmerende berichten van Wilders omtrent de ‘islamitische tsunami’ die onze joods-christelijke cultuur zou bedreigen.’
Macht aan het volk
Vaak gebruiken populisten woorden als ‘het volk’ en ‘de volkswoede’, want zij zouden de ware democraten zijn. Van de parlementaire democratie en haar instituties moeten ze niets hebben, omdat de elites ze zouden misbruiken. De grondwet en de rechtsstaat wantrouwen ze ook, omdat ze de rechten van het ‘volk’ ook aan de ‘anderen’ geven. De leider en beweging weten instinctief wat het volk wil en hoe dit moet worden uitgevoerd. Geef de leider de macht en het volk is aan de macht. Van Rossem noemt dit ondemocratisch en levensgevaarlijk, omdat het immers onmogelijk is ‘een dergelijke leider langs reguliere, institutionele weg tot de orde te roepen.’
Populisten organiseren zich in bewegingen, die geen leden hebben en geen democratische structuur. Hierdoor heeft de charismatische leider de vrije hand en is hij de enige betrouwbare vertolker van de volkswil. Een interessante paradox volgens Zijderveld: ‘Het beginsel dat de leider de stem van het volk vertegenwoordigt en niet alleen buiten maar eigenlijk ook boven de partijen staat, is allesbehalve democratisch. Het is behoorlijk autoritair.’
‘Het warm kloppend hart van elke populistische beweging is de theorie dat het volk een werkelijk bestaand en levend organisme is, een en ondeelbaar,’ aldus Van Rossem. ‘Het volk is soeverein, homogeen en deugdzaam.’ Het eigen volk is bovendien uniek en exclusief en heeft een eigen specifieke cultuur, in ons geval de joods-christelijk-humanistische eigen manier van leven, die is geworteld in de geschiedenis. Het gebruik van het woord ‘volk’ is op zich al suggestief en misleidend. De kiezers vormen immers geen eenheid en zijn onderling sterk verdeeld over de vraag hoe het land moet worden bestuurd. ‘Tot op heden hebben we geen betere manier gevonden om die heterogeniteit te organiseren dan juist de politieke partij, bij uitstek het haatobject van de populisten,’ bladzijde 35.
Recht tegenover het volk staan volgens de populisten de (politieke) elites. De populisten maken de politiek dan ook constant verdacht. Politici zijn ‘zakkenvullers’ en kletsmajoors. De politieke partijen zijn instrumenten van de elites om het volk naar hun hand te zetten en een machine om hun actieve leden mooie en goed betaalde baantjes te bezorgen.
De populisten willen het land teruggeven aan het volk. Dit veronderstelt volgens de auteur dat er ooit ‘een gouden tijdperk’ zou zijn geweest, waarin ons land werkelijk van de burgers was en dat de volkswil organisch in beleid werd omgezet. ‘Het wordt vanzelfsprekend nooit duidelijk wanneer dit gouden tijdperk zich heeft voortgedaan,’ schrijft hij. Onduidelijk is ook wanneer de elites de macht van het volk afpakten. Zijderveld schrijft op bladzijde 33 van zijn boek dat ons land nooit vrij was van vreemde smetten, om ‘dat we altijd open hebben gestaan voor wat vreemd en anders is – wat onvermijdelijk is voor een in een delta gelegen, open handelsnatie – ontgaat de populistische nationalisten ten enenmale.’
Cultuur
Fortuyn zet onze zogenaamde westerse joods-christelijke-humanistische traditie af tegen de islamitische traditie, die hij steeds in verband brengt met het islamitische fundamentalisme. Wat die ‘joodse’ en ‘christelijke elementen’ zijn, legt de populist volgens Van Rossem nergens uit. ‘Naar zijn gevoel versterken zij elkaar en gaan zij ook naadloos in elkaar over. Daar zouden de joden die in de afgelopen eeuwen door christenen zijn vermoord uit naam van de christelijke beginselen bepaald van opkijken.’ Dat Fortuyn christelijke beginselen zo contrasteert met de islamitische, vindt de auteur ‘vreemd’. Immers, de zaken die de populist zo weerzinwekkend vindt, waren nog niet eens zo lang geleden de dagelijkse christelijke praktijk, zoals de discriminatie van homo’s en de ondergeschikte positie van vrouwen. Wat de populist bovendien lijkt te vergeten, is dat de huidige verworvenheden gerealiseerd zijn ‘in een langzaam en moeizaam gevecht met die prachtige christelijke traditie.’ Historiek illustreert dit: ‘Op 14 juni 1956 werd de ‘Wet handelingsonbekwaamheid’ afgeschaft. Getrouwde vrouwen mochten voortaan werken, een bankrekening openen en zonder toestemming van manlief op reis.’
