Honderdduizenden Rohingya moslimvluchtelingen die door Birmese boeddhistische bendes- en legereenheden uit Rakhinestaat In Birma (Myanmar) uit hun woningen en dorpen verdreven werden, werden vermoord of verkracht, hun dorpen platgebrand, herdachten gisteren in stilte hun gedwongen vlucht 3 jaar geleden naar het buurland Bangladesh, zonder vooruitzicht op repatriëring of een nieuwe toekomst. Er waren door de angst voor coronabesmetting geen grote bijeenkomsten in de vluchtelingenkampen.
De vluchtelingen willen herstel van burgerrechten, vrijheid en berechting van de mensen die hun familie doodden en martelden. Vluchtelingenkampleider Mohammad Nur: “Bangladesh is niet ons land. Birma is ons land. Wij werden gemarteld, desondanks willen we terug. Als burgers.’ De regering van Birma ziet de Rohingya als staatlozen die illegaal in Birma verbleven.
Mohammad Jubair, secretaris van de Arakan Rohingya Society for Peace and Human Rights, stelt dat het Internationaal Gerechtshof in Den Haag een bevel heeft gegeven voor de bescherming van Rohingya in de staat Noord-Rakhine, het traditionele thuis van de Rohingya. “Maar ze nemen geen enkele maatregel om de Rohingya daar te beschermen.”
Meer dan 740.000 leden van de minderheidsgroep zochten in 2017 onderdak over de grens in Zuidoost-Bangladesh toen ze vluchtten voor het harde optreden. Het Birmese leger lanceerde zijn brute offensief in de nasleep van dodelijke aanvallen op politie- en legerposten door Rohingya opstandelingen.
Voor het toch al niet welvarende Bangladesh is het opvangen van de vluchtelingen een ramp. Deze crisis heeft een negatieve invloed op het milieu, ecologie, het toerisme en de economie.
In 2019 kwamen zo’n 200.000 Rohingya bijeen in het kamp Kutupalong voor een speciaal gebed dat vrede in de staat Rakhine nastreefde, zodat ze konden terugkeren. Een jaar later zijn de repatriëringsinspanningen nog steeds geblokkeerd en verblijven meer dan 1 miljoen Rohingya in vluchtelingenkampen in Cox’s Bazar en het naburige Bandarban-district door Birmese blokkades van de terugkeerregeling. Bangladesh en Birma bereikten in november 2017 een akkoord waarin werd opgeroepen om begin 2018 met het repatriëringsproces te beginnen. Maar daar is niets van terecht gekomen. Nu worden de onderhandelingen uitgesteld vanwege de coronacrisis en de komende algemene verkiezingen in november.
Sinds de instroom in 2017, die het Bazar district van de Cox overspoelde, heeft de regering van Bangladesh huizen gebouwd op Bhashan Char, een overstromingsgevoelig eiland dat urenlang van het vasteland verwijderd is om de druk op de kampen te verlichten.
Human Rights Watch (HRW) gaf de regering van Birma de schuld van haar onvermogen om de veilige terugkeer van de Rohingya te garanderen, terwijl ze opmerkte dat de autoriteiten van Bangladesh de beperkingen tegen de vluchtelingen hadden aangescherpt. “De regering van Birma zou moeten erkennen dat het vreselijke leed dat het de Rohingya heeft berokkend niet ineens zal verdwijnen in het midden van een wereldwijde pandemie,” zegt Brad Adams, directeur Azië van HRW. “Birma moet een internationale oplossing accepteren die voorziet in de veilige, vrijwillige terugkeer van Rohingya-vluchtelingen, terwijl een begrijpelijkerwijs uitgeput Bangladesh de omstandigheden niet moeilijk mag maken voor vluchtelingen die nergens heen kunnen”.
In de Verenigde Staten hebben senatoren de regering opgeroepen om de Rohingya te steunen en de misdaden tegen hen als “genocide” te verklaren. Een genocidebepaling zou de schaal en het karakter van wreedheden tegen Rohingya erkennen, zou de deur voor extra acties openen om de Birmese leiding voor hun onvergeeflijk gedrag verantwoordelijk te houden, zou helpen om verdere wreedheden te verhinderen, en zou internationale hulp en aandacht op momenten van donormoeheid verhinderen, zeggen de senatoren in een gezamenlijke verklaring. De VS hebben de laatste 3 jaar voor meer dan $951 miljoen verstrekt om de Rohingya vluchtelingen te helpen.