‘Dukkha’ de eerste nobele waarheid.
‘Onze pijn is het breken van de schaal die ons begrip omsluit.’
Kahlil Gibran
Soms lijkt het alsof onze wereld zich in hoog tempo door grote veranderingen beweegt, waarbij datgene wat wij als vertrouwd ervaren abrupt tot een einde komt. Hoewel dit vaak als uitdagend wordt ervaren, biedt het ons ongetwijfeld de mogelijkheid om in contact te komen met de diep verborgen lagen van ons onderbewustzijn, en deze bloot te leggen.
De leringen van de Boeddha gaan over het leren herkennen van de taal van het lijden.
De taal welke zich op verschillende momenten in ons leven aan ons openbaart, meestal in de vorm van verlies, pijn en verdriet, het diep begrijpen ervan, te leren het lijden te omarmen, er ruimte voor te creëren, zodat het uiteindelijk los kan komen. Leren één te worden met de ontvouwing van het leven en het ontdekken, blootleggen en hervinden van deze nobele waarheid. Hoewel dit vaak een erg zware taak lijkt, en voor velen van ons te moeilijk om zelfs maar over na te denken, ligt er binnen dit proces van herkennen en het omarmen van lijden, een ontvouwen van kalmte, vreugde, vrede en harmonie met onszelf en de wereld om ons heen. Elke keer dat we dichter bij deze ontvouwing komen, tillen we een klein stukje van de sluier op die ons ware wezen omhult.
Ons ware doel in het leven is niet om gevangen te zitten in ons lijden, met de pijn of de herinneringen van ervaringen uit het verleden, niet om gegijzeld te worden door ons ego, dat ons heeft doen leren een leven te leiden dat gebaseerd is op de ervaringen van anderen, maar hoe we ons bewust kunnen worden van de kostbaarheid van onze eigen unieke levenservaringen. Hoewel we het lijden in ons leven dikwijls ervaren als een fysieke realiteit, moeten we ons ervan bewust worden dat juist deze ervaring van lijden, een brug of een kostbaar voertuig is, naar een leven dat veel verder gaat dan wat we ons oorspronkelijk konden voorstellen.
In werkelijkheid is niets wat het lijkt, het is er alleen maar omdat we erin hebben leren geloven, en het dikwijls tegen beter weten in, angstvallig vasthouden…of het soms zelfs een deel van onze persoonlijkheid laten worden. We hebben niet langer de pijn, we zijn de pijn geworden! Op het moment dat we in dit leven zijn gestapt en daardoor gescheiden zijn van onze oorsprong en bron; werd lijden een deel van ons bestaan. Echter, dit is niet wie we in essentie zijn.
Ons lijden kan er op dit moment heel persoonlijk uitzien, we kunnen ernstig ziek zijn, onze relatie hebben beëindigd of verloren, afscheid van een geliefde hebben moeten nemen, of waarin we in deze huidige tijd, waarin alles snel lijkt te veranderen, we misschien geestelijk, lichamelijk, of financieel in het nauw lijken te komen, kan het moment zijn waarop we denken dat alles negatief is en dat ons leven daarom verkeerd is. Of we beginnen te geloven dat anderen ons lijden veroorzaken of ons benadelen…partners, familie, werkgevers, collega’s, buitenlanders en dikwijls onze politieke leiders, enz. enz.
In werkelijkheid echter zijn anderen en de wereld om ons heen niet echt de oorzaak van ons lijden. Hier kan het begrip van ‘anicca’ (vergankelijkheid) zowel een ondermijnend, alswel een bevrijdende rol spelen. Het kan lijken alsof we de grond, en de illusionaire zekerheid die we koesterde als veiligheid te hebben verloren, en datgene waarop we ons leven dachten te hebben gebouwd, en waarin we bepaalde zekerheden dachten te hebben, nu opeens hebben zien verdwijnen.
De Boeddha leerde ons dat het leven om acht wereldse omstandigheden draait, die van pijn en vreugde, van lof en blaam, roem en verguizing, en winst en verlies. Als we inzicht willen krijgen in al deze aspecten binnen onze menselijke ervaringen, dan kan dat slechts als we ze benaderen vanuit een pragmatisch, psychologisch en vanuit een ervarings gericht framewerk. Dit kan betekenen dat we het lijden wat we in eerste instantie uit de weg gegaan zijn, nu in een veilige omgeving toe zullen moeten laten. ‘The only way out is the way in!’ Met andere worden hoe kunnen we iets omarmen en loslaten als we onszelf de toegang ernaar toe hebben verhinderd.
