Rico Kremer is geestelijk verzorger, dit wil zeggen humanistisch geestelijk verzorger, geen pastoor of dominee. Hij benoemd en aangesteld door het Humanistisch Verbond. Op zijn werkplek in het verpleeghuis Bosch en Duin aan de Scheveningse Weg in Den Haag houdt hij zich sinds zes jaar bezig met vragen over leven en dood en de zin ervan. Het kan nooit kwaad hierbij stil te staan, maar deze vragen lijken onlosmakelijk verbonden met de laatste levensfase. Of die levensfase de werkelijk de laatste is, daarover is verschil van mening mogelijk, maar daar gaat dit artikel niet over. Wat is goed sterven? Hoe kan iemand zichzelf en anderen daarop voorbereiden? Een vraaggesprek over afscheid, angst en woede en misschien over steun, troost en mededogen.
Goed sterven
‘Goed sterven is volgens mij – als ik naar de bewoners kijk – sterven zoals iemand dit zélf wil.’ Misschien verschilt het niet veel van hoe hij zelf zou willen sterven. Rico wil sterven zoals hij leefde. ‘Nogal, algemeen, maar het betekent onder andere dat het dragelijk is, dat het mogelijk is om afscheid te nemen en te zeggen wat nog gezegd moet worden. Maar ik begrijp heel goed dat mensen hier in het verpleeghuis er de voorkeur aan geven ’s morgens niet meer wakker te worden, zonder hun dierbaren.’
Ze willen hun kinderen en kleinkinderen niet met hun sterven belasten en veel dierbaren zijn er op hun hoge leeftijd vaak niet meer. Weer anderen kiezen juist wel voor een afscheid waar dierbaren bij zijn. Een van de voorbeelden waar hij met tevredenheid op terug kijkt: ‘Er worden kerkelijke liederen gezongen, een verhaal voorgelezen. ‘Ach ma, weet je nog,’ zegt een dochter, pakt haar moeders hand en moeder knikt. Een serene rust, de familie staat in een kring rond de oude dame. Dat is goed voor al die mensen, hoeveel verdriet ze ook hebben, denk ik dan.’ Goed is ook de ruimte voor verdriet, want het gemis komt immers toch, op verjaardagen, op hoogtijdagen of als een kleinkind geboren is.
Bij het afscheid speelt de geestelijk verzorgen naar eigen zeggen een bescheiden rol. Hulp bij de keuze van een lied of verhaal, of hij neemt iemand bij de hand: ‘Laat je moeder toch los, laat haar toch gaan. Ga bij haar zitten, kijk naar je verdriet en wat het met je doet.’
Hoewel Rico humanistisch raadsman is, geeft hij nooit advies of raad. Sterven moet men bij de sterven en de dierbaren laten, vindt hij principieel. Hij is dan ook geen regelneef. Als iemand niet meer in staat is zelf te handelen, dan wil hij graag een dienst bewijzen door bijvoorbeeld: ‘Nog een keer de zoon vragen of hij wil komen, want moeder wil hem vertellen dat ze spijt heeft.’ Soms komt hij met een teleurstellend bericht terug. ‘De bewoner probeer ik dan te steunen in het feit dat dit zo óók goed is, want sommige dingen zijn niet af te dwingen er is gedaan wat mogelijk is.’
Machteloosheid
Schuldgevoel en verdriet kunnen een negatieve invloed hebben op het sterven. De ouderen onder de verpleeghuisbewoners hebben tijd gehad om met dingen in het reine te komen en hebben dat ook vaak geprobeerd. Anders is het voor de jongeren op de intensieve zorg unit. Zij zijn tussen de twintig en vijftig jaar oud en hebben hoop op verder leven vaak nog niet opgegeven. ‘Ik stel ze daar weleens vragen over. Ben je bang voor de dood? Of zal ik mijn mond dicht houden? Ze vinden dit soms heel verrassend!’
Pijn kan ook van grote invloed zijn. De een heeft veel pijn, maar verdraagt het. Een ander kan dat ondanks goede medicatie niet en wordt angstig. Dat is heel persoonlijk en heeft met iemands levenshouding te maken. ‘Een enorme angst kan vervolgens om zich heen grijpen. Als geestelijk verzorger ben ik volkomen machteloos en ga ‘naast’ de bewoners. Dat blijkt soms precies voldoende. Ik noem dit de ‘fellowship of the weakest!’
Een wel heel duidelijk voorbeeld van deze kracht van machteloosheid is de anekdote over de indiaan die zijn hele familie had verloren. Hij stond zwijgend middenin een veld, at en dronk niet meer en wilde niet terug naar het dorp. Wat anderen ook probeerden, het mocht niet baten. Toen kwam iemand naast hem staan, zwijgend. En nog iemand tot er een hele groep mensen stond, die niets zeiden en niets konden doen dan alleen naast hem staan in zijn leed. Totdat de man het ‘goed’ vond en met de groep terugging naar het dorp.
Vertrouwen
Leven na de dood is een vaak voorkomend gespreksonderwerp. Zo’n zeventig procent van de stervenden is nieuwsgierig naar wat komt, twintig procent weet precies wat zij kunnen verwachten en vijf procent wil er niets van weten, is de ervaring van de humanistisch raadsman. De meeste mensen worden geconfronteerd met spiritualiteit en godsdienst. Dat roept vragen op en nieuwsgierigheid naar wat er met hun identiteit gebeurt nadat zij overleden zijn. De hoop dat er nog iets bestaat na de dood is heel sterk. De beelden die mensen schetsen verwijzen vaak naar verhalen uit de kindertijd. Soms zijn de beelden heel concreet, soms vaag. ‘Het gros heeft het idee dat het er goed is, en dat is heel bijzonder.’
Onder de twintig procent die precies weet wat hen te wachten staat, is een groep die afvraagt of ze er in het hiernamaals er wel goed vanaf komen. Meestal hebben zij een orthodox katholieke of streng protestantse achtergrond. Gelovige mensen hebben steun aan hun geloof als zijn sterven. Rico Kremer, die gereformeerd opgevoed is, kreeg dit vaak te horen. Maar in zijn werk merkte hij dat gelovigen het vaak het moeilijkst hebben op hun sterfbed en sommigen raken volkomen in paniek. ‘Dan is het echt een gevecht met het onbekende, dat voor hen juist zo bekend is. Soms heb ik geluk met mijn gereformeerde opvoeding, want ik ken een paar heel mooie psalmen en gezangen, die ik ga zingen. Dan worden ze meestal rustig en denken: ‘O ja, ik moest vertrouwen hebben!’
Kees Moerbeek, met dank aan Rico Kremer
Piet Nusteleijn zegt
Wat een mooie anekdote van de indiaan.
Over kracht van machteloosheid gesproken!