Ludwig Binswanger was een filosoof en psychiater die leefde van 1881 tot 1966. Zijn belangrijkste filosofische boek getiteld Grundformen und Erkenntnis menschlichen Daseins (Fundamentele vormen en kennis van het menselijk bestaan) kwam uit in 1942. Hij is bekend geworden door zijn existentiële analyse, dat wil zeggen behandeling van geestesziekten via het concrete leven van de patiënt. Hij was een vriend van Freud, maar hij had bedenkingen bij de methode van psychoanalyse, omdat hij vond dat de mens daarbij te veel werd gereduceerd tot een mechanisme van onbewuste drijfveren. Hij combineerde de psychologie met de existentiële fenomenologie en behandelde zijn patiënten bij voorkeur door het voeren van tweegesprekken. Hij zag de mens als een geheel, die in zijn eigen wereld moet worden begrepen, inclusief de vriendenkring en de materiële omstandigheden. De mens is echter volgens hem ook meer dan zijn omstandigheden en kan daardoor zijn plaats in de wereld herzien. Filosoof en theoloog Joeri Schrijvers vindt dat Binswanger’s filosofie van de liefde onterecht in de vergetelheid is geraakt en heeft geprobeerd deze samen te vatten in een onlangs verschenen boek.
Een boek voor filosofen
Het is een boek dat veel filosofische kennis veronderstelt, maar dit betekent niet dat de strekking ervan niet door iedereen kan worden begrepen en gewaardeerd. Ik zal daarom eerst wat uitleggen over de achtergronden die je moet kennen om de strekking van het boek te begrijpen.
Om te beginnen gaat het om fenomenologie, een soort filosofie waarbij alles in zijn verschijnen wordt beschouwd. De wereld wordt dus beschreven voor zover de dingen zich aan ons voordoen. Het gaat er dan om de dingen te begrijpen en niet om ze te verklaren. Liefde is bijvoorbeeld geen kwestie van hormonen, maar van het zich voordoen van een ander als iemand waarbij je je thuis voelt. Gewoonlijk zien we de dingen alsof ze op hun eigen houtje buiten ons om bestaan. Daar gaat ook de wetenschap van uit, maar in de fenomenologie laat je dat even buiten beschouwing. Dit is voor de meeste boeddhisten niet moeilijk, want ze doen dit ook al tijdens hun meditaties. Ik ben ervan overtuigd dat je met fenomenologie het boeddhisme ook veel beter kunt begrijpen. De skandhas bijvoorbeeld zijn fenomenen, verschijnselen. Ze bestaan niet op eigen houtje, maar alleen voor zover ze zich voordoen. Daarom zijn ze leeg, ze zijn niets dan verschijning. Er zijn fenomenologen, zoals Heidegger, die ervan uitgaan dat de verschijnselen iets tonen dat bestaat, dit standpunt komt overeen met de yogacārā- en de vedāntafilosofie. Volgens Heidegger moet je als fenomenoloog dit zijn achter het verschijnen onthullen en daarom noemt hij zijn filosofie een ontologie, een zijnsleer.
Als je de verschijnselen wilt onderzoeken, wil je verder gaan dan ze alleen gade te slaan, zoals in de meditatie. Je wilt dan meer weten over hun betekenis en dit wil zeggen dat je het wezen ervan gaat onderzoeken. Als je bijvoorbeeld het fenomeen liefde gaat onderzoeken, dan ga je dus kijken hoe de liefde zich voordoet en wat het verband is tussen alle verschijningen ervan.
Authenticiteit
Toen Binswanger zijn boek schreef was er vijftien jaar eerder een boek uitgekomen van Heidegger met de titel Zijn en Tijd. Dit had veel opzien gebaard en werd door velen bewonderd. Een belangrijk deel van dit boek gaat over Heidegger’s leer van de authenticiteit (Eigentlichkeit). Hij beweert dat we het grootste deel van de tijd niet uit onszelf leven, maar ons laten leiden door wat de mensen om ons heen ons zeggen. We hebben dan geen contact met ons eigenlijke zelf. Dit blijkt overigens vooral een probleem voor de middenklasse, mensen die moeite hebben om rond te komen hebben wel andere zorgen. Heidegger beveelt aan om dit contact te herstellen door na te denken over je eigen eindigheid, de altijd aanwezige mogelijkheid van je onmogelijkheid, dus je dood. In de bereidheid je eigen dood in de ogen te kijken valt het gebabbel van de meute om je heen even weg. Je overziet het leven dat je nog hebt en begrijpt dat je er iets mee moet doen. Dit duurt maar even, want als de overpeinzing voorbij is, begint het gebabbel weer.