Ook werkt Fortuyn het ‘humanistische’ niet uit. Het moderne humanisme zet zich juist af tegen het obscurantisme van het christendom, merkt de auteur op. Dat de afgelopen eeuwen de wetenschap bevrijd is uit ‘de kluisters van het geloof’, vermeldt Fortuyn nergens. ‘Even idioot is natuurlijk ook de afwezigheid van de Grieks-Romeinse traditie.’ Kortom, volgens de auteur Van Rossem zijn de opmerkingen over de westerse cultuur niet meer dan ‘vage en vooral volledig ongereflecteerde kletskoek. Hij legt er telkens de nadruk op dat wij onze culturele identiteit opnieuw moeten definiëren. Die herontdekte identiteit kan ons een nuttig gevoel van geborgenheid en eigenheid geven. Het zou dan wel prettig geweest zijn als hij op zijn minst een aanduiding zou hebben gegeven van datgene wat hij als zodanig beschouwde,’ bladzijde 57.
Voor Fortuyn is de scheiding van kerk en staat wezenlijk en hiermee mag niet worden ‘gemarchandeerd’. Van Rossem vraagt zich af wie in Nederland wel van plan is ermee te marchanderen, de populist vermeldt dit namelijk niet. Met die scheiding is nog iets vreemds aan de hand in Nederland volgens de auteur. ‘Ze is helemaal niet volledig en was tot ver in de jaren zestig zelfs afwezig, juist vanwege de door Fortuyn bewierookte christelijke beginselen. De Nederlandse zondag is vanwege de christelijke beginselen nog steeds een geestelijk en commercieel rampgebied en op tal van terreinen zijn de restanten van het zware christelijke stempel nog te vinden.’
Grondwet
De ‘pseudo-Fortuyn’ Wilders richtte in 2006 de PVV op, een vereniging met een besloten karakter en zonder leden. ‘Het belangrijkste punt, dat al snel vorm zou krijgen van een obsessieve ideologie, was de bestrijding van de vermeende islamisering,’ aldus de geschiedkundige Van Rossem.
Hij wijdt over uit over de islamfobie van de ‘pseudo-Fortuyn’, maar besteedt vooral ook aandacht aan de bezwaren van de populist over de grondwet. Wilders wil Artikel I van de Grondwet vervangen door een formulering waarin wordt gesteld dat de joods-christelijke-humanistische traditie de kern is van de Nederlandse cultuur en samenleving. Bij hem is dit net zo ongereflecteerd als bij Fortuyn en in feite dus een loze kreet. Omdat het de deur wijd openzet voor ongelijke behandeling en systematische discriminatie, kan Van Rossem zich niet voorstellen dat enig andere politieke partij dan de PVV met het voorstel meegaat. Hij schrijft: ‘Hier wordt voorgesteld de essentie van onze rechtsstaat op te heffen.’ De vrijheid van godsdienst (artikel 6) moet eveneens worden afgeschaft, waardoor de bouw van moskeeën kan worden verboden. Om islamitisch onderwijs onmogelijk te maken, moet ook de vrijheid van onderwijs (artikel 23) het ontgelden. De geschiedkundige vraagt zich af of de populist Wilders wel beseft dat hij met dit alles de kern van de Nederlandse politieke en culturele traditie heeft opgedoekt. ‘Is het niet paradoxaal dat hij kennelijk denkt die essentie in zijn nieuwe artikel I te hebben ondergebracht, terwijl hij haar juist vakkundig om zeep heeft gebracht?,’ bladzijde 103. Het schort bij sommige populisten blijkbaar iets aan de kennis over onze vaderlandse geschiedenis, onze normen en onze waarden.
