Birma (Myanmar) maakt zich ernstige zorgen over een poging van het Internationaal Strafhof in Den Haag het land te vervolgen in verband met de massale deportaties van Rohingya moslims naar Bangladesh en het geweld tegen deze bevolkingsgroep. De regering wijst de beschuldigingen af en zegt dat het Hof niet bevoegd is. De hoofdaanklager vroeg vorige week of het Hof een vervolging wilde instellen.
Na een aanval op grensposten, in augustus vorig jaar, door de Arakan Rohingya Salvation Army, sloeg het leger hard terug. Er werden mensen omgebracht, dorpen van Rohingya platgebrand en vrouwen verkracht. De VN spreekt van genocide. Ruim 700.000 Rohingya vluchtten naar Bangladesh. Birma stelt dat het niet is aangesloten bij de groep van landen waarvoor de jurisdictie van het strafhof geldt. Bangladesh is wel lid. De hoofdaanklager is het niet met het standpunt van Birma eens. Bangladesh en Birma sloten begin dit jaar een overeenkomst waarin werd afgesproken duizenden geregistreerde Rohingya weer terug te laten keren naar Birma. Hoewel de vluchtelingenorganisatie binnen de VN waarschuwt dat het in Birma nog niet veilig genoeg is. Een paar duizend boeddhisten hebben met toestemming van de Birmese regering woningen in dorpen van de Rohingya in bezit genomen.
Onlangs zijn zeven Birmese militairen tot lange gevangenisstraffen en dwangarbeid veroordeeld door een rechtbank in Birma wegens het doden van Rohingya mannen en jongens.