In de boeddhistische leer zien we de drie types van lijden. Het eerste type wordt ‘lijden om lijden’ genoemd. Het tweede ‘het lijden door verandering’ en het derde ‘het lijden door conditionering’
Het eerste type ‘dukkha- dukkha’, ofwel ‘lijden om lijden’ is deel van de menselijke ervaring van fysieke en emotionele, gevoelsmatige pijn.
Het tweede ‘viparinama-dukkha’ het lijden door vergankelijkheid en verandering is waar we constant mee geconfronteerd worden. Er is niets, maar dan ook niets blijvend; we zijn in een constante beweging van ‘loslaten’ en moeten ‘loslaten,’ soms vrijwillig, maar meestal gedwongen.
Ik herinner me een moment van diep inzicht in vergankelijkheid, toen jaren geleden er tijdens een lange solitaire retraite er opeens het besef was van sterven en geboorte en opnieuw sterven. Maandenlang zat ik op dezelfde plek in een grote Sala (meditatie hal in een Thais woudklooster) en observeerde dagelijks een oude boom die vlak naast de grote Boeddha in de hal groeide. Z’n takken vergroeid met het dak en z’n bladeren aan constante verandering onderhevig. Er was een moment waarop ik waarnam dat de bladeren die een paar weken eerder nog jong, licht en transparant leken te zijn, nu veranderden van licht groen naar donkergroen, geel, bruin, rood, en bijna zwart… waarop ze van de boom loskwamen, en op de grond het laatste proces van verdroging ondergingen, en uiteindelijk niet langer herkenbaar als dezelfde bladeren, waar zij een met de grond gelijk waren geworden. Inmiddels waren er vele nieuwe jonge bladeren aan de boom aan het ontvouwen. Was de boom in lijden, zo vroeg ik mij af; of liet het dit proces van constante verandering toe, zonder zich op geen enkel moment ertegen te verzetten.
Als we de wereld echt beginnen te zien, is het dat wat we waarnemen. Niets blijft hetzelfde, alles is onderhevig aan verandering. Het lijden dat ontstaat door de conditionering die we hebben ondergaan is de derde fase, Sankhara-dukkha- ‘het lijden door conditionering’. Het is het geloof dat alles permanent is, welke ontstond door de mentale constructies en overgedragen ervaringen en overtuigingen van anderen, door opvoeding, educatie, omgeving, religie, politiek, enzovoorts.
Onze religies, politieke overtuigingen, de mystiek van de perfecte familie, de perfecte relatie, huwelijk, kinderjaren, enz. hebben ons wellicht in het verleden proberen te overtuigen dat dit is wat we moeten nastreven. Dit zijn de ideeën waar we mee opgroeide, maar ook de illusies die we ervaarde. Want de meeste van ons hebben de disfunctie ervaren in religie, politiek, de familie dynamiek, onze relaties en de gevolgen van pijnlijke kinderjaren.
Ons echte leven lijkt dikwijls in verre niet op het sprookje van ‘Happy ever After’ of zij leefde nog lang en gelukkig. Ons echte leven is er één van lijden, ‘dukkha’ een eerste nobele waarheid. Een waarheid die er is op het moment van contact, dit door middel van de zintuigen. Deze zintuigen, niet langer puur maar beïnvloed door conditionering, vertekenen het beeld van wat we waarnemen en ervaren. Zelfs in onze meditatieve beleving en het zoeken van de waarheid of het geluk, kunnen we verstrikt raken in de culturele en religieuze achtergrond van een specifieke linie of gedachteschool, of wellicht in de leringen, en het voorbeeld of gedrag van diegene die aan het hoofd staan van deze linies of scholen.
Aniccā – Vergankelijkheid
Al dat ontstaat, zal ook weer vergaan.
“Vergankelijk zijn alle formaties, ze komen op en vergaan, dat is hun aard: ze ontstaan en gaan heen, bevrijding hiervan is de hoogste gelukzaligheid.”