Elites
De voortdurende bombastische populistische stormloop tegen ‘verdorven elites’ en ‘ondemocratische technocraten’, is in de ogen van de historicus verstoken van enige werkelijkheidszin. Het idee dat het dagelijks bestuur van onze complexe samenleving zonder elites en technocraten zou kunnen, is of lichtgelovig of te kwader trouw. Dit neemt volgens hem niet weg dat wantrouwen tegen deze elites noodzakelijk is, maar dan wel redelijk en goed georganiseerd.
Zijderveld schrijft op bladzijde 69 van zijn boek: ‘In een nog steeds lezenswaardig essay, ‘Over het hedendaagse staatsburgerschap’ uit 1844, schreef Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872), dat de democratie een taakverdeling eist.’ Regeren is eveneens een speciale taak en omdat we dit niet allemaal kunnen doen, is een afvaardiging nodig. De grote Nederlandse staatsman zag in zijn tijd dat vergeleken met het einde van de 18de eeuw de kennis en expertise ‘breder, dieper en vooral veel sneller’ was geworden. In onze tijd is de complexiteit vele malen groter, aldus de socioloog.
Thorbecke formuleerde destijds: ‘Een kleine minderheid wordt gekozen om het gewichtigste deel van het staatsburgerlijk regeringsrecht voor de grootste meerderheid, doch naar eigen individueel inzicht, uit te oefenen.’ Volgens hem dus een elite, maar een van wat het beste is en niet gebaseerd op de oude standsverschillen. ‘Hij is immers liberaal en denkt dus in de traditie van de Franse Revolutie,’ bladzijde 71.
Het gaat niet om één omvattende, gesloten elite. Het gaat om ‘personen die niet op grond van afkomst uit familie of klasse, maar op grond van expertise en kennis leidinggevende posities kunnen innemen – in de politiek, maar ook in het bedrijfsleven, het onderwijs en de educatie, cultuur en de kunsten, de werelden van levensbeschouwing en godsdienst,’ bladzijden 71 en 72. Het zijn volgens de socioloog personen die niet primair op macht uit zijn, maar invloed hebben dankzij hun vertrouwenwekkende gezag. Hij vindt het dan ook ‘verwoestend’ dat elites in de media meedeinen op populistische gevoelens en ideeën.
Op bladzijde 103 schrijft hij: ‘Burgers moeten bij het politieke werk kritisch betrokken zijn, maar zich er ook niet voortdurend mee willen bemoeien.’ De banden tussen politiek en samenleving zijn in onze samenleving gecompliceerd. Hiervoor is volgens Anton Zijderveld een nuchtere opvatting van ons burgerschap vereist, ‘waarvoor blijkens veel populistische opwinding nog wel de nodige scholing, educatie en opvoeding nodig is.’
Menselijk tekort
De historicus Van Rossem begint zijn conclusie met de nuttige bijdrage van de populisten. ‘Uit onderzoek weten we dat er al jaren behoefte was aan een ‘zeer rechtse partij’.’ Het gat op rechts van de VVD was ontstaan, omdat deze partij door deelname aan de drie kabinetten-Lubbers en de twee kabinetten-Kok naar het centrum schoof. Fortuyn gaf Nederlanders ‘die zo rechts waren dat zij zich nergens thuis voelden een politieke partij waarvoor zij dachten zich niet te hoeven schamen.’ De belangrijkste politieke erfenis van Fortuyn is dat hij ‘zeer rechts’ legitimeerde. De auteur vindt dat ‘zeer rechts’ evenveel recht heeft op politieke vertegenwoordiging als zeer links of welke politieke formatie dan ook. Niet politiek vertegenwoordigd zijn, zou volgens hem waarschijnlijk schadelijker zijn dan nu ‘zeer rechts’ dit wel is vertegenwoordigd.
