Mijn vaders vader werd zevenentachtig jaar. Weinigen bereikten een dergelijke gezegende leeftijd in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. In de huidige tijd is langdurige ouderdom evenwel geen uitzondering. De restant levensverwachting van 65-plussers is bij mannen 19 jaar en bij vrouwen 21 jaar. Er is een grote kans dat een gepensioneerd iemand heden ten dage 85 jaar of ouder wordt. Daarbij opgemerkt dat het om grote gemiddelden gaat en er aanzienlijke verschillen in gezondheid en levensverwachting zijn tussen arm en rijk. Dat het aantal ouderen en zeer oude mensen toeneemt staat als een paal boven water, evenals het gegeven dat veel ouderen vitaal een ‘vierde levensfase’ tegemoet gaan. Deze zaken laten onverlet dat de eindigheid van een mensenleven een onherroepelijk feit is.
Met het klimmen der jaren komt de eindigheid van het leven explicieter op de levensagenda te staan. Naarmate de mens ouder wordt dringt de vraag naar betekenis en bestemming zich nadrukkelijker op. Een vraag gericht op het nu, op de nabije toekomst en een vraag die ook retrospectief van karakter is: wat heb ik bijgedragen, wat laat ik na, waarin ben ik van betekenis geweest?
Van de dood een deugd maken
De dood kan je overvallen. Door een ongeval of een lichamelijk probleem dat acuut een eind maakt aan het leven. Veelal wordt dit als een ‘ideale’ dood gezien. Men hoeft immers niet lang te lijden. De andere kant van de plotselinge dood is dat men niet zelf en met dierbaren naar het onafwendbare einde toe heeft kunnen leven in een proces van diepgaande reflectie. Een dergelijke reflectie draagt bij aan aanvaarding van het onvermijdelijke. Verhalen van mensen met een ongeneeslijke ziekte laten zien dat men, gesteld voor de laatste drempel, vaak de balans opmaakt, het geleefde leven herwaardeert, met vergeving terugkijkt en regelmatig een hernieuwde betekenis geeft aan het zijn. Men maakt als het ware van de dood een deugd. Ongeneeslijk zieken stellen zich vaak de vraag naar betekenis, ook de betekenis van het eindige leven zelf. Dit sluit aan bij de visie van Victor Frankl[1] die ‘de wil tot betekenis’ als inherente psychologische drijfveer van de mens heeft gedefinieerd.
De wil tot betekenis
De vraag naar betekenis speelt op individueel niveau, maar kent ook een collectieve, maatschappelijke component. Want naarmate de groep ouderen en zeer ouderen toeneemt staan er principiële vragen op de maatschappelijke agenda. Betekenisgeving is vanuit maatschappelijk oogpunt gezien een cultureel bepaald idee, waarbij het accent ligt op de nutsbenadering van de mens. Bij nut gaat het om de mens als productie- en als consumptiefactor. Een belangrijk aspect van de condition humaine, het van betekenis willen zijn, wordt onttrokken aan de individuele wil en geplaatst in een collectief geldend gezichtspunt. Nog niet zo lang geleden gold dat als men moest stoppen als arbeidskracht er een zekere tijd restte als uitgewerkte factor. Op was op en niet meer meedoen. Iedereen wil oud worden, maar niet oud zijn is een gevleugelde uitdrukking. Er gaat iets relativerends van uit, maar het bevat tegelijk een impliciete veronderstelling: oud zijn is niet begerenswaardig. Oud zijn werd (en wordt nog regelmatig) verbonden met gedachten aan nutteloosheid. Het genieten van rust en niets meer doen. Het werd en wordt nog regelmatig geassocieerd met gebrekkigheid, eenzaamheid en doelloosheid. Een somber perspectief op ouder worden.
