Velen van ons hebben de laatste uitzending van het televisieprogramma “Even tot hier” gezien, waarin Youp van het Hek een parodie zong van een van zijn meest bekende liedjes: “Flappie”. Het lied dat hij zong heette dit keer “Wappie”. Overigens heeft Facebook de officiële clip van de website van “Even tot hier” verwijderd. Blijkbaar vist Facebook graag in troebel water en wil ze sympathie kweken bij de wappies.
Een wappie is iemand die niet gelooft in het bestaan van een corona-epidemie en denkt dat alle drukte en voorzorgsmaatregelen berusten op een kwaadaardig complot. Tijdens de laatste persconferentie van minister-president Mark Rutte hebben ze de aandacht op zich gevestigd door aan de rand van de Hofvijver op potten en pannen te slaan en op fluitjes te blazen, zo hard dat ze op de achtergrond hoorbaar waren.
Ketelmuziek
Het geluid van blikken trommels en fluitjes deed me onwillekeurig terugdenken aan de eerste keren dat ik een Tibetaanse eredienst bijwoonde. Ook daar wordt veel misbaar gemaakt door middel van trommels, bellen, bekkens en toeters, zij het dan dat deze wat regelmatiger en ritmischer klinken dan de ketelmuziek net buiten het torentje. Indiase poeja’s komen meer in die richting vanwege de Indiase voorliefde voor chaos.
Waar de wappies het coronavirus ontkennen, ontkennen de Indiërs en de Tibetanen fijnstof. Tijdens de poeja of eredienst worden er vaak enorme hoeveelheden kaarsen of boterlampjes gebrand die samen met de bossen wierook de longen een ervaring geven die niet onderdoet voor die van een drukke snelweg tijdens het spitsuur. Indiërs zwaaien vaak stellages met brandende kaarsen voor hun gezicht in grote cirkels, zodat de vlammen goed flakkeren en de fijnstofproductie maximaal wordt, waarna met de andere hand de lucht naar het gezicht wordt bewogen zodat zoveel mogelijk fijnstof in longen terechtkomt.
Een andere overeenkomst is dat in beide gevallen ketelmuziek wordt geproduceerd uit ideële motieven. In het geval van de Indiërs en de Tibetanen is het de bedoeling om de aandacht te trekken van niet bestaande wezens, die geen fysieke oren hebben, om hen er zodoende een plezier mee te doen. Na afloop heeft men dan een goed gevoel over zichzelf omdat men zijn plicht, misschien zelfs wel zijn best heeft gedaan. Men hoopt dat dit genoeg is om deze niet-bestaande wezens te vermurwen voor elkaar te krijgen wat men zelf graag wil, maar niet kan volbrengen.
Harmonie en geloof
In China is men inmiddels tot bezinning gekomen. Daar heeft men de productie van fijnstof in de tempels aan banden gelegd door op verschillende plaatsen het branden van wierook te verbieden. Ketelmuziek staat echter ook daar in hoog aanzien. In de vijfde eeuw voor het begin van onze jaartelling prees Confucius rituelen met ketelmuziek zelfs aan als het meest geëigende middel om harmonie in de maatschappij te brengen. Er is in dat opzicht nog weinig veranderd, getuige de leeuwendansen die binnenkort tijdens de viering van het Chinese nieuwjaar weer op verschillende plaatsen zullen worden gehouden. 25 Eeuwen later zijn de wappies aan de andere kant van de aardbol nu blijkbaar tot hetzelfde inzicht gekomen.
Dat laatste zal niet iedereen even gemakkelijk herkennen. Streven de wappies nu wel echt naar harmonie? Is het niet zo dat ze juist chaos willen? Zelf zeggen ze dat ze bezwaar hebben tegen de coronamaatregelen omdat ze niet geloven dat er zoiets als corona bestaat. Ze zetten kennelijk hun geloof in tegen de wanorde die volgens hen door het virus wordt veroorzaakt. Ze streven daarom wel degelijk naar meer harmonie. Het inzetten van het geloof tegen maatschappelijke problemen is in de Lage Landen lange tijd zeer populair geweest. Men placht toen gelovigen die te veel misbaar maakten en zich niet konden vinden in het geloof van de meerderheid, ter lering en vermaak op de grote markt op te stoken. Dit laatste gaat nu niet meer omdat alle evenementen zijn verboden en dan heb ik het nog niet eens over het fijn stof.
Als ik terugdenk aan mijn actieve jaren bij het Tibetaanse boeddhisme, dan realiseer ik me dat ook ik toen het geloof inzette tegen de wanorde, terwijl ook ik ketelmuziek produceerde. Trommelen, toeteren en zinloze teksten opzeggen, ik heb het allemaal gedaan, omdat ik geloofde dat dit de wanorde in mijn geest tot bedaren zou brengen. Ik weet niet of dit gelukt is, ik laat het oordeel graag aan anderen over, maar het brengt mij op de gedachte dat ik op mijn manier misschien ook wel een soort wappie ben geweest.
