Beeldend kunstenaar Jan Hendriks (1946) maakt reliëfs, die vaak gerelateerd worden aan de NUL-beweging*, maar die hij zelf uiteindelijk ziet als een sterk beeld van leegte en verstilling, van rust, van stilte, in een meditatieve sfeer, een beeld van oneindigheid binnen een eindige vorm. Er zijn geen hoofd- of bijzaken, geen accenten. Hendriks moet het hebben van het, wat hij noemt, het ‘dwalende oog’.
Hendriks: ‘Je oog zoekt houvast bij het kijken naar mijn werk en vindt die soms in de terugkerende groepjes elementen of richtingen. Vaak ook is er geen houvast en blijft je blik dwalen over het paneel. Dat komt omdat accenten ontbreken, er zijn geen plekken die meer of minder aandacht vragen dan andere plekken en waarop je oog zich even kan vastzetten, even kan rusten. Het beeld van het koele, strakke werk verdwijnt, het handschrift wordt zichtbaar en daarmee komt de emotie in beeld, die in het werk ligt, voorbij het koele en strakke. Dit is, voor mijn gevoel, het meditatieve moment, het moment van herkenning. Terwijl je blik blijft dwalen over het oppervlak en steeds weer nieuwe dingen, hoekjes, structuren, details ziet ga je als vanzelf aan de gang met je eigen gedachten.’
Eenvoudige vormen
Jan Hendriks: ‘Ik werk met eenvoudige vormen en materialen, karton, papier, hout, mdf, foam board. In eenvoudige ritmische composities, vooral gebaseerd op spiraalvormige bewegingen. Eenvoudig betekent een rechte lijn, eenvoudiger dan een vlak, een vierkant, eenvoudiger dan een rechthoek. Alles wat overbodig is mag weg. Eenvoudig betekent ook wit.
Ik werk graag in minimale beeldtaal: een herhaling van hetzelfde element, soms met kleine verschuivingen of verdraaiingen. Soms ontstaan er ook meer elementen, die elkaar versterken en samen een nieuw element vormen. Er ontstaan structuren, die vanaf de randen oneindig doorlopen, maar waarvan ik slechts een gedeelte laat zien. Wat er uiteindelijk te zien is, is een sterk beeld van leegte en verstilling, van rust, van stilte, in een meditatieve sfeer, een beeld van oneindigheid binnen een eindige vorm.’
Are you a buddhist?
‘Of ik boeddhist ben? Ik zou die vraag niet kunnen beantwoorden. Een boeddhistische lama vroeg me dat al eens.
Ik ontmoette hem in 2009 toen ik met mijn vrouw en een vriendin een trektocht had georganiseerd naar Lo Mantang, de hoofdstad van het mysterieuze koninkrijk Mustang in Nepal. Toen wij daar aankwamen was daar een groot feest want de kleinzoon van de laatste koning van Mustang werd geïnaugureerd als monnik en dat kwam deze hoge lama, een Tibetaanse monnik, doen.
Wij gingen mee met de bevolking van Lo Mantang om hem in zijn klooster aan de Chinese grens op te halen. Op de terugweg naar Lo Mantang werd hij en zijn gevolg in een klein dorpje ten noorden van Lo Mantang ontvangen door de dorpsbewoners. Daar raakten wij, als opvallende buitenlanders, met hem aan de praat. “Are you a buddhist”, vroeg hij. Daar had ik niet van terug. Wanneer ben je een boeddhist? Moeilijke vraag. Dat zei ik ook tegen hem: “Ik weet het niet”. Toen voorspelde hij me dat ik een Tibetaanse leraar zou ontmoeten. Daar kijk ik nog steeds naar uit.
In ieder geval ben ik niet als boeddhist ingezegend of zoiets, maar ik voel me er wel verwant mee. Ik mediteer sinds 2003, nadat ik een awareness-weekendtraining had gedaan, dat me een heel goed gevoel had opgeleverd. Dat gevoel wilde ik vasthouden.
Ik heb toen eerst een mini-meditatietraining gedaan bij Osho-mensen in Amsterdam, daar kwam ik min of meer toevallig terecht. Na wat omzwervingen twee jaar Rigpa en daarnaast het Vipassana Meditatiecentrum Dhammadipa kregen mijn vrouw en ik steeds meer het gevoel, dat we dat allemaal dichter bij huis wilden halen en toen hebben we maar onze eigen meditatiegroep in het leven geroepen.
Elke woensdagavond komt hier een groep van tussen de zes en twaalf mediteerders bij elkaar. We mediteren dan ongeveer anderhalf uur. Beetje Rigpa, beetje Tich Nhat Han, veel metta, van tijd tot tijd mantrazingen. Ik heb geen bepaalde voorkeur, wel eens een Tich Nhat Han weekeind gedaan in Brabant, maar die metta-meditaties doen me toch het meest in praktische zin.
In de periode 2006-2008 heb ik nog een opleiding gedaan voor stervensbegeleider, die opleiding werd gegeven door een bön-boeddhist, was dus heel erg boeddhistisch getoonzet, vond ik ook enorm interessant en aansprekend.
Ik merk wel dat ik naar mijn werk kijk met de ogen van een boeddhist. Voor mijn gevoel gaat het werk over het NIETS, datgene wat er overblijft als je in een meditatie alles kunt loslaten. Pretentieus, dat wel.
Wat mij vooral aantrekt in het boeddhisme is dat het niet, zoals in de katholieke kerk, waar ik vandaan kom, op de eerste plaats gaat over de ander, maar dat ik zelf het vertrekpunt ben, waarvandaan ik naar de ander kijk en met de ander omga. Dat vind ik troostend en motiverend.
Bovendien heeft het boeddhisme- en de stervensbegeleiding, me een kijkje gegeven in wat er met mij gebeurt als ik doodga. Daar was ik zo benieuwd naar, heel fascinerend.’
Het werk van Jan Hendriks is te zien in binnen- en buitenlandse collecties, onder meer in Europa, de VS, Japan en de verenigde Arabische emiraten.
Deze tekst werd eerder, in november 2016, in het BD gepubliceerd.