Binswanger had nogal wat kritiek op Heidegger en de laatste tijd zijn er steeds meer filosofen die hem hierin gelijk geven. Max Scheler noemde bijvoorbeeld Zijn en tijd al direct na het verschijnen “een theologie zonder God”. Om te beginnen spreekt Heidegger over mensen alsof ze geen lichaam hebben en verder staat bij hem de eenling centraal. Er is pas in tweede instantie sprake van solidariteit en liefde. In mijn afstudeerscriptie noemde ik zelf al het feit dat je om dood te gaan eerst geboren moet worden. Dit betekent dat je geboorte in werkelijkheid, maar ook in principe, vooraf gaat aan de dood. In oorsprong maakt iedereen deel uit van een gemeenschap, van een gezin en van een samenleving. Heidegger hoor je daar niet over en dat komt misschien gedeeltelijk omdat hij het nogal met zichzelf getroffen had. Voor hem moet zijn eigen dood een soort kosmische ramp zijn geweest waarbij vergeleken de Tweede Wereldoorlog maar een futiliteit was.
De fenomenologie van de liefde
Fenomenologie beschrijft hoe dingen zich voordoen en om te laten zien dat dit niet uit de lucht gegrepen is, zal ik naar bekende liedjes verwijzen waarin dit wordt bezongen. Binswanger verbaasde zich erover dat er nog maar zo weinig over de liefde was gefilosofeerd (bladzijde 45, blijkbaar had hij het boek Wesen und Formen der Sympathie van Max Scheler uit 1923 niet gelezen). Het wezen van de liefde is volgens hem het liefdevol samenzijn. Het simpele feit dat mensen elkaar liefhebben leidt naar een andere ontologie dan het kille beeld van de eenzame snuiter uit Zijn en tijd. In Binswanger’s boek staat het begrip van de “groet in het zijn” centraal. Als mensen elkaar namelijk groeten, zit daar een teken van liefde en erkenning in en deze erkenning is de mogelijke opening naar een dialoog of tweegesprek. Dit betekent weer dat de werkelijkheid zich tussen ons in afspeelt en niet door iemand kan worden toegeëigend (bladzijde 47). Elke betekenis van een woord of een gebeurtenis in het leven veronderstelt inter-menselijkheid. Als je filosofie op de juiste manier bedrijft dan probeer je dus met elkaar mee te denken.
Volgens Binswanger gaat de groet vooraf aan ethiek, dus de liefde komt altijd eerst. Pas als je iemand tegenkomt, komt de vraag aan de orde wat je moet doen en laten. De liefde krijgt vlees en bloed bij een ontmoeting met een ander. Het mooie is natuurlijk dat de ander bij de groet pas echt tevoorschijn komt en tegelijk erkend wordt. Mensen van wie een geliefde is overleden groeten daarom nog vaak het portret ervan.
Schrijvers maakt een onderscheid tussen de ontmoeting in het alledaagse leven en de dimensie van het samenzijn die daarvoor eerst nodig is. Een ruimte waarin een ander aanwezig is, voelt immers heel anders aan dan een lege kamer. De groet is volgens hem een welkom naar de dingen en naar elkaar, het leven dat het leven begroet. De wereld toont zich in het welkom en spreekt als het ware een beetje mee (bladzijde 59), denk maar aan het liedje What a wonderful world van Louis Armstrong.
We ervaren de liefde wel in de wereld, maar het waarom, wie en wat we liefhebben is aan ons. De liefde is op zich grenzeloos, ze strekt zich door de ervaring ervan met een andere eindige persoon uit naar alle dingen zonder uitzondering (als een Net van Indra).
Heidegger geeft het leven twee opties: zorg (omgaan met dingen, personen en situaties) en authenticiteit, maar Binswanger ziet een derde: de liefde. Deze heeft een ander soort tijd. Als twee geliefden samen zijn dan ontstaat het perspectief van een eindeloos samen zijn. Ik maak me niet langer zorgen om mijn dood, maar om de dood van de ander. Mijn ruimte is niet langer mijn eigen projectie, maar ik ervaar deze als het plaats maken voor de ander. Frans Halsema zong in het liedje Voor haar “in mijn lichaam heeft ze plaats gemaakt voor twee”. Thuis is daar waar de ander is. Simon en Garfunkel bezongen dit in Homeward bound. Dit betekent wel dat liefde alleen geslaagd is als zij wederkerig is, je beleeft het samen met je geliefde doordat je je aan elkaar geeft, zo wordt het “ik en jij” een “wij”. Ik ben omdat wij zijn, niet omdat ik denk, zoals Descartes dacht. Ik ben in de wereld thuis door jou en het is in de wereld dat ik jou tegenkom.
