Nog geen week na de jaarlijkse ‘Suikermaxdag’ vraagt voedselwaakhond foodwatch aandacht voor een tweede maxdag: Zoutmaxdag. Op deze dag hebben mannen tussen 31 en 50 jaar al hun jaarlijkse maximumhoeveelheid zout helemaal binnengekregen, gebaseerd op het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie. Voor suikers waren kinderen van 4 tot 8 jaar het eerste de klos, op 9 juli. Voor zout overschrijden mannen van 31 tot 50 jaar op 14 juli dus hun maximumgrens. Een half jaar te vroeg.
De afspraken die de voedingsindustrie heeft gemaakt om minder zout in hun producten te stoppen, zijn volgens het RIVM niet ambitieus genoeg en niet op voldoende producten van toepassing. Campaigner Elif Stepman van foodwatch: ‘Bij onze zoektocht in de supermarkt kwamen we weer extreem zoute producten tegen. Consumeer er eentje van en je zit al aan je dagelijkse zoutmax. Niet bepaald bevorderlijk voor de zoutrisico’s op hart- en vaatziekten en nierschade…’
Te veel zout kan leiden tot een te hoge bloeddruk, wat de kans op hart- en vaatziekten verhoogt. Ook nierziekten en botontkalking kunnen een gevolg zijn van te veel zout. Zoals ook de Hartstichting benadrukt: ‘Iedere 5 gram zout per dag extra wordt in verband gebracht met een 14% hoger risico op hart- en vaatziekten en 23% hoger risico op een beroerte’.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) adviseert om maximaal 5 gram zout per dag te consumeren. Mannen van 31-50 jaar zitten met gemiddeld 9,4 gram zout per dag (volgens de laatste cijfers van het RIVM) bijna aan het dubbele. Dus valt hun Zoutmaxdag ook dubbel zo vroeg op het jaar. De gemiddelde zoutinname in Nederland is 7,3 gram per dag.
Foodwatch heeft net zoals voor Zoutmaxdag 2020 ook dit jaar een selectie van enkele wel héél zoutrijke producten (zie afbeelding) gemaakt. Je hoeft maar één van deze producten op te eten, en je zit al snel aan je dagelijkse zoutmaximum. Met sommige zit je er zelfs al boven, zoals een pizza met salami van Dr. Oetker.
Wie neemt de verantwoordelijkheid?
Om minder zout binnen te krijgen, moet het zoutgehalte in producten naar beneden. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de industrie. In 2014 hebben bedrijven via het ‘Akkoord Verbetering Productsamenstelling’ afspraken gemaakt om het zoutgehalte in voedingsmiddelen te verminderen. Het akkoord liep eind mei 2020 af. Het RIVM heeft de eindbalans opgemaakt en is niet bepaald optimistisch: ‘Er had meer kunnen worden bereikt als voor meer producten afspraken gemaakt waren. Of als de hoeveelheid zout en suiker in de producten verder was verlaagd.’
Maar als de afspraken van de industrie tot te weinig reductie leiden, wie lost het zoutprobleem dan op? Het ministerie van Volksgezondheid is ondertussen bezig met een nieuwe aanpak voor productverbetering, die voor meer producten zou gelden. Demissionair staatssecretaris Paul Blokhuis lijkt het weer op de zachte aanpak te gooien via ‘incentives om bedrijven te stimuleren aan productverbetering te werken’. Maar zijn prikkels niet veel te vrijblijvend? Elif Stepman van foodwatch: ‘We zijn het langzaamaan beu om steeds opnieuw te moeten concluderen dat de huidige aanpak niet volstaat. Als vrijblijvende beloftes, incentives en afspraken falen, is het tijd om wetten te maken.’
Waar geen wil is, is een wet
Paul Blokhuis lijkt het hierover eens te zijn met foodwatch, zo blijkt uit een pas gepubliceerde Kamerbrief over ‘bouwstenen voor een toekomstig preventiebeleid’: ‘Voor mij staat na alle gesprekken over preventie en de eerste ervaringen met het Nationale Preventieakkoord vast dat sprake is van te veel vrijblijvendheid. We zullen taken en verantwoordelijkheden wettelijk beter moeten verankeren, willen we echt meters gaan maken.’ Maar of deze hoopgevende boodschap echt tot wettelijke streefwaarden zal leiden, zoals het wettelijk verankeren van zoutreductiedoelen, is nog maar de vraag. Later komt Blokhuis hier weer op terug: ‘Tot slot moeten we ook niet vergeten dat we volksgezondheid weliswaar kunnen bevorderen (zelfs met een plicht daartoe), maar dat het opnemen van streefwaarden om zo het realiseren daarvan af te dwingen, voorbij gaat aan de individuele verantwoordelijkheid van mensen.’
Volgens foodwatch mag deze verantwoordelijk niet op de individuele consument worden afgeschoven. Als het ministerie wil dat consumenten de gezonde keuze maken, moeten er eerst voldoende gezonde opties zijn. Gezonde voeding is vaak duurder dan ongezond voedsel, zo’n 70% van het aanbod in de supermarkt bestaat uit bewerkt en ongezond voedsel, en 82% van de aanbiedingen uit supermarktfolders is ongezond. Samen met vele duizenden consumenten roept foodwatch de overheid op eindelijk wettelijke maatregelen voor een gezondere voedselomgeving te nemen.