In mahayana liggen onboeddhistische valkuilen op de loer. Beoefenaars weten te weinig van de alternatieven en laten zich dus te makkelijk indoctrineren.
Er zijn mensen die niet beter weten dan dat boeddhisme synoniem is met nondualisme. Helaas is dit een vorm van onwetendheid die vooral zen en andere scholen van mahayana aankleeft. Leegte kan een vorm van indoctrinatie inleiden die uitmondt in zweverig onbenul, waarin mensen hun verstand en hun zin voor boeddhistische geschiedenis schijnen te verliezen. Ik waarschuw voor de mensen die in het Boeddhistisch Dagblad schrijven dat alles geest is of dat Huayen de opperste beleving van de grote compassie waarborgt.
Waarom? Omdat in mahayana onboeddhistische valkuilen op de loer liggen. Zo’n valkuil kan zijn een oergrond van alle ervaring te benoemen, zoals geest of boeddhanatuur. Zo’n valkuil kan eveneens zijn om het vele, de tienduizend dingen, te herleiden tot het ene. Dit zijn vormen van filosofische speculatie waarin broeder Gautama, immer de pragmaticus, zich nooit zou hebben begeven. Maar ja, de Boeddha, dat is in mahayana een overgroeide gestalte, die dingen zei die nader geïnterpreteerd dienen te worden.
Een kenmerkend verschil tussen het oorspronkelijke boeddhisme en mahayana is dat anatman verruild is voor de leegte aller dingen. Vraagt iemand zich wel eens af waarom dit eigenlijk nodig is en wat hier de consequenties van zijn?
Een ander kenmerkend verschil is dat de Boeddha geen moeite had met dualiteiten, deze juist opzocht en exploreerde. Het oorspronkelijke boeddhisme kende een duidelijk verschil tussen goed en fout, tussen juiste en onjuiste beoefening, vastgelegd in alle voorschriften van de sangha. In mahayana vervloeien goed en fout naarmate de leegte meer vat op je krijgt.
Deze verschillen uiten zich onder andere in de meditatie. Het scherpst krijg je dit contrast uitgelijnd wanneer je theravada tegenover zen plaatst. Thaise woudmonniken beoefenen aandachtsmeditatie gevolgd door contemplatie op juiste en onjuiste beoefening om hun gedrag te zuiveren van de vergiften die ten grondslag liggen aan het lijden. Zen daarentegen doet aan aandachtsmeditatie om te leren aanvaarden wat is en een oorspronkelijke natuur te ervaren.
Ik zeg niet dat zenbeoefening geen diepe levenswijsheid kan opleveren. Wat ik wel zeg is dat theravada en zen anders geaard zijn en dat er wel degelijk boeddhisme kan bestaan zonder nondualisme. De ironie is dat binnen de boeddhistische familie er een dualiteit bestaat tussen tradities onderling. Een mogelijk nog grotere ironie is dat nondualistisch boeddhisme in de geschiedenis plotseling een dualiteit ontwaart wanneer het in zijn bestaansrecht wordt bedreigd door een concurrerende, niet-boeddhistische traditie, zoals taoïsme of neoconfucianisme.
Het verhaal dat het grote voertuig beter is dan het kleine omdat het niet voor individuele zuivering kiest maar voor compassie met de medemens, is, ja, een verhaal. Het is een manier om een rationalisatie te geven voor mahayana, een vorm van marketingpropaganda om dit superieur te verklaren. Alsof de Boeddha en zijn arhats geen compassie met de medemens zouden hebben betoond.
Ik zeg al deze dingen niet zonder een zekere pijn in het hart, maar is het na vijfentwintig eeuwen nu echt niet mogelijk het een en het ander in ieder geval voor gelijkwaardig aan te zien? Er wordt boeddhisme beoefend zonder kennis van de geschiedenis, dus zonder kennis van wat er precies wordt beoefend en welke bananenschillen er als uitglijrisico’s op de loer liggen. Ik verbaas mij er telkens weer over hoe onkritisch er tradities worden aanbevolen en hoe er uitspraken worden gedaan over de beoefening zonder deze te kwalificeren en in te kaderen.
De grootste uitdaging ligt erin om al het boeddhisme te exploreren en elkaar op voet van gelijkwaardigheid de hand te reiken en in dialoog te gaan. Geen malle symbioses schrijven, maar verschillen leren onderkennen en respecteren. Vrijmoedig, vooral. En er in je eigen beoefening je voordeel mee doen.
