Bertjan Oosterbeek bracht in 2011-2012 een jaar door in het zenklooster Sogenji (Okayama – Japan) om zen te studeren bij zenmeester Shodo Harada Roshi. Eind april 2012 keerde hij terug naar Nederland. Vol van verhalen natuurlijk.
Toen de Boeddha op de berg Grdhrakuta was, draaide hij een bloem rond tussen zijn vingers en hield haar voor de ogen van zijn toehoorders. Iedereen was stil. Alleen Mahakasyapa glimlachte bij deze openbaring, hoewel hij probeerde zijn gezicht in de plooi te houden. Boeddha zei: ‘Ik heb het oog van de ware leer, het hart van Nirvana, de ware aanblik van de niet-vorm, en de onuitsprekelijke stap van Dharma. Het wordt niet door woorden uitgedrukt, maar in het bijzonder overgebracht door boven het onderricht uit te stijgen. Deze leer heb ik gegeven aan Mahakasyapa. (Mumonkan nr. 6. In Paul Reps, Ankh-Hermes 1968: Zen-zin, Zen-onzin).
‘Als het weer goed is, ga dan naar buiten om te werken. Als het regent, blijf dan binnen om te studeren.’ Dat schijnt de Roshi wel eens gezegd te hebben. Maar helaas betekende regen voor ons niet dat we lekker binnen mochten blijven met een boekje op schoot. Als het buiten regende, dan werkten we dus gewoon binnen. En meestal waren dat net de vervelendste klusjes. De dikke lagen stof die op de vloeren van de verschillende schuurtjes lag opvegen, de rotte groenten in de cura uitzoeken en opruimen, met je handen vol schrammen tot op de draad versleten harken en bezems repareren (ook al kostten die nieuw bijna niks), of – en dat vond ik het ergste – de talloze kleine vierkante ruitjes, waarvan Sogenji er letterlijk honderden heeft, wassen met oude kranten en een klein beetje schoonmaakmiddel. Vooral ook omdat ze erna met alle strepen meestal nog viezer waren dan ervoor.
Nee, werken heeft in Sogenji echt de prioriteit boven studeren. Niet dat er geen boeken zijn, integendeel. Er is zelfs een aparte sutra library waar in kartonnen dozen letterlijk duizenden klassieke Japanse teksten langzaam tot stof liggen te vergaan, domweg omdat er geen geld is om ze beter op te bergen. En er is ook een goed gevulde bibliotheek met Engelse, Duitse, Franse en zelf een paar Nederlandse boeken, vaak achtergelaten door oud-studenten en bezoekers. En daar vind je – naast natuurlijk boeken met de soetra’s en boeken over het zenboeddhisme – ook gewone romans. Zelf heb ik in Japan voor het eerst dat prachtige boek van Janwillem van de Wetering De Lege Spiegel gelezen… in Engelse vertaling!
Aan de hoeveelheid boeken ligt het dus niet. Het is meer dat de zentraditie al die boeken eerder als een obstakel dan als een zegen ziet. Dat ligt overigens niet aan de boeken, maar vooral aan de studenten…
Al dat gestudeer leidt uiteindelijk tot niks. Want hoe meer je loopt te denken en te analyseren, of mooie verbanden probeert te leggen, des te meer dénk je te begrijpen. En dat natuurlijk veel beter dan ‘al die anderen’ die er helemaal niks van snappen. En die – als je het probeert uit te leggen – helemaal niet in jouw mooie gedachten geïnteresseerd blijken te zijn. Of erger: het zelfs beter denken te begrijpen dan jij. Hoe halen ze het in hun hoofd!
Maar door al dat denken maak je het voor jezelf alleen maar moeilijker om in te zien waar het in het boeddhisme werkelijk om gaat. Want je kunt alles van het boeddhisme begrijpen, zonder er ook maar íets van te snappen. ‘There is no need to understand anything,’ zegt de Roshi. ‘True zazen is continued clear mind moments in everything you do.‘
Zenmeester Foyan (1067-1120) was dan ook niet mild toen hij zijn volgelingen toesprak: ‘In feite is er geen echte leer waarop jullie allemaal uitvoerig kunnen kauwen of waarover je kunt redekavelen … Jullie verslijten dit voor het zoeken naar het allerhoogste en maken het tot jullie religie. Dit is echter ronddolen in den blinde. Hoe harder jullie rennen, hoe verder jullie ervan verwijderd zijn. Jullie matten jezelf alleen maar af, en wat levert dat uiteindelijk voor heil op?’ (In Jack Kornfield: “Na het feest komt de afwas”, Panta Rhei Uitgeverij 2009, blz. 98).
True zazen is continued clear mind moments in everything you do. En dus ook bij het vegen, rotte groenten opruimen, bezems repareren, ruitjes wassen… en misschien zelfs wel bij het studeren. Maar dat laatste is voor de meeste zen studenten voorlopig nog véél te moeilijk. Eerst maar eens goed oefenen met die andere dingen. Dat is al lastig genoeg.
Boeddha draait een bloem rond. En ik zie mijzelf daar ergens in de menigte zitten – misschien wel naast Ānanda, die alle leerredes van de Boeddha uit z’n hoofd kent. Terwijl ik naar die bloem kijk, breekt het zweet me uit: ‘Wat bedoelt de Boeddha hiermee?!?’ En naast me kijkt ook Ānanda ernstig, z’n blik naar binnen gekeerd. Ergens vooraan zie ik Mahakasyapa zitten. Hij kijk naar de bloem en glimlacht. Nenge misho. Als enige. There is no need to understand anything.
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
(c) 2012 Bertjan Oosterbeek
* Nenge Misho: Seeing the flower and smiling.
De kalligrafie is van Harada Roshi.