De bel- het was tijd voor de tempeldienst en iedereen liep erheen. De Doan, de monnik achter de gongen en bellen, sloeg een steeds sneller ritme op de grote tempelgong. Iedereen was binnen en de diepe zware stem van de Doan zong de eerste regels ‘Sankira mooooooooonnnn’.
bodai
Bodai – Varsika (de regentijd)
Bodai begon zo langzamerhand aan het kloosterleven te wennen. ’s Morgens meditatie en gym, na het eten werken en tempeldienst. Na de lunchpauze, werk en tempeldienst en na Yakusaki (diner) meditatie en daarna naar bed.
Bodai – in training
En zo gebeurt het. Bodai rent samen met de monniken naar het dorp. ‘Waar kom je vandaan’, vraagt een monnik tijdens het hollen. ‘Ik kom van de Boeddhaland-tempel,’ zegt Bodai. ‘Ah, de tempel van meester Bibashi. Hoe oud is hij eigenlijk?’
Bodai – een zware last
Na verloop van tijd zag hij iemand met een bos takken op z’n rug voor zich lopen. Nadat Bodai hem ingehaald had, zag hij dat het een oud mannetje was en dat hij het behoorlijk zwaar had met zijn last. Bodai zei: ‘goeie middag, volgens mij gaan we de zelfde kant op. Zal ik een […]
Bodai – Een verdwenen hoofd
Bodai richtte zich op het bos en zijn reis en zette flink de pas er in en grinnikte; Ja, ja, vleugelvoeten. Het smalle bospad begon breder te worden en het bos werd minder dicht, in de verte stond een boerderij.
Bodai – De ontdekking
‘Ja, dat kan wel wezen zei Padma, maar ik wil geen leerlingen. Ga maar naar Lama Arala die speelt graag meestertje.’ ‘Ja, maar ik wil niet naar die Lama Arala, ik wil hier blijven.’ ‘Ja, en ik wil dat niet, en het is mijn huis, hier is je eten en nu inpakken en wegwezen.’
Bodai – De grote slagerij
Je kunt niet leven zonder iets dood te maken of iets pijn te doen. Bodai begon te huilen, er kwam zo’n overweldigend verdriet in hem op, het leven was een grote cirkel van pijn en verdriet. Het hele leven zag er uit als een grote slagerij.
Bodai (slot) – ‘langzaam wordt alles scherp en helder’
Een beklemmend gevoel van teleurstelling overmant Bodai, hij krijgt een angstig beeld van een ballon die in een lege ruimte eindeloos van muur tot muur stuitert. Alsof hij schrijlings bovenop de buitenmuur van samsara, ‘zijn gevangenis’ zit.
Bodai deel XX – Het boze herderinnetje
Onbelemmerd dondert de wereld van de jonge monnik helder en scherp door zijn ogen naar binnen. Hij staat op en grijpt Acwajit bij de schouders en roept: ‘Je moet eten anders krijg je anorexia. Helderheid, tegenwoordigheid van geest zit in de rijstepap, neem wat.’
Bodai deel XIX – Ondervoeding en nergens realiteit
Acwajit zegt: ‘Bodai hoe kun je jezelf zo verraden, je tegoed doen aan de illusie van eten, wat is je gelofte nog waard, alles, alles is verloren.’
Bodai deel XVIII – De slager, de zwijnen en de heremieten
Achter de zwijnen liep een woeste horde sadhu’s monniken, gerespecteerde abten van beroemde kloosters, heiligen heremieten die allemaal riepen: ‘Grijp die moordenaar, grijp die moordenaar. ‘
Bodai deel XVII – ‘ Is dat niet egoïstisch, alleen jezelf redden?’
‘Kaun, ik heb een vraag, als je zelf een pad moet hakken, stel dat je verdwaalt, wie moet je dan de weg vragen, ben jij weleens verdwaald?’