Om nog maar te zwijgen over de uitdaging om ook nog eens een vorm van beoefening te vinden die voor leken passend is. Nu volgen velen halsbrekende toeren op wegen die in hun aanleg bedoeld zijn voor volledig toegewijde monniken, niet voor mensen die het naast hun dagelijkse bestaan erbij doen. Het heeft allemaal iets potsierlijks en overmoedigs, dat boeddhisme van ons.
Dit zijn de echte uitdagingen waarvoor wij ons geplaatst zien, willen we boeddhisme werkelijk een eigentijdse betekenis geven. Voor compassie heb ik geen Huayen nodig; “heb uw naaste lief gelijk uzelve” werkt óók, zelfs al komt dit uit een in-en-in dualistisch christendom.
thomas zegt
ik noem het wel eens; de blanke arrogantie…die, iedergeval bij mij, vaak in de weg zit. lang leven de paradox
Kajo zegt
Boeddhisme zonder moraliteit is geen Boeddhisme maar mindfullness;meer nog, meditatie in het Boeddhisme kan therapeutisch dan wel heel zinvol zijn maar is daarom niet hetzelfde als dat waar het Boeddhistische pad bewandelen voor staat.Misschien heel interessant om op te merken dat 85 % van degenen die daadwerkelijk de Dham(r)ma beoefenen als leek niet eens mediteert, maar veel meer belang hecht aan het beoefenen van sila of zich oriënteert naar de paramita’s.
Een mooie benadering hiervan vind men terug in een verhandeling ” Tannisho ” genaamd, geschreven in de 13é eeuw door éne Yuen bo, een japanse volgeling van de Reine-Landstroming die ” to the point ” (en nu nog steeds up to date) beschrijft hoe men als leek-zijnde zijn leven georienteerd naar de Dham(r)ma kan inrichten, ook in deze tijd…
Gassho
Shaku Kajo
Jan Toussaint zegt
Oef, als je het pad van het artikel volgt, kun je nog wel eens afdwalen, om na te denken wat je zegt, en dan komt een soort besef aan het einde van artikel, pad. Lijkt toch nog steeds op een soort onderscheid, je hebt het christendom, boeddhisme en wat nog meer, en je kunt ver komen, als je voorzien bent van een goede leeftocht. Ik lees heel veel, en dat doet me veel plezier, omdat het stemt tot nadenken, niet tot onderscheid
LGendun zegt
Het is zeker waar dat er de enorme uitdaging voor ons ligt ‘om al het boeddhisme te exploreren en elkaar op voet van gelijkwaardigheid de hand te reiken en in dialoog te gaan.’ Maar ‘willen we boeddhisme werkelijk een eigentijdse betekenis geven’ is het zaaks eerst eens westerse interpretaties te scheiden van traditionele bedoelingen. Regelmatig lijken moderne presentaties eerder ingegeven door commerciële belangen en historisch-religieuze trauma’s dan door diepe kennis. Vervolgens zou het goed zijn de verschillende tradities op hun eigen grond tegemoet te treden. Zo wordt in het stuk Mahāyāna en Zen als synoniemen ingezet, terwijl geen van de genoemde stellingen over non dualisme, oergrond, of de geest door het Tibetaans Boeddhisme geaccepteerd zouden worden.
Bovendien is je beklagen over Mahāyāna superioreitsgevoelens, terwijl je Theravāda Boeddhisme als authentiek en Mahāyāna als latere ontwikkeling poneert, tegenstrijdig. Dat is van van hetzelfde laken een pak. De Tibetaanse traditie accepteert niet alleen de Theravāda traditie integraal en de gemiddelde Geshe bestudeert het een goede tien jaar, maar ze stellen eveneens dat het beoefenen ervan noodzakelijk is voor verlichting. Over prioriteiten op het pad kunnen we het oneens zijn, maar een goed begin zou wat mij betreft liggen in wederzijds acceptatie en waardering, i.p.v. een denigrerende houding vol stroman argumenten.
Om van die laatste een goed voorbeeld te geven: geen enkele Mahāyānist zegt dat Arhats geen compassie hebben, sterker nog, ze stellen dat Arhats onmetelijke compassie hebben. Het verschil ligt in de motivatie waarmee de bodhisattva Nirvāṇa nastreeft: niet alleen voor persoonlijke bevrijding, maar t.b.v. alle levende wezens en daarvoor bovendien een groter scala aan kwaliteiten ambieert. Zover ik weet zijn de Theravāda en Mahāyāna tradities daar het eigenlijk over eens.
