Het is een bekende redenering: ‘Hoe kan een God van liefde in godsnaam het lijden toelaten?!’. Terechte boosheid. Of toch niet?
De echte vraag is of er een God is die correspondeert met wat mensen over hem beweren. Het woord ‘God’ bestaat alleen dankzij mensentaal. Godsdiensten verschillen bovendien sterk in hun godsbeelden. Zelfs gelovigen van een zelfde godsdienst kunnen onderling uiteenlopende versies van hun God hanteren.
Als je in je boosheid God afschaft, ontdoe je je van een versie, ook al denk je de echte, werkelijke God weg te doen. De vraag is niet of God er is, maar of de versie juist is. Klopt bijvoorbeeld deze versie wel die de liefdevolle God tegelijk het vermogen tot ingrijpen toeschrijft? Er zijn ook versies die kwetsbaarheid en mede-lijden benadrukken als goddelijke eigenschappen. In alle versies klinken menselijke ervaringen mee: de strenge vader, de zorgzame moeder, straf en beloning, de noodzaak om het lijden te begrijpen.
Vanwege die veelheid aan versies ligt boosheid om tegenstrijdigheden, zoals die tussen liefdevol zijn en toch lijden toelaten, voor de hand. Of ook die tussen Gods almacht en de menselijke vrije wil.
‘God’ is een puzzelwoord waar mensen mee spelen omdat hun leven op het spel staat.
bart zegt
heel mooi, maar laat het dan ook buiten beschouwing.
Henk van Kalken zegt
Waarom zou je dat buiten beschouwing moeten laten, het werkwoord ‘beschouwen’in aanmerking genomen?