Bewijst een schreeuwend orgasme dat mijn chakra’s zijn opengegaan?
Ervaringen zijn ervaringen, ze komen en gaan en wat doe je eraan. Belangrijker is wat je ermee doet, hoe je ermee omgaat.
Vervult een ervaring je met trots? Laat je je erop voorstaan? Moet de hele wereld het weten? Welke conclusies trek je eruit, wat hang je er allemaal aan op?
Mag ik uit het gevoel van redeloze en ongerichte dankbaarheid dat ik weleens heb, concluderen dat het bestaan een cadeau is? Mag ik uit een gevoel van nietigheid concluderen dat ik niets ben? Mag ik uit een gevoel van grenzeloosheid concluderen dat alles een is en dat ik dat ene ben?
Als vormen en kleuren intenser zijn dan gewoonlijk, sta ik dan in contact met de onbemiddelde werkelijkheid? Als ik alles en iedereen mooi vindt, blijkt op dat moment dan wat ik ten diepste ben, namelijk universele liefde; zie ik op dat moment eindelijk de intrinsieke schoonheid van de kosmos?
Bewijzen gevoelens van verwondering, vervreemding of verbijstering dat het leven een mysterie is? Bewijst een gevoel van ontzag dat er iemand boven ons staat die ontzagwekkend is? Bewijst een gevoel van innerlijke vrede dat alles goed is zoals het is? Bewijst een schreeuwend orgasme dat mijn chakra’s zijn opengegaan?
Mag ik uit wat het ook maar is dat ik een piekervaring noem, opmaken dat ik de piek heb bereikt, een bijzonder mens ben, transcendent, ontwaakt, gerealiseerd, verlicht?
Moet ik bij het uitblijven van een dergelijke ervaring mijn conclusies opschorten of herroepen?
Moet ik bij tegengestelde ervaringen, bijvoorbeeld van ondankbaarheid, weerzin, hoogmoed, eenzaamheid, matheid, verveling of innerlijke onrust, tot tegenovergestelde conclusies komen?
Tja, dan blijf je aan de gang, van het ene zelfbeeld in het andere schietend, van het ene wereldbeeld in het andere, van de ene waarheid in de andere, van de ene wijsheid in de andere, van de ene gemoedstoestand in de andere.
Zelf trek ik nooit conclusies uit mijn ervaringen. Of zoveel verschillende conclusies als ik kan verzinnen, tot ik het echt niet meer weet, dat komt op hetzelfde neer.
Daarom is het voor mij geen enkel probleem dat ervaringen voorbijgaan of uitblijven. Ik hang er niets aan op. Geen diepste waarheid, geen hoogste werkelijkheid, geen egoloosheid of superego. Ik zou niet weten hoe.
Ik vind mezelf geen winnaar omdat ik iets wel of juist niet ervaar. Ik vind mezelf geen verliezer omdat ik iets niet of juist wel ervaar. Ik denk nooit: o jee, mijn mooie ervaring is voorbij, dan ben ik mijn lichaam zeker weer als object gaan zien, of dan heeft mijn ego zeker weer de kop opgestoken.
Mijn geest is een vrije radicaal, die bindt zich nergens aan. Niet aan ervaringen, niet aan ideeën over die ervaringen. Ook niet aan het idee van de geest als vrije radicaal die zich nergens aan bindt. Ook niet aan het idee van de geest. Ook niet aan het idee van een ik die de eigenaar van die geest zou zijn, of van een niet-ik die alle ideeën zou zijn of het tijdloze medium waarin ze verschijnen of zo.