Liefde kan echter vervallen tot een liefde omwille van de liefde, dan moeten we praten over onze relatie omdat de vanzelfsprekendheid voorbij is. Het andere uiterste is de verliefdheid waarbij de wereld wordt verborgen door de fascinerende ander die de wereld opslokt. De liefde brengt heden verleden en toekomst bij elkaar. Het heden is het bij elkaar bestaan, het verleden wat we voor elkaar zijn geweest en de toekomst is het vooruitlopen op wat de ander mij zal brengen. De toekomst is dus geen egocentrisch project, zoals Heidegger dacht. In de liefde ontbreekt het mij aan niets en is er niets om bezorgd over te worden. De ervaring van de liefde is tijdloos en eeuwig, want voor mensen die van elkaar houden is er nooit iets veranderd. Dit betekent dus dat de gestalte van de liefde boven het in-de-wereld-zijn van Heidegger uitgaat. De liefde is een voorbij-de-wereld in de wereld.
De filosoof Nancy schrijft dat de liefde de dualiteit ontkent en daarom altijd onbesproken blijft als men over haar spreekt, ze is dus dubbelzinnig. Ze staat ook boven de tegenstelling tussen het zijn en de dingen. Als de ander alleen maar zuivere liefde wil, valt er niets te zeggen: “But then I spoil it all by saying something stupid like I love you”, zongen Frank en Nancy Sinatra in Something Stupid. De liefde is volgens Binswanger niet groots en meeslepend maar juist ongelooflijk banaal, ze is te gewoon. Ze laat ons juist het gewone voelen, want daar zijn we thuis. We houden van de ander in de gewone dingen, getuige de bekende serie tekeningen met de titel Liefde is… De liefde komt uit het niets, maar heeft wel een aanleiding nodig. Die aanleiding is altijd een gebeurtenis in de wereld, die vaak voor oorzaak wordt aangezien, maar deze is bijzaak. De liefde transformeert de aanleiding als bij toverslag tegelijk met de rest van de wereld door een alles bepalende gestemdheid, al is dat volgens de Skymasters “In de bus van Bussum naar Naarden”. Daarom zeggen de mensen dat liefde blind is, want het gaat niet om het uiterlijk van iemand, maar om de manier waarop hij of zij de wereld omtovert.
Gewoonlijk denken we dat de wereld er eerst is en dat wij elkaar er dan pas ontmoeten, maar volgens Binswanger ontstaat de wereld juist door de ontmoeting (bladzijde 70). Het is echter een andere wereld, een wereld van onbegrensd vertrouwen, van onbegrensd thuis zijn. De overweging van de feitelijke wereld, “als ik daar niet toevallig was geweest hadden elkaar nooit ontmoet” wordt veranderd in de doelstelling van de wereld “wij waren voor elkaar bestemd, het heeft zo moeten zijn”. Deze transformatie is wel wankel, omdat we ook in de liefde met de feiten rekening moeten houden. Dat geldt ook voor de gedachte dat ik in plaats van jou willekeurig ieder ander kan liefhebben of de daaraan tegengestelde ervaring van het absoluut in elkaar verankerd zijn.
Samen kunnen de geliefden alles aan, in de liefde is er geen gevaar, maar aan de andere kant is dit alleen maar mogelijk binnen de hachelijkheid van de wereld. In de liefde is alle werkelijkheid mogelijk en alle mogelijkheid werkelijk, daarom komt niemand iets te kort, daarom is het een ja tegen het leven. Ze is verbeelding en vorming tegelijk.
Binswanger keert zich tegen de toenemende neiging tot verklaren in plaats van begrijpen in de psychologie, dus ook tegen de psychoanalyse en de ideologie van de authenticiteit bij Heidegger. In plaats daarvan ziet hij een onderscheid tussen een gezond en een ongezond leven. Een gezond leven kan liefhebben, het hoeft niet de dood onder ogen te zien, zoals Heidegger dat wil.
