Op 30 april 2016 heb ik mij losgemaakt van het dagelijkse leven met al haar routines en vastigheden, om in de marge van de samenlevingte voet op weg te gaan naar een bestemming buiten de mij bekende wereld: Trondheim (Noorwegen). Onderweg komen er allerlei gedachten op. De meeste laat ik wegdrijven, als wolken aan de hemel. Sommige zetten mij aan tot wandelend contempleren. Daarvan doe ik verslag.
De eerste dag van mijn pelgrimstocht werd ik begeleid door Anja, van wie ik de Tarp-tent en de rugzak in bruikleen heb. Ik vond het fijn dat iemand mij “uitgeleide” deed. Op het station van Scheemda namen wij afscheid. Vanaf dat moment was ik alleen. Het was inmiddels al einde middag en het werd tijd om een slaapplaats te zoeken. Ik zuchtte maar eens diep. Er kwam een vrouw naast me zitten.
“Wat een zucht,” zei ze en keek mij vragend aan.
“Ik zoek een plek om te bivakkeren,” antwoordde ik en legde kort uit wat ik aan het doen was: een pelgrimstocht maken. Ze knikte en gaf haar adres. Ik mocht wel bij haar achter in de tuin staan. Vervolgens nam zij zelf de trein naar Nieuweschans.
Aangekomen op het opgegeven adres bleek er niemand thuis. Toen ik de tent aan het opzetten was, kwam de overbuurman kijken. Na uitleg vond hij het in orde. Hij nodigde mij zelfs op de koffie en even later vertelde hij mij dat hij twintig jaar zwaar alcoholist was tot 2006. Niemand had het door! Nu was hij al tien jaar geheel van de drank af en was hij bestuurslid van een organisatie die alcoholisten helpt die ook van hun verslaving af willen. Enfin, het werd nog laat voor ik in mijn slaapzak lag. De volgende morgen ging ik voor alle acht uur weer op pad. De bewoners van het huis bij wie ik in de tuin stond, heb ik niet meer gezien.
Voorbij Midwolda sprak een andere vrouw mij aan. Ze bleek een zoon in Trondheim te hebben. Ik moest mee naar haar huis en kreeg een douche en een warme maaltijd aangeboden. Zij vertelde mij over zichzelf. Ik begreep dat ze nog niet zo lang geleden een moeilijke periode had afgesloten maar nu voor zichzelf had gekozen en besloten had het leven voluit te leven. Voor ik vertrok mocht ik een kaartje trekken uit een stapel. De tekst op het kaartje ging over verwondering. De dagen daarna heb ik niet alleen over verwondering nagedacht. ik heb me voortdurend verwonderd. Over van alles!
Ik heb me verwonderd over het ontmoeten van allerlei aardige mensen. Ik ben ervan overtuigd dat er meer aardige en goede mensen zijn dan onvriendelijke of zelfs slechte. Laatstgenoemden krijgen onevenredig veel aandacht, waardoor het alleen maar lijkt dat ze met velen zijn, maar dat is schijn, zoals zoveel slechts schijn is volgens mij.
Ik heb me verwonderd over de onbevangenheid van kinderen die op de man af vragen waar ik toch mee bezig ben, en vervolgens vaststellen dat hun opa liever in een auto rijdt.
Wanneer je jezelf opent voor verwondering, ga je steeds meer verschillende wonderlijke zaken en gebeurtenissen zien en ervaren. Althans, dat is mijn beleving. De lente trekt met mij mee naar het noorden, en daarmee het wonder dat alles uitbot en in bloei komt. Ik verwonder mij over wat mij allemaal “toevallig” op het juiste moment toevalt: een man op een terrasje die mij roept en een glas fris aanbiedt omdat ik eerder kennelijk vriendelijk tegen hem had gedaan; een bakkersvrouw die mij spontaan een broodje gezond aanbiedt omdat ze denkt dat ik dat wel kan gebruiken. en zo nog meer. Alles in slechts enkele dagen. Wonderlijk.
Ook in verschillende gesprekken heb ik het met verschillende mensen over wonderen en verwondering gehad. De wonderen zijn beslist de wereld nog niet uit. Het is de verwondering die in de verdrukking zit. Wanneer alles vanzelfsprekend is, of tenminste rationeel verklaarbaar, dooft het vermogen om je te verwonderen langzaam uit. Het zijn de kinderen die de verwondering in de wereld houden en daardoor ook de wonderen. Misschien kan ik als pelgrim stap voor stap het kind in mij weer vinden. Dat zou mooi zijn!