De deuren langs
Misschien is het ook wel hierdoor dat de wappies zoveel aandacht krijgen. Wij voelen plaatsvervangende schaamte. We zijn verontrust over het feit dat mensen zoals wij zomaar iets kunnen geloven dat wij zelf ons niet kunnen voorstellen. Geloven dat je als je lang genoeg op je krent zit kunt gaan zweven of oplossen in licht, dat gaat nog. Geloven dat er 2000 jaar geleden een maagd zwanger raakte van een niet bestaand wezen en dat haar kind na ruim 30 jaar met huid en haar door de stratosfeer heen is opgestegen naar een planeet die nog door geen enkele ruimtetelescoop is waargenomen, ach, smaken verschillen nu eenmaal. Maar geloven dat iets waar dagelijks de media vol van zijn niet bestaat en dat er een elite is van parasieten die zich jong houden door het leven te zuigen uit onschuldigen, ja, dat is een belediging van de mensheid. Er zijn per slot van rekening grenzen.
Dit leidt ons naar de vraag waarom wij in het algemeen iets geloven en waarom we zo’n geloof niet gewoon in stilte kunnen belijden. Het tweede gedeelte van de vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden: iets in je eentje geloven is verschrikkelijk saai en bovendien heb je dan steeds het gevoel dat je je geloof zelf heb verzonnen. Dat is de dood in de pot voor een geloof. Als je nu weet dat iemand anders dezelfde overtuiging heeft, krijg je eerder het gevoel dat het wel waar moet zijn. Dit wordt nog versterkt als je elkaar laat merken dat je hetzelfde gelooft. Dit is de reden waarom weinigen hun geloof alleen voor zichzelf kunnen houden. Als je daar nu lang genoeg mee doorgaat, wordt het op den duur vanzelfsprekend dat er iets mis is met mensen die iets anders geloven. Het schiet je dan opeens te binnen dat je eigenlijk de wereld een stukje beter maakt als je die sukkels, die er nog niets van hebben begrepen, hun dwalingen laat inzien. Dan komt er een moment dat je ‘s ochtends vroeg met een bijbel in je aktetas de deuren langsgaat, of bij het torentje van de minister-president je potten en pannen gaat mishandelen.
De troost van het absurde
Geloof is dus een bescherming tegen onverwachte veranderingen, het geeft een gemeenschapsgevoel waardoor je je veilig voelt. Hoe meer de geloofsgemeenschap onder druk komt te staan, hoe sterker de behoefte aan gemeenschapsgevoel wordt gevoeld. Je hoeft gemeenschapsgevoel niet te kopen, je krijgt het door samen iets te geloven. Met andere woorden hoe meer veranderingen er plaatsvinden hoe meer je je geloof nodig hebt.
Wat hierbij opvalt, is dat het niet zoveel uitmaakt wat je nu precies gelooft. Wat het geloof sterk maakt, is de druk van buiten, daarom kun je ook niet van je geloof af gebracht worden door logische of wetenschappelijke argumenten. Die worden immers allemaal aangevoerd door mensen die er niets van begrijpen!
De christelijke kerkvader Tertullianus (ca. 160 – ca. 230) schreef al in zijn boek De Carne Christi (Over het vlees van Christus): Credo quia absurdum (ik geloof omdat het absurd is, hij gebruikt eigenlijk een langere zin maar die komt op hetzelfde neer). Daarbij komt nog dat de Franse socioloog David Émile Durkheim (1858 – 1917) ontdekte dat religie niet anders is dan het cultiveren van het gemeenschapsgevoel. Religie is het besef dat er een macht bestaat die boven onze eigen vermogens en begrippen uitstijgt, en dat is precies de macht van de gemeenschap. Hij constateert in zijn boek over religie dat tijdens de Franse revolutie alles wat ook maar iets te maken had met religie werd afgeschaft. Op het zelfde moment echter vormden de idealen van de revolutie, het vaderland, de vrijheid en de rede op hun beurt weer een nieuwe religie. De filosoof Marc Richir beschrijft hoe tijdens deze revolutie in 1794 de plaats van de macht leeg kwam en daarbij het symbool van het Franse gemeenschapsgevoel was verdwenen. Er was een uitwisseling tussen de omwentelingen van de politieke machtsstructuren, van het gemeenschapsgevoel en van het zingevingskader. De revolutie werd daardoor de nieuwe religie. Dat was het enige wat men nog met elkaar gemeen had, het enige dat de gemeenschap nog kon garanderen.