Als het verschijnen van ‘zeer rechts’ op het politieke toneel de belangrijkste verdienste is, dan blijft er weinig over de heroïsche uitleg van Fortuyns optreden. Hij heeft alleen het politieke spectrum verruimd, echter niet de democratie gered en gaf ook geen leiding ‘aan de noodzakelijke opstand van een conservatief volk tegen ‘zijn’ verlichte elite en arrogante elite, want van een opstand was geen sprake.’ Eveneens was er volgens de historicus geen sprake van een soort nationale boosheid. Integendeel, een ruime meerderheid van de bevolking was terecht tevreden over de democratie, blijkt uit cijfers.
Fortuyn en zijn aanhangers hebben grote politieke schade aangericht, door het vertrouwen in de parlementaire te ondermijnen zonder een werkbaar alternatief daarvoor in de plaats, aldus Van Rossem. De grootste ellende is dat Fortuyn ‘het waanidee van de islamisering in de bloedbaan van de natie heeft geïnjecteerd.’ Bij de ‘pseudo-Fortuyn’ Verdonk, was dit waanidee nagenoeg afwezig, volgens de historicus, maar bij de ‘pseudo-Fortuyn’ Wilders heeft het zich ontwikkeld ‘tot een reusachtig ideologisch gezwel.’ Blijkbaar zijn moslims geschikte zondebokken om alle ongenoegen over het leven en de samenleving op te projecteren. Het angstvisioen en de uitsluiting levert volgens de auteur geen enkele bijdrage aan de oplossing van de problemen van de omvangrijke immigratie. Ook schieten volgens hem de media tekort, want waarom wordt Wilders met fluwelen handschoenen aangepakt? Wilders heeft helemaal geen punt, maar ‘is een fantast, hij maakt zijn kiezers bang met een fantoom.’
Pas als we ruiterlijk de noodzakelijke beperkingen van de parlementaire democratie ruiterlijk erkennen en accepteren, dan zullen we dat zij het enige mogelijke systeem is, adviseert Maarten van Rossem. Elke burger op elk moment laten meebeslissen over elke kwestie, is volgens hem onmogelijk. Ten slotte doet hij een oproep: ‘Beloof de burgers geen gouden bergen, maar leg ze zo helder mogelijk uit wat het ‘democratisch tekort’ is. Misschien begrijpen ze dan ook wat meer van het menselijk tekort.’
Opmerkingen
Bart de Koning schrijft in Maarten!: ‘Immigratie was een rechtse hobby: de VVD wilde in de jaren zestig gastarbeiders uit Turkije en Marokko als goedkope arbeid voor Nederlandse ondernemers. De CPN en de PvdA lagen dwars, omdat zij gastarbeiders zagen als concurrentie voor hun traditionele arbeidersachterban.’ Omdat de ondernemers het te duur vonden steeds nieuwkomers te scholen, drong de VVD erop aan dat gastarbeiders langer mochten blijven. Ook de gezinshereniging was een rechts idee. Het kabinet Den Uyl maakte een eind aan de instroom van gastarbeiders, aldus De Koning.
Hij vermeldt dat in die tijd Frits Bolkestein bezig was met zijn loopbaan bij Shell en pas in 1991 waarschuwde tegen de gevaren van de immigratie. Zijn eigen VVD had de massa-immigratie veroorzaakt, terwijl de communisten en de sociaal-democraten wél hun zorgen erover uitspraken. Hij slaagde er desondanks in om de immigratie links in de schoenen te schuiven en zichzelf neer te zetten als ziener.
