Na twee jaar ga ik met de Zen Peacemakers Lage Landen een tweede keer de straat op. Wetende dat ik wel eens veel kans maak om terug de rode lantaarn te worden omdat elke stap pijn doet. Toch schreef ik mij weer in voor de straatretraite. Tussen oude rommel vond ik nog een rugzakje dat aan het desintegreren is, daarop gesp ik mijn plastieken zak voor kippenvoer die mijn slaapzak herbergt met binnenbanden van een fiets en een oude rekker.
Weken op voorhand bouw ik af: niet meer scheren, niet meer douchen, geen deo meer. En dan de spannende reis naar Keulen. Een oud treintje brengt mij tot Brussel Noord. daar moet ik naar spoor elf. Dénk ik, want horen doe ik niet meer, zéker niet de galmende “bloebnridgolafvahdcdmqh grvdsopspoorhdsqlv” die men in stations wel eens pleegt te gebruiken. Spoor elf lijkt mij zo oud en versleten, een zijspoortje, zal hier de internationale trein toekomen? op zo’n prutsspoortje?
Kom kom, “niet weten”, daar begint het allemaal mee hé. Niet oordelen, geen concepten vormen: er liggen twee rails en de dwarsbalken liggen er ook, geen bosjes onkruid ertussen te zien en er staan nog mensen op iets te wachten. Laat ik mijn stress en hartslag maar wat zakken.
Ik spreek een mevrouw aan maar zij rijdt naar St-Niklaas. Dat blijkt een dubbeldekker te zijn. Als die hier vertrekt dan zal de trein naar Keulen dat ook wel durven. Nauwlettend hou ik het mededelingenbord in het oog, en de lichaamstaal van de andere reizigers.
Bon, die trein durft wel degelijk daar vertrekken en ik zit opgelucht, en terwijl alle spanning is weggeëbd blijkt dat mijn stoel gereserveerd was en een stoelendans blijkt de volgende activiteit. Omdat mijn verhuis een poosje na het vertrek plaatsvond zit ik voor de rest van de reis op eieren. Ze zijn bijna uitgebroed als ik in Keulen uitstap. De enige boom bij een kerk is snel gevonden en alle bezittingen, uurwerk, geld, bankpas, alles behalve de slaapzak en identiteitskaart wordt na wat overleg aan een automatisch Kluizenapparaat toevertrouwd. En route. Zo begint een week vol vertrouwen onder de vleugels van Frank Sensei . Een jubileumeditie in een groep van in totaal tien fijne mensen.
De stad als leraar.
Bye bye concepten en zekerheden, ongerust gezin, thuis. Ik koos om deze retraite mijn sandalen aan te doen omdat die het minst pijn doen bij het stappen (door mijn pathologie Polyneuropathie, voor de meerwaardezoeker). Blootsvoets in sandalen, met wandelstok en hoed. Pelgrim in de grote stad.
Op zoek naar de mensen die niet gezien worden, op zoek naar de weerstand om te bedelen, te slapen op plekken waar men zaken doet die in Vlaanderen GAS boetes riskeren. Een heerlijke groep mensen die onmiddellijk een luisterkring houden tussen het ratelen door van de super populaire toeristenkoffers met vierwielaandrijving op de betonnen noppenvloer.
En we ademen ons in de retraite. Elke dag meditatiemomenten, luisterkring, liturgie van de ZenPeacemakers, bedelen, slaapplek zoeken, karton uit de mouwen toveren, en zo dakloos als we kunnen in de ervaring duiken. De nachten zijn zeer rustig. (omdat ik dan mijn hoorapparaten uit heb gedaan) en de temperatuur is zéker twee graden boven nul. Voor mij zijn ze warm en de vloer stevig om op te slapen.
Maar elke stap die pijn doet begint na een poos toch zwaar te wegen. Al is het onmogelijk om stappen te wegen, toch denk ik dan dat deze inspanning en dat verdragen (vér dragen) mij dichter brengt bij het dagelijkse lijden van de daklozen met wie we deze stad een werkweek delen. Misschien hebben zij lood in de schoenen om uit hun situatie te kunnen stappen, of kunnen /willen ze die stap niet zetten. Het is alleszins een poging om te ervaren, te delen in, en te ont-moeten.
Een open blik, liefdevol, onbevooroordeeld, zonder vraag, zonder afkeer en vingerwijzing, veroordeling. Een warme blik om ieder als mens te zien, een mens die lijden wil vermijden, een mens die geluk wil ervaren. Maar vooreerst zeker en vast een “mooie” mens!
En voor mij is het zeker, “wie niet horen wil moet voelen”. Elke mens voelen, met mijn voelsprieten, elke persoon “lezen”, en vanachter mijn brilglaasjes, elke mens met warmte bekijken. Open en uitnodigend.