DN (Dīgha Nikāya)
Voor eenieder van ons komt er een moment in het leven waarop we aangespoord lijken te worden om ‘werkelijk te zien’ dat er niet zoiets bestaat als het permanente en het consistente, dat wat we kennen als duurzaamheid geen echte duurzaamheid is, maar dat binnen dit menselijke bestaan alles veranderlijk en vergankelijk van aard is. Dit is vaak het moment wanneer we beginnen te beseffen dat wat er ook gebeurd is, heeft moeten gebeuren. Dat elke ervaring die we hebben of hebben gehad, gebaseerd is, of was, op het begrip van oorzaak en gevolg. De wet van causaliteit, die van kamma-vipaka. Kamma als de actie, vipaka het effect, gevolg ofwel de rijpening.
Vreugde en geluk zullen passeren; gezondheid en welzijn, rijkdom of armoede, liefde of haat, vriendschappen en relaties, en zelfs de extase van een nieuwe geboorte en de pijn van een definitieve dood, zullen komen en uiteindelijk voorbijgaan. Niets in dit leven is van een permanente aard.
En hoewel we er dikwijls van overtuigd zijn dat we dit intellectueel weten en we het gevoel van ‘vergankelijkheid’ kennen, is het uiteindelijk het bewustzijn van de geest en de vele gedachten patronen en de inhoud ervan, die de mogelijkheid zal bieden om te ontdekken waarom we deze talloze omstandigheden gedurende ons hele leven ervaren. Hoe elke ervaring die we hadden, een verbindende schakel blijkt te zijn, in wat wij leven noemen. Pas dan, en wanneer we deze ervaringen leren benutten, ontstaat er een diep inzicht in vergankelijkheid.
Niet enkel en alleen door het bestuderen van zg. heilige tekst of het reciteren van mantra’s, maar door de frequentie te observeren waarmee de gebeurtenissen en verschillende omstandigheden plaatsvinden, beginnen we langzaam maar zeker waar te nemen hoe ons lichaam en onze geest ons telkens opnieuw confronteert met een voor ons dikwijls pijnlijke en fysieke realiteit. We ervaren de realiteit van gezondheid, ziekte, pijn, ouderdom, of het lijden wat voorafgaat aan het stervensproces. Deze fysieke realiteit geeft ons een dieper besef waarom we lijden ervaren in ons leven, en het besef dat we sterfelijke wezens zijn.
Gedurende een geregeld contemplatief meditatie proces kan dit besef ons leiden naar een plaats van verder onderzoek, naar een beter begrip van het idee en concept van aniccā – vergankelijkheid in de boeddhistische leer, en naar de diepere kennis die hierin verborgen ligt. Een aspect dat in dit leven voortdurend in beweging lijkt te zijn.
Zelfs onder de meest ongunstige omstandigheden stelt het leven ons niet alleen de vele vragen, maar geeft het tegelijkertijd ook de antwoorden. Op het moment dat ze zich voordoen hoeven we eigenlijk enkel maar te leren observeren, te leren zien hoe het lichaam datgene wat in het denken verborgen ligt, ons constant aanspoort tot inzicht. Het menselijk lichaam is het instrument, of het voertuig van de geest, spirit of het denken.
Dus… wat ligt er zoal in het lichaam verborgen, en hoe kunnen we er ons beter bewust van worden? Wat is de taal van het lichaam die op elk moment van de dag probeert weer te geven wat er in het denken ofwel de geest afspeelt?
‘Wherever the mind goes, the body must follow!’
Waar de geest en de gedachten processen ook gaan, het lichaam moet volgen.
En dan is er het omgekeerde aspect, dat wat het lichaam ervaart een weerklank vindt in het denken en de vele gedachtepatronen.
Honderden jaren lang hebben degenen die op zoek zijn naar inzicht en spiritualiteit grote hoeveelheden informatie over oude wijsheid vanuit India, Tibet, China en Japan naar het Westen gekanaliseerd of gebracht. Hoewel onze westerse wereld enkele tientallen jaren geleden eerder al klaar leek te zijn om deze wijsheid te ontvangen, werd het al snel duidelijk dat er tussen het ontvangen van kennis van buitenaf, en vooral door middel van intellectuele interpretatie, en het verwerven van kennis en wijsheid door middel van contemplatieve processen, nog steeds een grote kloof bestond. Een kloof als gevolg van traditionele religieuze, politieke en sociaal-culturele invloeden. We hebben geprobeerd de oosterse filosofie te interpreteren vanuit een westerse geest, waarbij de wijsheid ervaring vaak werd vervangen door een platform van intellectuele dialoog.
