Helder gewaarzijn en leven in liefdevolle vrijheid zijn voor iedereen weggelegd. Dat Jan Geurtz deze boodschap brengt is het mooie van zijn boek Vrij van gedachten. En het is eigenlijk niet eens zo moeilijk, ook al is de manier-waarop verpakt in de ‘geheime’ Dzogchen-leer. En dat is ook mooi meegenomen natuurlijk. Toch is het niet allemaal simpelheid wat de klok slaat. Vooral in deel I, de opmaat naar het veel praktischer deel II, komen nog wel eens hersenkrakers voor die de goedwillende lezer fronsende wenkbrauwen bezorgen. Deze bijvoorbeeld: ‘…omdat deze essentie, dit gewaarzijn, zich identificeert met lichaam, gedachten en gevoelens, en zichzelf daardoor ‘solidificeert’ tot een afgescheiden entiteit, een ik-bewustzijn, ontstaat dualisme tussen geest en materie.’ Dat klinkt als heavy stuff. Maar over het algemeen is het een toegankelijk en makkelijk leesbaar boek dat steeds de liefdevolle inborst van de auteur in zich draagt.
Ook stond ik werkelijk paf van een paar bizarre verschijnselen die Geurtz beschrijft binnen de Tibetaans boeddhistische praktijk van zijn wereldberoemde leraar Sogyal Rinpoche. De auteur dicht ze toe aan wat hij de religieuze kant van deze praktijk noemt. Religie staat voor Geurtz op één lijn met ego-identificatie. Hij stelt daar spiritualiteit tegenover, want daarbij gaat het om het wezenlijke, waarmee de ego-identificatie juist wordt overstegen. Op deze tweedeling valt wel iets af te dingen, maar zij is wel duidelijk.
Ik vond het wel een echte verademing om te lezen dat Geurtz steeds kiest voor de spiritualiteit en niet meeging en -gaat in de wonderlijke eisen die de Tibetaanse traditie nu en dan aan hem en anderen stelt. ‘Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn spirituele pad, wat anderen er ook van vinden en wat de gevolgen ook zijn. Me onderwerpen aan religieuze normen druist niet alleen in tegen mijn rebelse antireligieuze ego, maar ook tegen mijn diepste spirituele overtuiging.’ Het is verder prachtig om te lezen tot welke ontnuchterende, maar ook ontroerende, amusante en humoristische clashes met zijn leraar en zijn omgeving dit leidde.
Deel I neemt als leidraad een driejaarsretraite in Lerab Ling in Frankrijk waaraan de auteur deelnam. Op zijn eigen solistische, dwarse manier. Hierin beschrijft Geurtz op min of meer academische wijze hoe wij onze eigen ‘volmaakte natuur’ kunnen ontdekken. Hij legt uit wat Dzogchen is: ‘alleen maar kijken, waarnemen, gewaarzijn van alles wat je ervaart zonder daar iets aan te moeten of willen veranderen.’ Ook heeft hij het over zijn wonderlijke relatie met zijn leraar, de Tibetaans-boeddhistische oefeningen en wat hij noemt de ‘introductie in de natuur van de geest’. Daartoe doet of schreeuwt de leraar iets volkomen onverwachts. Je kunt het ook zelf doen, bijvoorbeeld door opeens PHAT! tegen jezelf te roepen. ‘Het heldere niets knalt open.’ Het is een hulpmiddeltje om de werkelijkheid opeens te ervaren zoals zij is. In zen heb je het vergelijkbare KATSU!
Je ziet Jan ook voortdurend in en rond zijn caravan of camper rondscharrelen en erin rondrijden, want binnen de retraite wil hij zich afzonderen van de rest. En je beleeft niet zelden op grappige wijze hoe zijn weerbarstige natuur zich verenigt met het alleen zijn en hoe hij zo nu en dan ook zijn eigen heldere gewaarzijn ontdekt en herontdekt, want het gaat hier niet om een eenmalig proces.
En passant neemt hij de twijfelachtige reputatie van zijn leraar onder de loep, omgeven als die permanent is ‘met een hofhouding, waarvan de kern bestaat uit een groepje van vijf of zes jonge mooie vrouwen.’ Geurtz plaatst alles in de culturele achtergrond van Rinpoche: voor de betrokken vrouwen een buitenkansje: welvaart, bescherming en spiritueel onderricht. ‘In onze westerse cultuur is het echter onacceptabel dat een leraar ‘het’ doet met een studente, vanwege de fundamenteel ongelijkwaardige verhouding tussen beiden.’ Mede aan de hand van Tibetaans-boeddhistische richtlijnen over vertrouwen concludeert Geurtz hier uiteindelijk dat morele verontwaardiging over het gedrag van anderen zelden behulpzaam is en beter omgezet kan worden in zelfverantwoordelijkheid.
Dzogchen betekent grote volmaaktheid of grote compleetheid en Geurtz zoekt na de driejaar-retraite zijn eigen solo-retraite in afzondering om intensiever de kalmte van de zo-heid te kunnen ervaren. We zitten inmiddels in het veel persoonlijkere en minder academische deel II van het boek en de camper heeft plaats gemaakt voor een kleine kampeerbus. Jan beschrijft down-to-earth hoe zijn verdere zoektocht hem door allerlei angst, verwarring, zelfafwijzing en gehechtheid voert. En steeds helderder wordt voor hem dat het idee van een verlichtingsjackpot aan het eind van een lange weg hard werken slechts blokkerend werkt op ‘verlichte’ liefdevolle helderheid, waar het in wezen alleen maar om te doen is. En steeds meer citeert hij de onvergelijkelijke Padmasambhava en Longchenpa die dit al in de 8e respectievelijk 14e eeuw zo fantastisch onder woorden brachten. Ook vrede met je ego ontstaat pas als je het kan omhelzen vanuit liefdevol gewaarzijn.
Jan Geurtz, het enfant terrible van zijn oefen-community, kreeg van zijn leraar toestemming om de ‘geheime’ Dzogchen-leer door te geven. Bij die gelegenheid vroeg Sogyal Rinpoche hoe Jan Dzogchen-les geeft. “Vanuit mijn hart” zei hij en dat was goed. Welnu, het boek getuigt daarvan en zeker ook het allerlaatste stukje. Dat bevat twaalf opeenvolgende oefeningen om met angst om te gaan. Vrij van gedachten refereert overigens niet aan de mogelijkheid om geen gedachten meer te hebben, maar om er geen last meer van te hebben. Wat wil je nog meer?