Beste Hans,
In al je teksten, om het even welke, maak je een vrije en verloste indruk op mij. Trefzeker, al schiet je vanuit de heup. Wat is jouw geheim?
Beste Emiel,
Dat ik niks meer uit te leggen heb? Behalve dat ik niks meer uit te leggen heb, God sta me bij. Misschien is dit mijn geheim:
Ik ben verlost van de verlossers.
Ontsnapt aan de snappers.
Verweesd van de wijzen.
Bevrijd van de vrijheid.
Ontdaan van de doener.
Ook de getuige is afgetuigd.
Zelfs niemand ben ik niet.
Hoe het zo gekomen is weet ik precies niet, maar om dat nou een geheim te noemen?
Emiel: Wat was jouw weg?
Hans: Als ik een weg had, zou ik hem meteen openstellen. Het zou een weg zijn met tweerichtingsverkeer, zodat je op je schreden kon terugkeren – dat is pas vrijheid.
Emiel: Zou jij op je schreden terugkeren als je kon?
Hans: Schrijden is voor koningen.
Emiel: Kruipen dan?
Hans: Ik zit hier goed, zei de nar op zijn aambei.
Emiel: Pardon?
Hans: Wat kan ik zeggen? Niets zo lekker als honger. Er is nog nooit een put verdronken. Zonder opstaan geen vallen. Begrijp je wat ik bedoel?
Emiel: Nee.
Hans: Nou, ik ook niet. Praten over een terugweg. Man, ik heb niet eens een heenweg.