Terwijl we door een tijdperk gingen in de zestiger en zeventiger jaren waarin slechts kleine en dikwijls selecte groepen mensen begonnen te zoeken en vragen te stellen over het doel van het leven en zijn ervaringen; naderen we nu een tijd en een ruimte waarin we steeds meer bereid lijken te zijn om verder en dieper te verkennen. Deze keer hopelijk niet langer alleen door middel van het intellect, maar vanuit een spiritueel en belichaamd geestperspectief.
Sinds een aantal jaren nu volgen we massaal yoga- en mindfulness lessen, terwijl allerlei boeken en tijdschriften hun metafysische wijsheid over meditatie met hun lezers delen. Levenscoaches geloven dat ze de middelen hebben verworven om ons te onderwijzen in de kunst van mindfulness, en er bestaat nu zelfs een hbo-opleiding om meditatieleraar te worden. Allemaal in een streven om gezondheid en heelheid te brengen. Maar moeten we ons op dit moment misschien ook afvragen waar deze behoeften aan een betere gezondheid en heelheid werkelijk op gebaseerd zijn? Op welke basis en met wat voor soort instructie we eigenlijk aan onze spirituele zoektocht begonnen, of nog moeten beginnen met een meditatie- of mindfulness beoefening, en op welk moment we begonnen zijn met het verwerken en een werkelijk ontvouwen, in plaats van anderen te volgen, die misschien zelf slechts een psycho-spiritueel beperkt inzicht, of voldoende ervaring hebben.
Is het een inruilen van de ene geloofsovertuiging, voor een andere geloof -waardige overtuiging? Is het opnieuw een navolgen van wat anderen denken dat goed is voor ons, wat de trendsetters uitzetten als de manier om geluk te vinden. De korte cursussen die we kunnen doen, de adem (breathing sessie) gecombineerd met kruiden of softdrugs 4-uur durende rebirth, die ons samen met anderen verlichting zouden brengen? Of de ‘inner child’ dag, of wat er ook maar opnieuw wordt aangeboden als verlichting brengende initiatieven. Er lijkt een smörgåsbord van therapieën, cursussen, retraites enz. in aanbod.
Hoewel de beoefening van meditatie en de vele verschillende toepassingen ervan uit de verschillende religieuze tradities evenveel verwarring lijken te veroorzaken als interesse of inzicht, lijkt er momenteel ook een oprechte behoefte aan een diepere betekenis te zijn ontstaan. En zoals al eerder gezegd in dit artikel, vooral ook omdat de westerse traditionele waarden binnen onze gezinsstructuren, ons persoonlijke leven en onze religieuze beleving aan het verdwijnen zijn. We zijn al voor decennia op zoek naar verdieping, maar die kan er echter alleen komen als we serieus naar binnen keren, en we de signalen van ons lichaam, alswel onze denkpatronen leren herkennen. We de vergankelijkheid van dit leven durven te erkennen en we stoppen om volgers te zijn. Volgers in de zin van aannemen wat de buitenwereld aandraagt. Iets wat juist nu in deze tijd van multimedia heel moeilijk kan zijn omdat we werkelijk overspoeld en zelfs gehersenspoeld worden met informatie. In elk onderwerp onder de zon kunnen we nu online onderricht krijgen…spiritualiteit is big business.
Als we werkelijk zoeken naar inzicht, is een langzaam en contemplatief onderzoek vaak het enige wat een diepere ervaring geeft. Het lichaam, ook in het boeddhisme vaak gereduceerd tot obstakel is daarbij een belangrijk voertuig. Het laat ons precies weten waar de obstructies in ons denken zijn. De interne organen die elk aan specifieke energiebanen in het lichaam verbonden zijn, laten ons precies weten wat er zich afspeelt in onze denkwereld. We kennen wellicht de pijnlijke knieën tijdens het ‘zitten’, de beklemmende stalen band rond ons hart, of de ademhaling die vastzit, die tijdens meditaties ons in de hel doen of deden belanden. Op zulke momenten lijkt er weinig of geen enkele ruimte voor welke boeddhistische wijsheid, lering of sūtras ook maar. Er is enkel de pijn in het lichaam die we proberen of probeerde te omzeilen of proberen weg te rationaliseren. Deze pijn kan echter de grootste diamant zijn in het voertuig wat wij ons lichaam noemen.
Wherever the mind goes…the body will always follow!
Deel 2. Het lichaam als voertuig van ons denken. Het bewustzijn van de interne organen.