Vrijgevochten en agressief
Socioloog Dick Pels schrijft op bladzijde 40 tot en met bladzijde 45 van zijn boek Het volk bestaat niet dat de populisten de politieke vrijheden (o.a. grondrechten), de economische vrijheden (o.a. sociale zekerheid) en ook de culturele vrijheden nationaliseren. ‘Het is even wennen, maar de vrijheden van de jaren zestig kunnen ook een populistische, nationalistische en xenofobe vorm aannemen.’ Hij legt uit dat het liberalisme voorrang geeft aan de individu boven de gemeenschap, het nationalisme geeft echter voorrang aan de volksgemeenschap boven het individu. Het moderne populisme lijkt beide te combineren zonder voorrangsregeling. Het ideaal van ‘ik eerst’ en ‘eigen volk eerst’ lijken elkaar aan te vullen, in plaats van tegenstrijdig te zijn. De VVD-leuze ‘gewoon jezelf kunnen zijn’ kent volgens de socioloog ook een collectieve toepassing: ‘als Nederlanders moeten we in plaats van vreemdelingen in ons eigen land ‘gewoon onszelf kunnen zijn.’ Het ideaal van ‘eigen baas zijn’ vertaalt zich volgens de auteur meteen in de zelfgenoegzaamheid van ‘baas in eigen land.’ De bedenkers Koot en Bie van de Tegenpartij konden amper vermoeden dat deze satire politieke werkelijkheid zou worden.
Al met al is er volgens Dick Pels in Nederland een groep ontstaan ‘van vrijgevochten en assertieve burgers die recht meent te hebben op alles, weinig gevoel heeft voor solidariteit buiten eigen huis en haard, anderen gemakkelijk de schuld geeft van eigen onvrede en falen, en de overheid overlaadt met eisen maar haar tegelijkertijd diep wantrouwt.’
Actualiteit
Van Rossem besteedt een groot deel van zijn boek aan Pim Fortuyn. Zijderveld gooit het over een iets andere boeg. Hoe het ook zij, hun bijdragen heeft anno 2022 niets aan actualiteit verloren. Integendeel. Immers, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst schrijft in het voorwoord van het jaarverslag 2021: ‘Binnen Nederland hielden veel dreigingen in 2021 verband met toenemende verdeeldheid en verharding in de samenleving. Afgelopen jaar kreeg de AIVD beter zicht op ‘accelerationisten’: een nieuwe generatie jonge rechts-extremisten die in online groepen terroristisch geweld verheerlijken met als doel: het in Nederland ontketenen van chaos en rassenoorlog. Ook zag de AIVD een deel van het anti-overheidsprotest radicaliseren tot gewelddadig extremisme. Dat was terug te zien aan soms publiekelijke intimidatie en eigenrichting en aan (doods)bedreigingen tegen onder meer prominente politici.’
Bronnen
Zijderveld, A. C. Populisme als politiek drijfzand. Cossee Amsterdam, 2009
Van Rossem, M. Waarom is de burger boos? Over hedendaags populisme. Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2010
Pels, D. Het volk bestaat niet. De bezige bij, Amsterdam, 2011
Nationaal Historisch Museum. Vrouwen tot 1956 handelingsonbekwaam. Historiek, maart 2021
De Koning, B. De dubieuze erfenis van Frits Bolkestein. Maarten, 2019-3
‘De erfenis van Pim Fortuyn is een puinhoop’ OVT VPRO
Jaarverslag AIVD 2021
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/jaarverslagen/2022/04/28/jaarverslag-aivd-2021
Rapport bevestigt: steeds onveiliger voor journalisten in Nederland. Free Press United, april 2022
Maarten van Rossem over populisme. Nieuw Amsterdam TV, februari 2010
https://www.youtube.com/watch?v=UPm0lfA1mJ4
Maarten van Rossem: ‘De crisis heeft te maken met het verliezen van verzuild Nederland’. Op 1, september 2021
https://www.youtube.com/watch?v=8WYxeql24KM
Mari zegt
Hartelijk dank voor dit uitstekende artikel! Het is zeer informatief, helder geschreven en heeft mijn interesse in de besproken boeken zeker gewekt.
Willy van de Schoot zegt
Ook van mijn kant hartelijk dank voor dit heldere overzicht.
Joop Ha Hoek zegt
Onze reactiemogelijkheid is bedoeld om inhoudelijk op de inhoud van een tekst in te gaan, te becommentariëren, kritiek te uiten en een complimentje mag ook. Of dankzegging. Maar reageer ook inhoudelijk in maximaal 1000 woorden.
De uitgever.