In juni 2020 verschijnt er een nieuw boek van Ton Lathouwers (87), zenmeester en geestelijk leider van Maha Karuna Ch’an. ‘Je kunt er niet uit vallen’ is de titel. We spraken hem telefonisch over deze corona-tijd.
-Volg je het nieuws op de voet?
Jazeker. Ik kijk een paar keer per dag het nieuws. Om elf uur en om acht uur. Soms ook om zes uur. Dat doe ik altijd. Ik wil op de hoogte blijven en het op me laten inwerken.
-Hoe beleef je deze tijd?
Er is een overmaat aan lijden in de wereld. Dat zie je nu ook weer in de corona-crisis. En dat zit hem niet eens in het aantal mensen dat lijdt, maar in het feit dat er wanhoop en eenzaamheid is. Mensen die suïcide plegen. Kinderen die mishandeld worden, waar we moeilijk zicht op hebben. Het lijden is verschrikkelijk, we weten ons er absoluut geen raad mee. Daar kan ik een teisho aan wijden, we kunnen er over praten, maar woorden worden al snel te veel, leiden al gauw tot preken.
-Wat kun je dan doen?
Het minste wat je natuurlijk kunt doen is de regels in acht nemen. Ga niet naar buiten, bewaar afstand. Vertrouw op de deskundige hulp van de specialisten. Dat is de praktische kant.
Een arm heen om mensen met verdriet of angst kan helpen. Alleen, dat gaat niet. We worden geconfronteerd met onmacht, maar daar moeten we niet voor buigen. Mediteer, ga in gebed, in het verlangen dat iemand wordt gered. Zoals de eerste Bodhisattvagelofte het zegt: Hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik beloof ze alle te redden.
-Waar komt het vermogen vandaan om alle levende wezens te redden?
Ik moet denken aan een toespraak van Florence Nightingale. Toen zij een onderscheiding kreeg van de Engelse koning, vroeg hij haar: “Waar haalt u de kracht vandaan?” Ze zei: “Woede.” De vertwijfeling en de woede. Een soort heilige woede. Zo voelt het. Ik capituleer niet. Ik weet niet wat ik moet doen, maar ik weiger me neer te leggen. De kracht komt voort uit: niet buigen voor de vertwijfeling. Er tegen in opstand komen.
Denk aan het laatste verhaal van de Mumonkan. Daarin wordt geschreven: ‘Oog in oog met de muur zonder poort.’ Die muur daagt ons uit om te capituleren. Maar hoe is het mogelijk dat een zenstudent niet ontsteekt in laaiende woede? Dat zie je ook bij Dostojevski, die eveneens in opstand komt tegen alles wat een muur is, de muur die zegt: buig. Al heb je het gevoel dat je totaal alleen staat, berust niet.
En ja, dat is een sprong in het niets. Søren Kierkegaard spreekt over de vertwijfeling. Wat in de zen wel heet: een groot blok van twijfel. Kleine twijfel, kleine verlichting. Grote vertwijfeling, groot wakker worden. Die sprong in het niets – dat is een ommekeer.
Toen ik Masao Abe ontmoette, mijn leraar in Japan, zat ik ook met vragen hierover. Over de zinloosheid van zoveel lijden. Destijds maakte ik me vooral zorgen over een student van mij die suïcide had gepleegd en een godslasterlijk brief had achtergelaten na haar dood. Masao Abe zei: “Als je haar wilt redden, zit dan in diepe meditatie. Blijf bij jouw voornemen om haar te redden.” En hij zei erbij: “Deze houding van verzet tegen alles, is existentially and ontologically dieper dan alle oordelen.” Dat verzet zal het winnen, al sta je er helemaal alleen in.
Hoe Elie Wiesel het uitdrukt, toen hij sprak over Auschwitz: Je moet wel waanzinnig zijn om – oog in oog met zulke verschrikkingen – te kunnen kiezen voor geloof tegen alles in, maar toch: ik kies voor die waanzin voor de redding van alles en iedereen. Of zoals Hisamatsu zegt: Ga staan op de plek waar geen plek meer is om te staan. En zoals Sjestov zegt: Wij hebben als mens het scheppende fiat ‘moge het zo zijn’ ingeruild voor het statische ‘het is zo’ – ‘het is zo, dus capituleer’. Fiat betekent: moge het zo zijn, dat wij het kunnen veranderen, tegen alles in. On your own risk and peril, aldus Sjestov. Het oervertrouwen is sterker dan alle wanhoop, dan alle twijfel, alle scepsis, alle cynisme. Dat geldt voor alle mensen en elke keer opnieuw. Kan ik het uitleggen? Nee, ik heb geen enkel bewijs. Maar ik geloof het: alle levende wezens kunnen worden gered. Je kunt niet uit de genade vallen, niet uit de genade van Kuan Yin, van de Prajna Paramitas, de Boeddha. Daar blijf ik trouw aan.
-‘Je kunt er niet uit vallen’, zoals je al eens vertelde in een interview.
En ook de titel van het boek dat in juni uitkomt. De presentatie zal dan ongetwijfeld niet door kunnen gaan; dat gebeurt vast later dit jaar. Geert Mortier, een van mijn opvolgers, heeft het boek samengesteld, op basis van teisho’s die eerst minutieus zijn uitgewerkt door één van mijn leerlingen, Maria van Werckhoven. De rode draad van deze teisho’s is, zoals Masao Abe het zei: All must be saved, all will be saved. Zelfs als jij de enige zou zijn die uit de grond van zijn hart niet aanvaardt dat er één iemand niet is gered, dan is dat genoeg. Dan wordt die persoon gered.
-In het nieuws lijkt het lijden vooral schuil te gaan achter statistieken. Flatten the curve is de mantra, zo lijkt het wel.
Het is een groot gevaar dat we in aantallen gaan denken. Dat schreef Konstantinovski al, een Joods-Russische schrijver, die zijn familie in Auschwitz verloor. Zoveel mensen hebben corona…’ ‘Het aantal besmetten stijgt, of daalt…’ ‘Zoveel mensen zijn genezen..’. Et cetera. Al zou slechts een enkel mens lijden aan het corona-virus, dan is dat al verschrikkelijk. Misschien is dat nog wel wanhopiger, want dan ben je de enige. Het blijft altijd de enkeling die lijdt. En niet de massa. Dat is het punt. De eenzaamheid van iedereen, door de hele geschiedenis.
-Wat stemt je hoopvol?
Dat er ondanks alles zoveel positiefs is. Wat mensen kunnen betekenen voor elkaar. Er is zoveel hulpvaardigheid. Als ik kijk naar mijn eigen leven, dan ben ik er alleen maar doorheen gerold dankzij anderen. Ik ben gered door mijn pleegmoeder. Die heeft mij opgevangen.
-Dat is precies zoals je ziet hoe het nieuws voor kinderen wordt gebracht. In het Jeugdjournaal bijvoorbeeld wordt er niet om heen gedraaid. Dat mensen ziek worden en doodgaan wordt niet verbloemd. Maar er is ook opvallend veel aandacht voor hoe mensen elkaar helpen.
Met Suzuki zeg ik: We zouden allemaal weer kinderen moeten worden, een soort tweede naïviteit, maar wel wijs geworden door ervaring. De Russische romancier Michail Antsjarov verwoordde het zo: kinderen hebben vertrouwen tegen alles in, zonder argumenten.
Dat doet me denken aan het gedicht van Ed Hoornik ‘Hebben en zijn’:
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
AIs kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.