We kunnen evenwel nuchter en rationeel kijken naar gebrekkigheid en vaststellen dat het voortkomt uit het natuurlijke gegeven dat alles slijt en alles verdwijnt. Het hoort bij levenskunst om onvermijdbaar en onomkeerbaar lijden te accepteren. Dat wil niet zeggen dat we vermijdbaar lijden hoeven te accepteren. Kiezen voor preventie is een gezonde keuze.
Eenzaamheid kunnen we beschouwen als een gegeven dat alles om je heen uiteindelijk verdwijnt en sterft. Een antwoord kan worden gevonden in het bewust vernieuwend blijven omgaan met de wereld om je heen en niet te schuwen je aan te sluiten op nieuwe netwerken.
Antwoorden op het idee van doelloosheid/nutteloosheid kunnen worden gevonden in het uitdagen van eigen beperkende overtuigingen over ouder worden; en in het afwijzen en je teweerstellen tegen leeftijdsdiscriminatie. De uitdaging is (altijd geweest en als je ouder wordt actueler dan ooit) actief te blijven en jezelf te blijven ontwikkelen.
Een probleem is iets dat je op kunt lossen, anders is het een gegeven. Ouder worden en slijtage zijn gegevens, geen probleem. Ouder worden brengt ook rijkdom met zich mee. Het gaat daarbij steeds minder om kracht en steeds meer om mentale soepelheid en wijsheid. De psychologie van Frankl doortrekkend naar ouder worden laat zien dat we voor altijd van betekenis kunnen blijven. We kunnen blijvend betekenis geven aan het leven met liefhebben en compassie en daar actief naar handelen via zorg en door te geven en samen te werken. Vele ouderen doen dat via vrijwilligerswerk: je hart wordt er rijker van, niet de portemonnee. Er zijn inmiddels veel zestig – en zeventigplussers die vrijwilligerswerk doen bij bijvoorbeeld de luistertelefoon, bij het coachen van VMBO-leerlingen, als mantelzorger, als vrijwilliger bij Natuurmonumenten, enzovoort. Ouderen geven hun ervaring door in initiatieven gericht op het verbeteren van de woon- en leefomgeving en de ecologie. Anderen zijn muzikaal actief of anderszins artistiek, of pakken op oudere leeftijd artistieke aspiraties op. En last but not least reiken ouderen jongeren, die op zoek zijn, levensinzichten en wijsheid aan.
Diepere betekenis?
Betekenisgeving is een levensvraag én dus ook een vraag voor de ouder wordende mens. Betekenisgeving raakt aan de vraag naar de diepere zin van het bestaan, de vraag naar de zin van het leven (één van de centrale vragen binnen de filosofie, binnen religies en spirituele stromingen). In de vraag naar betekenisgeving komen een aantal draden samen: die van nadenken over ouderdom, nadenken over sterfelijkheid en sterven én tegelijkertijd nadenken over de zin van het leven en de betekenis die men er individueel aan geeft.
Het lichaam is sterfelijk. Daar valt geen speld tussen te krijgen. Het lichaam is geen doel. Het kan geen doel zijn, want het sterft. Wel kunnen we het tijdelijke zijn zien als ervaringsweg, zoals vele religies en spirituele stromingen doen. Dat brengt de vraag ‘wat is de zin, de betekenis van ervaringen opdoen’? Religies zeggen dat de betekenis ervan ligt in god ervaren. Spirituele en esoterische zienswijzen wijzen erop dat de betekenis van het stoffelijke zijn is om het goddelijke in jezelf te ervaren. Boeddhistische en Hindoeïstische zienswijzen duiden op een innerlijke weg om zelfloosheid te ervaren.
Veel levensverhalen laten zien dat het bij de opgaven op de ervaringsweg van het leven onder meer gaat om liefde versus aversie en haat, vergeving versus wrok, hebzucht versus delen, isolement versus verbondenheid. Wellicht is de belangrijkste uitdaging bij het betekenis geven aan leven en sterven het openen van het hart en het ervaren van de goddelijke liefde die erin huist. In contact met het hart kan men zinvol ouder worden, zin hebben in oud zijn en vredig sterven.