De jongens, vier en vijf jaar oud, zijn onlangs toegetreden tot het klooster (shedra) van het Nalanda boeddhistisch instituut in Bhutan en zullen spoedig novice worden. De jongens zijn daar achtergelaten. Eén komt uit een nabijgelegen dorp. De jongste, een vierjarige, is door zijn moeder bij het klooster afgezet. De kinderen worden er afgeleverd, soms gewoon gedropt, omdat de leiding de kinderen doorstuurt naar scholen buiten het instituut.
Er zijn meer dan 150 monniken in het instituut in Bhutan. Daarvan studeren 38 toekomstige monniken aan een lagere school en de Thinleygang school. ’s Morgens en ’s avonds bestuderen ze boeddhistische teksten. Het instituut heeft sommige kinderen moeten adopteren, omdat onbekend is wie hun ouders zijn.
Het ontvangen van jonge jongens bij kloosterinstellingen is niet nieuw. De Nalanda-ervaring is er slechts één in de caleidoscoop van ervaringen die veel instituutsdirecteuren delen. Veel jonge monniken komen uit gebroken gezinnen of uit economisch achtergestelde groepen, die het gevoel hebben dat monnik worden de beste keuze is. Een monnik heeft tegenwoordig betere kansen in het leven dan een afgestudeerde aan de universiteit. In de dorpen zeggen velen dat monnik worden ‘eten uit de schoot’ is, wat betekent dat ze niet het gezwoeg van een boerderij hoeven te ervaren om in hun levensonderhoud te voorzien.
Sommige toekomstige monnikjes zijn nog maar zeven jaar oud. In hun slaap roepen ze om hun moeder en verlangen terug naar het dorp waaruit ze afkomstig zijn. Een negenjarige monnik zei dat hij ervoor koos monnik te worden omdat zijn broer, van 12, dat ook had besloten. Zijn vriend, een achtjarige monnik, zei dat zijn buurman hem dit had voorgesteld omdat zijn alleenstaande moeder moeite had om hem en zijn twee broers en zussen te voeden. Volgens een senior monnik komt 99% van de kinderen die monnik worden uit afgelegen en economisch achtergestelde of gebroken gezinnen. Als ouders hun zonen als monnik inschrijven moet de leraar voor hen zorgen als voor zijn zonen.
Het geval is hetzelfde met nonnen. Terwijl sommigen non worden uit eigenbelang, worden velen gedwongen door ouders en familieleden, omdat er voor hen een plaats is om te verblijven en een zekere toekomst. De veronderstelling dat er een tekort is aan monniken is niet waar. Het aantal monniken neemt toe nu veel jonge jongens zich bij boeddhistische instellingen aansluiten. Velen zeiden dat er thans meer monniken zijn dan in het verleden in het Centrale Monastieke Orgaan en de Commissie voor Religieuze Organisatie.
Welgestelde families sturen hun kinderen niet naar kloosters om monnik of non te worden. Monniken weigeren om in zogeheten dorpskloosters, zonder de juiste infrastructuur, voorzieningen en diensten, te verblijven. Zonder monniken in de dorpskloosters heeft de bevolking problemen om monniken te vinden rituelen uit te voeren.
De keerzijde van het werven van jonge monniken is dat er meer lekenmonniken bijkomen. Alleen degenen die monnik worden omdat ze het boeddhisme willen beoefenen, studeren goed. Degenen die gedwongen worden en op jonge leeftijd worden ingeschreven, doen het niet goed. Zij kunnen niet eens een gewoon leven leiden.
G.J. Smeets zegt
“Sommige toekomstige monnikjes zijn nog maar zeven jaar oud. In hun slaap roepen ze om hun moeder en verlangen terug naar het dorp waaruit ze afkomstig zijn.”
Een schoolvoorbeeld van waar Unicef voor staat. Unicef is het kinderfonds van de Verenigde Naties. Bhuthan is daarvan lid. Maar heeft een staatsgodsdienst: vajrayana. En daar zijn de jongetjes en meisjes die thuis niks te eten krijgen mee opgescheept. Boeddhisme in de harde praktijk en niet op het zachte meditatiekussentje.