Vriendschap is authentieke liefde, vrienden delen elkaars lot en dus elkaars wereld, deze wereld is authentiek. Soldaten aan het front ervaren een vriendschap die zo volledig is dat ze in de burgermaatschappij moeilijk zonder kunnen. Jacques Brel zong een prachtige ode aan de vriendschap: Voir un ami pleurer. De liefde, in haar eenheid van eindigheid en eeuwigheid, opent naar een manier van bestaan die het toeval van de werkelijkheid omhelst en de ongemaskerde afschrikwekkendheid van de dood (bladzijde 111). Het einde van de liefde is de ontrouw, niet de dood, deze verandert de liefde in een liefde-in-afwezigheid. Eenzaamheid is de levende afwezigheid van de ander. Het “wij” blijft voortbestaan als het “wij” van het afscheid. We moeten dus de dood begrijpen vanuit de liefde en niet omgekeerd zoals bij Heidegger.
In de conclusie wijst Schrijvers er nog eens op dat de liefde zich niet van de wereld kan afwenden, maar zich in de wereld moet realiseren, in het dagelijkse omgaan met de dingen. De liefde blijft dus niet beperkt tot het samenzijn van de minnaars, ze omvat ook de economische en ecologische aspecten van de wereld. De wereld heeft de liefde nodig, maar ook omgekeerd. Als Heidegger zich afkeert van het dagelijkse leven, brengt Binswanger de liefde er juist naartoe.
Conclusie
Wat mij opviel is dat er nergens een poging wordt gedaan om de verschillende soorten liefde, zoals devotie, naastenliefde, erotiek en vriendschap met elkaar te vergelijken. Schrijvers wil als theoloog graag dat de liefde ook geldt voor de liefde tot God, maar blijft daar vaag over. Binswanger geeft echter een zeer verfrissende en herkenbare blik op de wereld en in dit licht krijgt ook de boeddhistische leer van mededogen echt handen en voeten.
Het boek is erg dicht geschreven. Het bevat vele mooie passages, maar het heeft ook het karakter van een omgevallen boekenkast. Schrijvers sleept er te pas en te onpas andere auteurs bij, vaak meer dan vijf in een enkele alinea, om daar de uitspraken van Binswanger mee te vergelijken en daar dan ook nog zijn eigen commentaar aan toe te voegen. Dit is hinderlijk en volledig overbodig, want de gemiddelde lezer is het de volgende pagina alweer vergeten. Studenten zullen er weken werk aan hebben om al deze verwijzingen te controleren, want Schrijvers’ opmerkingen geven zijn opvattingen weer en deze zijn niet noodzakelijk onomstreden. Zo geeft zijn uitspraak dat hij “authentiek zou zijn” wanneer hij het over filosofie heeft alle reden om de wenkbrauwen te fronsen. Heidegger was dat zelf niet eens, getuige zijn dagboekjes (Schwarze Hefte) die in 2014 zijn gepubliceerd. Verder is Schrijvers’ voorbeeld van de fenomenologische reductie van een tafel in de conclusie domweg onjuist.
Ten slotte nog een opmerking over het taalgebruik. Schrijvers maakt zich regelmatig schuldig aan archaïsch taalgebruik en incomplete zinnen. Er is wel een corrector aan het werk geweest, maar die heeft zitten slapen. Bovendien heeft de uitgever eindnoten in plaats van voetnoten, zodat de lezer eindeloos moet bladeren. Schrijvers schrijft regelmatig zinnen als: “Feit blijft echter dat Binswanger, meer dan enig ander – ook vandaag nog – aandachtig was voor het feit dat dergelijke essenties, met name van de liefde, slechts werkelijk en empirisch wordt in en door de concrete existentie.” Dit is warrig en zonder liefde naar de lezer toe. Waarom niet zoiets als: “Niemand kan ontkennen dat Binswanger ook vandaag nog aandacht had voor het feit dat essenties als de liefde alleen in het concrete leven worden ervaren”?
Dit is een academisch dus moeilijk leesbaar boek, maar in het moeras groeien de mooiste bloemen.
Bibliografie
Martin Heidegger (1979, herdruk): Sein und Zeit, Max Neimeyer Verlag, Tübingen
Max Scheler (2013, herdruk):Wesen und Formen der Sympathie, Salzwasser-Verlag Gmbh,
M. Rouweler zegt
Bedankt voor het prachtig terloops geformuleerde:
‘….We hebben dan geen contact met ons eigenlijke zelf. Dit blijkt overigens vooral een probleem voor de middenklasse, mensen die moeite hebben om rond te komen hebben wel andere zorgen. …..”
En natuurlijk voor het geschreven er omheen.