Meester Linji zegt:
Wegwuiver, je trekt maar rond met je ransel op je rug van kansel naar kansel, onvermoeibaar op zoek naar de Boeddha en de dharma.
Wie is het die je nooit zult vinden? Hij is wakker en dartel en heeft geen wortels. Hij laat zich niet vangen, hij laat zich niet wegjagen. Hij zal altijd achter je staan.
Zolang je je neus achterna rent, zul je hem over het hoofd zien. Zolang je hem probeert te aanschouwen, zul je spoken zien. Zolang je tegen hem aan blijft praten zul je hem overstemmen.
Pas als je je verlies neemt en je aandacht verlegt van het zekere naar het onzekere komt hij tevoorschijn. Niet in de soetra’s maar tussen de regels. Niet in de shastra’s maar in de marges. Niet in de mantra’s maar in de stiltes. Zijn zwijgen zal weergalmen in je oren. Je zult hem horen door niet-horen.
Wie dit niet gelooft, zal zijn hele leven achter de feiten aanlopen. En wie het wel gelooft? Ai.
De weg kent geen afstand of tijd. Sneller dan je een wind kunt laten, dring je de Lotuswereld binnen, het Zuivere Land, het Land van Vairocana, het Land van de Verlossing, het Land van de Bovennatuurlijke Krachten, het Rijk van de Dharma.
In een oogwenk schiet je heen en weer tussen het zuivere en het onzuivere, het wereldse en het heilige, het rijk van de hongerige geesten en het rijk van de wilde beesten. Hoe dat kan?
Het zijn allemaal maar namen, wezens zonder wezen, plaatsen zonder coördinaten, voortbrengsels van de verbeelding.
Spiegelbeelden, luchtkastelen, ga er niet in wonen. Goed en kwaad, winst en verlies – boek ze af en sluit de boeken.