Een tweede voorbeeld is de suggestie dat Mahāyāna ethiek ambigu zou zijn, terwijl het dat net zo min is als Theravāda moraliteit. De ethische lading van een handeling wordt bepaald door de intentie waardoor deze ingegeven is. De Mahāyāna traditie heeft simpelweg meer nuance uitgewerkt om te beantwoorden aan de variëteit aan de kant van de levende wezens die geholpen moeten worden.
Tenslotte: voor de canonieke geschriften, de sutras, van alle tradities geldt dat de historische horizon ergens tussen de eerste eeuw voor en de eerste eeuw na Christus ligt. Hoewel veel Mahāyāna sutras zeker extravaganter zijn, heeft de Boeddha in alle tradities bovenmenselijke karakteristieken en wemelt het van de goden, vliegende yogis en wonderdaden. Ook is er evident op de Mahāyāna sutras lang uitgeweid, maar geen van beide aspecten is voldoende om de authenticiteit van de ene collectie boven die van de andere te verheffen. Alle boeddhistische tradities zijn historische ontwikkelingen geworteld in de woorden van de Boeddha. Hoe ze zich precies verhouden tot deze woorden die de eerste volgelingen hoorden zullen we echter nooit kunnen achterhalen. Deze gedachte zou tot enige nederigheid moeten manen.
Arjan Schrier zegt
Dit is heldere taal. Elke stroming kent zijn ‘preciezen’ en ‘rekkelijken’. Maar dat hoeft inderdaad een open houding niet in de weg te staan.
De grootste uitdaging ligt erin om al het boeddhisme te exploreren en elkaar op voet van gelijkwaardigheid de hand te reiken en in dialoog te gaan. Geen malle symbioses schrijven, maar verschillen leren onderkennen en respecteren.
Mooi gezegd, dank je.
Gerry Verbeek zegt
Onderzoek alles, behoud het goede;-)
Eerlijk zelfonderzoek – de ‘rest’ is m.i. slechts theorie. Namaste
Gerben zegt
“De grootste uitdaging ligt erin om al het boeddhisme te exploreren en elkaar op voet van gelijkwaardigheid de hand te reiken en in dialoog te gaan.” Dat is mij uit het hart gegrepen Taigu, dank daarvoor.
De Boeddhistische stromingen verschillen op onderdelen wezenlijk van elkaar. De context van de stroming is belangrijk voor de vruchten van de beoefening. Zo werkt dat in een wereld die gekenmerkt wordt door ‘afhankelijk ontstaan’. Dat is helemaal niet erg. Ze bieden de beoefenaar de mogelijkheid om de grote reikwijdte van de dhamma in AL haar facetten te onderzoeken, niet slechts de dominante facetten van één bepaalde stroming. Voorwaarde is wel dat een stroming grondig wordt onderzocht. Modern shoppen leidt daarin niet tot verdieping. De leidraad van Gendun van 10 jaar vind ik daarin wel passend. Niet als absolute norm, maar wel als hint dat het lang duurt voordat je bekend bent met een stroming en van daaruit de behoefte kan ontstaan om facetten van een andere stroming te onderzoeken. Volg daarin vooral je hart en niet de meningen van anderen over de ‘juiste Boeddhistische stroming’, ook al zijn die meningen afkomstig van gerespecteerde leraren.
Zelf heb ik jarenlang binnen de Therevada traditie beoefend en sinds een paar jaar exploreer ik facetten van het Mahayana Boeddhisme. Dat is meer een natuurlijk proces dan een zoektocht naar het ‘juiste Boeddhisme.’ Beide ben ik zeer erkentelijk. Ik zou van daaruit niet kunnen zeggen dat het ene beter is dan het andere.
G.J. Smeets zegt
“Ik zeg al deze dingen niet zonder een zekere pijn in het hart, maar is het na vijfentwintig eeuwen nu echt niet mogelijk het een en het ander in ieder geval voor gelijkwaardig aan te zien?”
Dat is mogelijk, Taigu, maar gemakkelijk is het, zeker niet voor clubs die vooral een mannen-ding zijn zoals het boeddhisme. Tribalisme (‘wij’ tegenover ‘hen’) is genetisch eigen aan homo sapiens, all over the world. Zie voor details https://www.foreignaffairs.com/articles/2019-02-12/your-brain-nationalism?
zeshin zegt
WWW = Wereld Wijde Web van verwarring
(buiten schijnt de zon, soms regen)