Over de invloed van de socials op je mentale gezondheid is inmiddels veel bekend. Of je jong bent, student of al lang en breed volwassen: wanneer je een aantal uur per week – of een aantal uur per dag! – op sociale mediaplatforms zit, heeft dat invloed op je. Op hoe je denkt, op hoe je je voelt, en op hoe je jezelf ziet. En op je gedrag: sinds de opkomst van de smartphone zijn we elkaar bijvoorbeeld minder gaan aankijken, en wordt er op straat minder gelachen naar vreemden. Verwikkeld in online contact verschraalt ons contact met de wereld om ons heen. Hoe meer tijd je met je hoofd in de online wereld bent, hoe minder aandacht je hebt wat er offline gebeurt en wie zich daar bevinden (bladzijde 14).
List en bedrog
Thijs Launspach is psycholoog en toen hij een boek schreef over de mentale gezondheidscrisis, wilde hij ook aandacht wijden aan de invloed die sociale media hebben op onze mentale gesteldheid. Hij ontdekte dat er zoveel over dit onderwerp te schrijven viel dat dit een nieuw boek zou kunnen vullen. Het is niet onwaarschijnlijk dat de sociale media ook invloed hebben op de beoefening van het boeddhisme. Als je bijvoorbeeld meer tijd besteed aan het internet dan aan je meditaties, is er volgens mij gegronde reden om je zorgen te maken. Een andere bron van zorgen zijn de vele meditatiehandleidingen die op internet te vinden zijn en waarvan de kwaliteit moeilijk te controleren is. Het internet is niet alleen een bron van informatie maar ook een bron van list en bedrog. Het is niet voor niets dat in de boeddhistische traditie veel waarde wordt gehecht aan het contact tussen leraar en leerling, tussen iemand die weet hoe het moet en iemand die zich graag wil ontwikkelen. Zelfs zonder internet is het al moeilijk genoeg om een goede leraar te vinden.
Hoe is het zo gekomen?
Launspach begint zijn verhaal met een korte geschiedenis van het internet en de sociale media. Een belangrijk aspect hiervan is dat ze onder invloed van de verdienste door advertenties steeds manipulatiever zijn geworden. Ze veranderen, schrijft hij, van dienst in een soort mensenhouderij, waarbij het motief steeds meer pure uitbuiting is. Facebook is er bijvoorbeeld niet langer op uit om het aantal gebruikers uit te breiden, maar probeert de aandacht van de gebruikers zo lang mogelijk vast te houden. Daar betalen de adverteerders voor! Wat daarbij erg effectief blijkt, zijn de deel- en vind-ik-leuk-knoppen, daardoor worden berichten ‘besmettelijk’, ze verspreiden zich ongeremd. Dit ‘viraal’ worden is nu de nieuwe heilige graal van de adverteerders en er wordt een hele verzameling trucjes bedacht om dit voor elkaar te krijgen. We kunnen constateren dat een deel van deze trucjes door andere media zijn overgenomen, bijvoorbeeld uitdrukkingen gebruiken die emoties opwekken en mensen nieuwsgierig maken naar wat aan het einde van het programma pas wordt getoond. De media streven er nu met andere woorden precies naar om de effecten van onder andere boeddhistische meditatie teniet te doen. De schrijver schrijft dat de sociale media door hun algoritmes een gesloten wereldbeeld vormen, een bubbel, waarin de gebruikers dreigen te worden opgesloten.
Dit alles geldt voor Facebook, maar met Instagram komen we in het domein van de influencers die met aantrekkelijke opnames hun publiek tot bepaalde levenswijzen en consumptiepatronen proberen over te halen en daar soms goed geld aan verdienen. De schrijver bekent dat hij er direct aan verslaafd raakte. Ondertussen zijn de cijfers die de schrijver noemt verontrustend, toen hij aan het boek werkte waren Nederlanders gemiddeld 114 minuten per dag kwijt aan hun mobieltje.
Wij zijn allemaal slaafgemaakten
Launspach benadrukt dat de gebruiker niet de klant is van de sociale media, dit zijn de adverteerders. De gebruiker is een middel, een bron van inkomsten, meer niet.
Alles waarvoor jij niet betaalt, maakt van jou de koopwaar. Je brengt meer geld op als het platform meer over je weet, dus worden er zoveel mogelijk gegevens over je gedrag en identiteit verzameld. Deze zijn op zich al geld waard. Het mooie is nu dat dit allemaal geautomatiseerd is, dus alleen maar wat stroom kost. De influencers kosten wel geld, een grote met meer dan een miljoen kijkers kan rustig een bedrag van vier nullen vragen voor een vermelding. Veel adverteerders vinden het dit dubbel en dwars waard. Aan de effectiviteit hiervan wordt trouwens nooit getwijfeld, hoewel daar volgens mij wel degelijk redenen voor zijn. Influencers zijn vaak georganiseerd in groepen waarbij ze elkaar noemen om hun aantallen volgers te vergroten. Ze kunnen zelfs volgers kopen.
Het boek ‘Hooked’ (2013) van Nir Eyal is een handleiding voor het verslaven van volgers zonder dat ze het merken. Je zou kunnen zeggen dat het een soort Mara is in boekvorm. Launspach geeft er een verhelderende beschrijving van. Het gaat er in vele gevallen om de kijker een gevoel van ongemak te bezorgen, telkens wanneer hij of zij niet kijkt. Je krijgt bijvoorbeeld een e-mail met de mededeling dat er iets spannends op het platform is gebeurd en er verschijnt een rood bolletje op het icoon of er klinkt een belletje.