De ellende van lekkage en de lekkage van de ellende
Wat heeft dat allemaal te maken met onze wappies? We leven op dit moment in een tijd van onzekerheid. Het kapitalisme, de politieke ideologie van de grootste partij van Nederland, is failliet. Wat leraren maatschappijleer generaties lang in alle scholen van Nederland de jeugd trots hebben verkondigd, is een leugen. Een van de belangrijkste principes ervan, het zogenaamde ‘trickle-down’ of doorsijpel-principe is wetenschappelijk onhoudbaar gebleken. Het is het idee dat als de rijken rijker worden, de armen daarvan profiteren en vanzelf ook rijk worden. De voorstanders geloven dat dit een natuurwet is en dat iedereen dus vanzelf gelukkig wordt. Daarnaast is een principe dat misschien nog wel belangrijker is, het principe van de onbegrensde groei vanwege de klimaatcatastrofe totaal absurd gebleken. Het kapitalisme heeft van ons allemaal eenzame egoïstische consumenten gemaakt. Enerzijds veroorzaken we de klimaatcatastrofe door ons verspillend koopgedrag, anderzijds maken we onszelf en anderen arm en ongelukkig omdat we niet genoeg verspillen. Het hoogtepunt is de Zwarte Vrijdag waar we ons arm kopen door de kortingen, maar een depressie daardoor niet kunnen voorkomen. Tegelijkertijd is de kloof tussen arm en rijk, een voorwaarde voor de doorsijpeleconomie, enorm gegroeid. Rijkdom en geluk blijken echter een soort lachgas te zijn, ze sijpelen niet naar beneden, wel armoede en ellende dat zich bij de armen ophoopt.
De mensen aan de onderkant van de samenleving voelen zich in de boot genomen. Ze voelen zich bedrogen door de ongekende luxe die de reclame hen elke dag belooft, ze voelen zich bedrogen door de positieve praatjes van de politici in de media en ze voelen zich bedrogen doordat de saamhorigheid in de buurt, in het dorp en in de familie door de politiek kapot is gemaakt. En nu wordt door een virus het laatste restje hen ook nog afgenomen.
De symboliek is maar al te duidelijk: de elite bestaat uit vampiers, ze voeden zich zelfs met het bloed van onschuldige kwetsbare baby’s, de politiek is een groot complot om de macht en de wetenschap wil de mensen inspuiten met nano-computers om ze hun wil te ontnemen. Het gaat er niet meer om of het waar is, maar om hoe het voelt. Het enige wat je nog kunt doen is wat ketelmuziek produceren aan de voet van de ivoren toren van de macht. Samen tegen iedereen. Intussen klinkt in vele Tibetaanse tempels over de gehele wereld ketelmuziek voor ‘het welzijn van alle levende wezens’.
Piet Nusteleijn zegt
De conclusie zou toch moeten zijn van dit stuk, dat er niets is om (in) te geloven. En wat gebeurt er dan?
Zijn we daar niet bang van?
Wanneer het bedrog wordt doorzien. Dat er echt niets meer (van) overblijft. Gaan we de straat op?
Voor wat? We lijken elkaar steeds iets voor te blijven houden aan houvast. Laten we bidden…dat zei de voorganger.
Maar ja, die gaan ons ook al niet meer voor. We moeten door, door de treurigheid. De namen van de treurigheid is niet het ding.
Zo’n bodhiwappie tekst met deze slotalinea is al met al treurig. Voor mij althans. Ketelmuziek.
ary everhardus zegt
Een preek voor eigen kerk. De kans dat deze boodschap aankomt bij de in dit stukje zo nauwkeurig omschreven groep plebejers is nihiel. Beter zou het zijn, de storm over te laten trekken, zich verre te houden van politiek gekrakeel en zich te richten op de essentie van het boeddhisme. Dat is een betere remedie tegen de wirwar van emoties, dan het cynisme en de opinievorming die nu tentoongespreid wordt.
Joost zegt
Eens Arie, maar ook de boodschap van de verhevene snijd geen hout bij de plebejers.
ary everhardus zegt
Wanneer je verre reizen maakt om naar ik aanneem je geest te verrijken en dan slechts fijnstof en “bijgeloof” registreert. Verder je eigen visie en houvast projecteert als op de boeddhistische leer gestoelde bagage, dan is de hoogmoed in dit denken een groter obstakel dan behoren tot de groep mensen (wappies?) die de auteur in het stukje beschrijft.
Peter Samwel zegt
Blijkbaar vist Facebook graag in troebel water en wil ze sympathie kweken bij de wappies.
Deze zin in bovenstaand artikel geeft de positie en visie van de schrijver onnodig weer. Niet genuanceerd, lijkt me.
Jammer, want zo raak je lezers kwijt.
Piet Nusteleijn zegt
Je zou het juist goed moeten vinden wanneer het duidelijk is vanuit welke positie een schrijver schrijft en z’n mening geeft. Elke mening, elk standpunt, kent zijn beperking en is in die zin “onwaar”. Lees: niet volledig. Jij noemt dit “genuanceerd”?
Maar goed, zeg jij nu dat je “duidelijke, te traceren opvattingen” niet meer gaat lezen?
Omdat jezelf een andere mening hebt?
Dan kan je wel ophouden met lezen en bestuderen. Bijna niemand deelt volledig je persoonlijke visie. Bovendien, wanneer je je persoonlijke mening en opvatting eens goed tegen het licht houdt zal je moeten concluderen dat je iets uitdraagt “wat eerder gezegd en eerder je geleerd is”.