De pijn maakt dat ik al snel als rode lantaarn in de groep ook wel eerder een anker ben of een handrem die opstaat. Ik stap even snel maar iedereen wandelt zó van mij weg. Komt erbij dat buikloop mijn deel is en een ferme kloof mijn linkerhiel splijt. Sanitaire mogelijkheden worden als prioritaire plaatsen in mijn gpb (global Positioning Brain) gememoriseerd. En sluitspieren kennen sommige plekken al en weten hoeveel minuten we nog moeten volhouden.
Maar wat zou ik zonder mijn Buddy Harry zijn? Hij die geduldig en zacht mij op sleeptouw neemt als we alleen of in duo’s op zoek gaan naar slaapplekken, karton spotten of bedelen in elkaars buurt. Elkaar motiveren in deze of die winkel binnen te stappen met de vraag naar een overschotje, een restje voor een hongerige maag.
En samen lachen om de politie die schandalig foutparkeert om Thais eten te gaan bestellen, terwijl collega’s om de hoek een jongeling zeer streng toespreken wegens fout parkeren en er een fijn bedrag aan toevoegen. Mijn buddy sleurde mij zowat de week door waarmee ik bedoel dat ik verder wandelde dan mijn pijngrens aangaf en dat het mentaal deugd deed om zó alle delen van de stad te doorkruisen.
Het is een warme groep, terwijl overdag de koude je rugspieren samenknijpt en je tanden af en toe aan het klapperen gaan. De regen je nat achterlaat en de momenten daglicht die dagen duidelijk korter worden. We gaan diep, geven ons bloot en warmen ons aan de vriendschap en de humor en aan de verhalen en de talenwonders.
Ik verwarmde mij aan de mooie glimlachen, twinkels in de ogen, het samen wachten, overleggen, haren die ongegeneerd alle kanten opstaan, iedereen met blos op de wangen van het buitenleven. Je gezicht voelt net aan alsof je een hele dag aan zee de wind en de zon getrotseerd hebt. Warm, ruw, blozend, moe en verhit. Je weinige bagage koester je, waterflesje vul je bij waar je kan, je kruipt echt onder de huid van de stad.
Mensen kijken je soms kwaad aan, agressief, en je ziet het betere bochtenwerk als ze merken dat je aan het bedelen bent. En toch, na zovele “nein’s” en afwijzingen blijf je voortdoen. Er wordt gemompeld, gegesticuleerd en bij sommigen staat er een radar op, die wijzigen hun koers al van verre.
’s Avonds schuiven we in het duister soms aan bij de voedselbedeling voor de daklozen. En ik maak dankbaar gebruik van de dokters die ter plaatse consultaties houden. Pilletjes tegen diarree, vette zalf voor de hielkloven, een paar kousen en een nieuwe broek en veel humor van beide dokters. We kunnen weer de nacht in.
Met enkele broeken over elkaar is de koude iets verder weg. Mijn blote voeten blijven warm, dag en nacht. Wie er overdag aan voelde kreeg een lach op de lippen … “amai”. Frank wees ons de weg in de catacomben en we vonden Gulliver, een daklozenopvang waar je ’s morgens vroeg al kon ontbijten met versgebakken broodjes, beleg, thee. Maar contact maken was er moeilijk.
Op straat echter waren we na enkele dagen geen vreemden meer en werden we aangesproken. Daar kreeg ik echt het gevoel dat we iets konden betekenen, een luisterend oor, wat gezelschap of zelfs hen volgen en vragen kunnen stellen aan een ervaringsdeskundige. Tips over wanneer je waar iets kan krijgen, en zo meer.
Een hoek met spiegels in een metrogang werd precies zowat onze living. De Domkerk buiten en binnen verkennen werd ook een mooi moment. Frank onthulde enkele parels en weetjes. We werden er rijker van en apprecieerden het nog meer.
Stap na stap, als spijkers die in je voeten geslagen worden, heupen die gekneusd door de slaap overdag duidelijk wakker zijn.
Ik wilde soms naar huis bellen “kom mij maar halen”, maar de groep hield mij recht, we droegen samen een onuitgesproken lijden mee, ieder het hare of het zijne. Er waren mirakeltjes, een verhuis bracht warme dekentjes, een strenge politieagent vroeg in de morgen ontdooide, we koesterden ons in de omarming van een middeleeuwse toren, een kerkje toverde met kleuren en verhalen, een brug vol tekenen van liefde, een mevrouw met een prachtig daklozenproject kreeg een ferm steuntje in de rug, ik zag vele prachtige mensen, precies zoals ze zijn, herfstkleuren, zomaar gratis voor je neus.
Ademen, …net genoeg geld gebedeld voor één warme croissant en het heerlijkste van allemaal, mogen meegenieten van een bekertje hete chocomelk! Een diepe buiging voor al die mooie mensen!
z zegt
Hartverwarmend.