De schrijver legt uit dat de sociale media net zo sterk verslavend zijn als een gokkast en dat dit te maken heeft met onze sociale instelling. Een andere belangrijke factor is de investering: hoe langer je met iets bezig bent, hoe moeilijker het is om te stoppen, omdat je het gevoel krijgt dat dan alles voor niets is geweest. Uiteindelijk moet de schrijver zelf bekennen dat hij ook verslaafd is.
Groepsgedrag
De schrijver spaart zichzelf niet, ook hij heeft wel eens venijnige berichten op internet gezet. Hij legt uit dat we de neiging hebben om onszelf te beschouwen als lid van een groep en dan doen we dingen die we uit eigen beweging nooit zouden hebben gedaan. De sociale media stimuleren dit gedrag en proberen steevast onze boosheid of verontwaardiging op de roepen. Zo vermeldt de schrijver dat de massamoorden op de Rohingya moslimminderheid in Birma sterk werden gestimuleerd door het gebruik van Facebook. Ik vraag me af hoeveel meer mensen er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de concentratiekampen waren terechtgekomen als er Facebook was geweest.
Een ander effect is het zogenaamde ‘verdwijnen in een konijnenhol’: doordat het algoritme je steeds een extremer filmpje of bericht laat zien, kom je tot steeds meer extreme meningen en overtuigingen. Extreme ideeën worden immers telkens bevestigd. Zo denken veel mensen dat er geen maanlanding is geweest en in feite werkte QAnon op dezelfde manier en nu het Forum Voor Democratie. Je begint met informatie zoeken naar een onschuldig onderwerp en voordat je het weet zit je te kijken naar iemand die vol overtuiging beweert dat de aarde plat is. De algoritmes van Facebook, Tiktok, Instagram en YouTube maken daarmee slim gebruik van onze menselijke kwetsbaarheden: onder andere onze aandacht voor mogelijk gevaarlijke informatie onze morele verontwaardiging en onze nieuwsgierigheid na steeds extremere prikkels (bladzijde 85). Een goed voorbeeld is de demonstratie op een kerkhof door mensen die geloofden dat de overleden kinderen het slachtoffer waren geweest van satanische rituelen.
Uit onderzoek blijkt dat de sociale media mensen eenzamer maken, omdat het gebruik ervan in de plaats komt van het gewone menselijke contact. Bovendien worden mensen minder tevreden over zichzelf, angstiger en minder gelukkig. Dit kan zelfs leiden tot volledige depressie. Dit gevaar is groter voor jongeren, die zich nog moeilijker aan de invloed van internet kunnen onttrekken. Ze hebben vaker klachten van eenzaamheid.
De schrijver noemt drie oorzaken voor onze fascinatie met internet: de neiging jezelf te vergelijken met anderen waarvan je denkt dat ze het beter hebben, de verdringingstheorie en het pesten. Omdat je op internet, vooral op Instagram, altijd filmpjes ziet van mensen die pronken met hun welvaart, denk je dat alle mensen het beter hebben. Je beseft niet dat ze alleen een momentje tonen en niet hun normale leven. Ik moet zelf denken aan de reclames voor loterijen, die altijd plaatjes van winnaars tonen (dat zijn er ongeveer 1 op de miljoen) en nooit van verliezers. Het Internet is een machine die valse illusies produceert en je het idee geeft dat je zelf niet goed genoeg bent omdat je het niet goed genoeg hebt.
Internettherapie
Gelukkig geeft de schrijver aan het einde van het boek een aantal praktische tips waarmee je je internetverslaving kunt verminderen of misschien zelfs laten verdwijnen. Dit lijkt me hard nodig. Hij speculeert ook over de mogelijkheid van een vriendelijker internet. Hij komt echter niet tot een overtuigende analyse. Mij lijkt het aannemelijk dat de reclame-inkomsten een belangrijke boosdoener is. Zonder reclame hoeft de aandacht van de gebruiker niet te worden vastgehouden. Zelfs de leugens waarmee mensen tot een politieke overtuiging worden overgehaald, zouden minder overtuigend lijken.
Als boeddhist kun je Internet misschien als oefening gebruiken. Het is in feite een karikatuur van saṃsāra. De begeerte, de afgunst, de woede, de illusie en de leegte zijn er nog gemakkelijker te begrijpen. Als je het scherm van je mobieltje kunt leren zien als een soort ingewikkelde lamp waar niets gebeurt, kun je misschien ook begrijpen dat de werkelijkheid waarin je leeft een soort openheid is waar echt niets gebeurt. Als je observeert hoe je verontwaardiging of je begeerte ontstaat doordat je verbeelding en de lichtstralen van deze ingewikkelde lamp met elkaar samenwerken, kun je misschien ook observeren hoe je lichaam en de verschijnselen samen de rusteloosheid van je geest teweeg brengen.
In elk geval is het boek van Launspach een aanwinst en belangrijke gids voor iedereen dit een beetje innerlijke rust wil hebben en een beetje meer zichzelf wil zijn. Dit geldt ook voor boeddhisten. Launspach is geen literair talent, hij schrijft niet mooi maar wel duidelijk en het boek leest vlot. De lezer heeft echter wel vanaf het begin de uitleg van het internetjargon op bladzijde 163 nodig. De bronnenopgave is ook handig voor wie zich verder in de materie wil verdiepen. De beste bestrijding van de greep van het internet is echter boeddhistische meditatie, dus in plaats van.